Samenvatting OWG's Blok 2 Deel I Academie Verloskunde Maastricht
0 purchase
Course
OWG
Institution
Hogeschool Zuyd (HZ)
Uitwerkingen van OWG 2.8 t/m OWG 2.14 van Academie Verloskunde Maastricht. Inclusief probleemstellingen en leerdoelen.
Bevat uitwerkingen over o.a. afwijkende hoofdliggingen, wondgenezing, het kraambed, pathologie in het kraambed, borstvoeding en de nacontrole,
OWG 2.1 Integrale geboortezorg
Probleemstelling:
Hoe is de verloskundige zorg in Nederland georganiseerd?
Leerdoelen:
1. Met wie werkt een verloskundige samen en wat zijn hun functies?
2. Welke samenwerkingsverbanden zijn er landelijk en regionaal?
3. Wanneer en naar wie mag een verloskundige doorverwijzen?
4. Wat houdt de sociale kaart in en hoe kan de verloskundige hier gebruik van maken
5. Binnen welke wettelijke kaders werkt een verloskundige?
6. Hoe wordt de geboortezorg bekostigt en hoe wil men de integrale geboortezorg bekostigen?
,1. Met wie werkt een verloskundige samen en wat zijn hun functies?
(Klinisch) Verloskundige ➔ Het deskundigheidsgebied van de verloskundige is het zelfstandig
verlenen van preconceptionele en prenatale zorg, het leiden van een normale baring en het
begeleiden van moeder en kind tijdens de kraamperiode.
Kraamzorg ➔ de verloskundige of huisarts te assisteren tijdens de bevalling thuis. Verder verzorgt zij
moeder en kind gedurende de kraamperiode thuis. Zijn er kraamzorgbezoeken afgesproken, dan
verleent de kraamverzorgster deze zorg tweemaal per dag gedurende een uur. Bij dagkraamzorg is zij
vijf tot acht uur bij de kraamvrouw thuis en voert zij ook huishoudelijke taken uit, onder andere de
verzorging van andere kinderen.
Consultatiebureau ➔ (CB) is een organisatie die de gezondheid, ontwikkeling en groei van het kindje
volgt. Hier krijgen ouders gratis advies en medische zorg voor hun kind. Vanaf de geboorte tot het
kind 4 jaar is, brengen ouders regelmatig een bezoek aan het consultatiebureau. Een paar dagen na
de geboorte komt het consultatiebureau bij de kraamvrouw thuis om de gehoortest en hielprik af te
nemen.
Lactatiekundige ➔ deskundige op het gebied van borstvoeding. Deze expert kan vrouwen helpen
met problemen rondom het voeden van hun kindje. Daarnaast kunnen vrouwen bij haar terecht voor
algemeen advies en tips over borstvoeding en alles wat daarbij komt kijken.
Gynaecoloog ➔ is gespecialiseerd in het begeleiden en behandelen van vrouwenaandoeningen en
-ziektes. Ze houden zich bezig met gynaecologie (menstruatiestoornissen of
hormoonbehandelingen), onvruchtbaarheid, verloskunde, urogynaecologie
(incontinentieproblemen) en oncologie. De gynaecologen begeleiden risicovolle bevalling in het
ziekenhuis en voeren sectio´s uit. Daarnaast mag een gynaecoloog ook 3e en 4e graads rupturen
hechten.
Doula ➔ ervaren en kundige vrouw die ondersteuning biedt tijdens de zwangerschap, de bevalling
en de periode erna op fysiek, emotioneel en mentaal gebied.
Huisarts ➔ doorgaans komt de zwangere eerst bij de huisarts om de diagnose zwangerschap te laten
stellen. De arts kent de vrouw meestal al voor de zwangerschap en kan haar adviezen geven over
bijvoorbeeld het gebruik van geneesmiddelen en over indicaties voor antenatale diagnostiek.
Complicaties in het eerste trimester (dreigende abortus, abortus in gang, extra-uteriene graviditeit)
worden vaak door de huisarts of door huisarts en gynaecoloog samen behandeld. De huisarts
verwijst de zwangere op grond van anamnestische of medische gegevens naar de verloskundige of
naar de specialist-obstetricus. Hij wordt geraadpleegd in verband met klachten tijdens de
zwangerschap en de verloskundige vraagt hem in consult bij complicaties in het kraambed wanneer
de bevalling thuis plaatsvindt.
Verpleegkundige ➔ verlenen verpleegkundige zorg voor zwangeren die zijn opgenomen met
complicaties, de assistentie van arts en verloskundige bij de begeleiding van de bevalling en de
verpleegkundige zorg voor kraamvrouw en pasgeborene.
Kinderarts - neonatoloog ➔ bij pathologie van het kind wordt de kinderarts in het ziekenhuis in
consult gevraagd door de gynaecoloog-obstetricus. Een dergelijk consult kan ook door de eerste lijn
worden gevraagd. In veel ziekenhuizen is de kinderarts aanwezig bij risicobevallingen
(vroeggeboorte, kunstverlossingen, stuitligging).
,2. Welke samenwerkingsverbanden zijn er landelijk en regionaal?
Integrale geboortezorg ➔ gehele traject van zorg vanaf de preconceptie fase tot en met de eerste zes
weken na de geboorte, inclusief de samenwerking met en/of overdracht naar de kraamzorg, de
jeugdgezondheidszorg (JGZ), huisarts en/of op indicatie de overdracht of verwijzing naar andere
zorgverleners, zoals bijvoorbeeld de kinderarts.
Vanaf de preconceptie fase tot het jonge ouderschap kan de (aanstaande) moeder rekenen op:
• respect en ruimte voor eigen regie (gezamenlijke besluitvorming, keuzevrijheid en informed
consent);
• optimale, empathische begeleiding en zorg passend bij een individuele situatie;
• door daarin (toetsbaar) bekwame begeleiders/zorgverleners;
• waarbij de kernwaarden zijn: vraaggericht, toegankelijk, tijdig beschikbaar, veilig, effectief en
doelmatig.
Doel integrale geboortezorg ➔ verbeteren van de zorg door een integrale, multidisciplinaire aanpak,
waarbij door een constante evaluatie van de uitkomsten én cliëntervaringen de zorg kwalitatief beter,
effectiever en doelmatiger kan worden.
Zorgvraag van de zwangere centraal ➔ zorg is vraaggericht in plaats van aanbodgericht. Door in de
gehele geboortezorg uit te gaan van de zorgvraag c.q. het perspectief van de zwangere en deze te
koppelen aan de beschikbare evidence-based kennis wordt aanbodgericht denken voorkomen en
kan continue, gecoördineerde en kwalitatief goede zorg geleverd worden.
Hierbij is het belangrijk dat de zorgverleners in de geboortezorg op beleidsniveau een gedeelde visie
hebben en op uitvoerend niveau gebruik maken van ieders deskundigheid en aandacht hebben voor
elkaars werkprocessen. Verloskundig zorgverleners zullen minder naar elkaar verwijzen, maar elkaar
consulteren en de (aanstaande) zwangere en/of het (ongeboren) kind, conform de lokale afspraken,
bespreken binnen een interprofessioneel geboortezorg team.
Individueel geboortezorgplan ➔ op basis van de principes van gezamenlijke besluitvorming wordt
opgesteld.
In Nederland waren in jaren tachtig de geboortezorg gericht op thuisbevallen. In de jaren negentig
nam de klinische bevallingen de overhand. Hierdoor ontstond een scherpere scheiding tussen het
denken van 1e en 2e lijns verloskundigen. En belanden belangens van moeder en kind op de
achtergrond.
Zorgverleners zijn daarbij dienend aan de belangen van moeder en kind. Nog meer dan voorheen
zouden zij rekening moeten houden met de verwachtingen en wensen van de zwangere, met haar
medische en psychosociale omstandigheden en zouden zij de zwangere moeten ondersteunen in
haar intrinsieke vermogen om een gezonde zwangerschap, bevalling en kraamperiode door te
maken.
Punten van integrale geboortezorg:
• zwangere en (ongeboren) kind centraal;
• adequate voorlichting en counseling;
• één vast aanspreekpunt;
• individueel geboortezorgplan;
• multidisciplinaire en lijnoverstijgende samenwerking;
• interprofessioneel geboortezorgteam;
• gezamenlijke besluitvorming, bejegening en informed consent;
• aandacht voor vrouwen met lage gezondheidsvaardigheden.
, De Stuurgroep wil dat er in VSV-verband in ieder geval afspraken worden gemaakt over:
● De informatie die in ieder geval bij de overdracht van de vrouw en haar (ongeboren) kind
door de casemanager moet worden overgedragen; denk aan: pariteit, zwangerschapsduur,
fase van de bevalling (weeën, vliezen, meconium, toestand kind), bloedgroep, relevante
bijzonderheden uit de zwangerschap, reden van overdracht en mate van spoed
● Het standaard terugkoppelen van gegevens over de vrouw (en haar kind) zodra zij wordt
ontslagen uit het ziekenhuis, zodat de verloskundige en de huisarts geïnformeerd zijn over de
(gezondheids)toestand van moeder en kind
● De ontwikkeling en implementatie van een cliëntvolgend pwD; dit is essentieel voor
overdracht, schakelmomenten en het genereren van overdrachtsbrieven;
● De verplichte deelname van alle professionals (dus ook huisarts) aan PRN en PAN.
VSV ➔ verloskundige samenwerkingsverbanden (71 in NL), operationele zorginhoudelijke
samenwerking tussen beroepsbeoefenaren. bestaan uit verloskundigen, gynaecologen en
verloskundig actieve huisartsen die zich gezamenlijk buigen over de kwaliteit en inhoud van de
zorgverlening. Zo kan de zorgverlening aan individuele cliënten optimaal verlopen. Met afspraken
over de kwaliteit van de zorg en, waar nodig, over de organisatie van die zorg kunnen de betrokken
beroepsbeoefenaren een zorgcontinuüm of zorgketen creëren. Afhankelijk van de lokale afspraken
kunnen kraamzorg en kinderartsen ook deelnemen. VSV’s zijn daarom per definitie lokale vormen
van overleg, veelal gecentreerd rondom ziekenhuizen.
DVP ➔ Districts Verloskundige Platforms, richten zich op de organisatie van de zorg op strategisch en
beleidsmatig niveau. Zij moeten bijdragen aan het vinden van duurzame oplossingen voor problemen
en aan de ontwikkelingen op het gebied van de verloskundige zorg in brede zin. Voor beleidsmatige
afstemming binnen DVP’s is een bredere vertegenwoordiging nodig, die minstens bestaat uit
cliënten, verloskundigen, gynaecologen, verloskundig actieve huisartsen, kinderartsen,
kraamverzorgenden en zorgverzekeraars. Om hun doel te bereiken zullen DVP’s een samenhangende
visie op en uitwerking van de verloskunde moeten formuleren, die alle belanghebbenden delen..
Soms zullen overigens ook andere partijen aanschuiven, zoals gemeentelijke overheden, de
provincie, de ambulancezorg of anderen.
VVAH ➔ Vereniging van Verloskundig Actieve Huisartsen.
NVOG ➔ Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
NVK ➔ Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde hier vallen de neonatologen onder.
NHG ➔ Nederlands huisartsen genootschap, de wetenschappelijke vereniging van huisartsen.
LHV ➔ Landelijke huisartsen vereniging, is er voor alle huisartsen, in alle werkvormen, carrièrefasen
en regio’s. Maken zich hard voor de belangen van huisartsen.
LVR ➔ Landelijke verloskundige registratie, Gynaecologen registreren hun gegevens in de LVR-2; deze
registratie bestaat sinds 1983. In 1985 werd door de verloskundigen begonnen met de LVR-1.
Gegevens van zwangerschappen met een duur van 16 weken of meer worden na de bevalling
(meestal gedurende de 1e of 2e dag) door de gynaecoloog of de verloskundige op een (elektronisch)
formulier vastgelegd. Er worden een aantal maternale factoren (onder andere leeftijd, pariteit,
etniciteit), een aantal kenmerken van zwangerschap en bevalling (onder andere zwangerschapsduur,
duur van de uitdrijving, soort bevalling) en een aantal kenmerken van het kind (onder andere
Apgar-score en geboortegewicht) geregistreerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marlyhanraets. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.33. You're not tied to anything after your purchase.