_______________________________________Ademhalingsstelsel:
Inleiding:
→ lichaamscellen hebben intensieve stofwisseling
⤷ energie voor nodig
→ energie halen uit aerobe dissimilatie / celademhaling
⤷ hiervoor zuurstof nodig
→ longen overgang tussen inwendige en uitwendige milieu
→ zuurstof naar cellen:
longen halen zuurstof uit lucht
⬇
bloed haalt zuurstof uit lucht in longen
⬇
inwendig milieu haalt zuurstof uit bloed
⬇
cellen halen zuurstof uit directe omgeving nl. inwendig milieu
→ bij elke verbruikte zuurstof molecuul ontstaat koolstofdioxide molecuul
⤷ koolstofdioxide moet zo snel mogelijk afgevoerd worden
cellen geven CO₂ af aan weefselvocht
⬇
weefselvocht geeft CO₂ af aan bloed
⬇
bloed geeft CO₂ af aan de longen
⬇
longen geven CO₂ af aan het uitwendig milieu
→ staat in nauw verband met circulatiestelsel
⤷ snelle aan- en afvoer via bloed
→ ademhalingsstelsel maakt gaswisseling mogelijk tussen inwendig en uitwendig milieu
→ is 1 van de 5 vegetatieve stelsels
⤷ staat dus mee in levensonderhoud van cellen
1
,Luchtwegen:
1. Inleiding:
→ vormen verbindingsweg tussen buitenweefsel en longweefsel
→ via luchtwegen: - zuurstof getransporteerd naar longweefsel
- koolstofdioxide getransporteerd naar uitwendig milieu
→ bekleed met epitheel
→ wat behoort tot luchtwegen
⤷ neusholte, mondholte, keelholte (pharynx), strottenhoofd (larynx),
luchtpijp (trachea), bronchiën, bronchiolen en longblaasjes
2. Neusholte:
→ verschillende vormen van neusbeenderen, neuskraakbeen en bedekkende huid
→ bekleed met slijmvlies
⤷ eenlagig trilhaarepitheel met sereuze kliertjes en slijmcellen
⤷ capillair netwerk bevindt zich onder epitheellaag
→ reukepitheel boven in neusholte
→ opbouw van de neusholte:
- bot begrenzing
⤷ aan bovenkant: os sphenoidale, ethmoidale, frontale en nasale
- laterale wand
⤷ bestaat uit delen van maxilla en uitlopers os ethmoidale
⤷ heeft conchae (uitstekende botranden)
↳ ontstaan neusgangen
↳ onderste neusgang het grootst ⇒ meeste lucht doorheen
- medio-sagittaal septum nasi
⤷ verdeeld neusholte in 2
⤷ achterste deel bestaat uit bot
⤷ voorste deel bestaat uit elastisch kraakbeen
- sinus paranasales
⤷ • sinus maxillaris • sinus sphenoidalis
• sinus ethmoidalis • sinus frontalis
⤷ holten in aangrenzende schedelbeenderen
⤷ maken geen deel uit van neusholte, staan wel in verbinding
⤷ bekleed met trilhaarepitheel
2
, → functies neusholte:
● zuivering van lucht
⤷ neusharen aan ingang ⇒ bescherming grote deeltjes
trilharen neusepitheel ⇒ opvanging verontreiniging
⤷ bij stoffige omgeving extra prikkel voor slijmproductie
⤷ trillende trilharen sturen slijmlaag met gevangen stoffen door
↳ naar keelholte
⤷ verontreinigd slijm grotendeels doorslikken
↳ maag maakt ziektekiemen onschadelijk
⤷ resterend slijm terug naar neusholte gestuurd
vb. weg door snuiten, niezen, snot, …
● verwarming van lucht
⤷ buitenlucht kouder dan lichaamstemperatuur
⤷ capillair netwerk in neusholte draagt warmte van bloed over
⤷ snelle warmteoverdracht voorkomt afkoeling longweefsel
● bevochtiging van lucht
⤷ uitdroging longweefsel tegengaan
⤷ longweefsel moet vochtig zijn voor gaswisseling
⤷ neusslijmvlies geeft vocht af aan inademingslucht
⤷ lucht bevochtigd door verdamping traanvocht
↳ komt van onderste neusgangen (uit traanbuizen)
● keuring van lucht
⤷ gebeurd adhv reukepitheel
⤷ geef info over kwaliteit lucht
⤷ dient als bescherming en voor genieten
3. Mondholte:
→ over tot mondademhaling bij stevige inspanning, verstopte neus, …
⤷ te veel lucht door nauwe doorgangen neus gaat niet
→ geen zuivering, bevochtiging, verwarming en keuring
→ belangrijke functie: klankvorming
⤷ geluid maakt bepaalde klank door vorm mond
⤷ ook invloed van tong, lippen, neusholten en bijholten
4. Keelholte:
→ pharynx
→ behoort zowel tot ademhaling- als spijsverteringsstelsel
→ ter hoogte mond-keelholte: kruising voedselweg en luchtweg
→ lucht ⇒ gaat ventraal strottenhoofd binnen
voedsel ⇒ gaat dorsaal slokdarm binnen
→ luchtpijp staat altijd open
⤷ NIET: voedselbrok moet doorgeslikt worden
↳ strottenklep dekt strottenhoofd af
↳ spreken en ademen dan niet mogelijk
3
, 5. Strottenhoofd:
→ larynx
→ stevige koker van kraakbeenstukken
→ verbonden met ligamenten
→ omgeven door dwarsgestreepte spieren
→ grotendeels bedekt met trilhaarepitheel
→ opbouw van het strottenhoofd:
- bindweefselplaat
⤷ verbonden met os hyoideum
- tongbeen / os hyoideum
⤷ door spieren op plaats gehouden
⤷ spieren vast aan onderkaak en schedelbasis
⤷ bevat keelwandspieren aan onderkant
- cartilago thyroidea
⤷ schildkraakbeen
⤷ grootste kraakbeen stuk
⤷ opbouw:
• buitenkant ⇒ deel van keelwand
• bovenrand ⇒ adamsappel
• achterkant ⇒ is open
• zijwanden ⇒ naar boven lopend: vormt bovenste hoorns
⇒ naar beneden lopend: vormt onderste hoorns
• voorkant ⇒ alleen bedekt met huid
- epiglottis
⤷ strottenklepje
⤷ veerkrachtige kraakbeenplaatje
⤷ kort uiteinde via ligament aan binnenkant schildkraakbeen
bevestigd
⤷ in verticale stand tot boven tongbeen
⤷ bij slikken duwt tongbasis het naar beneden over larynxopening
↳ geen voedsel in luchtpijp
- cartilago cricoidea
⤷ ringkraakbeen
⤷ vorm van zegelring
⤷ brede gedeelte ligt dorsaal omhoog tussen onderste hoorns
⤷ smalle gedeelte ligt ventraal
⤷ zijkant door gewrichten verbonden met cartilago thyroidea
⤷ op achterrand zit binnen links en rechts cartilago arytenoidea
- cartilago arytenoidea
⤷ beker kraakbeenstukjes
⤷ via stembanden met cartilago thyroidea
⤷ grote bewegingsvrijheid
vb. voorover kantelen, draaien, zijwaarts, …
⤷ bewegingen invloed op stand en spanning stembanden
↳ dus ook op stemvorming
4
, buitenaanzicht
mediane doorsnede
5
Inleiding:
→ lichaamscellen hebben intensieve stofwisseling
⤷ energie voor nodig
→ energie halen uit aerobe dissimilatie / celademhaling
⤷ hiervoor zuurstof nodig
→ longen overgang tussen inwendige en uitwendige milieu
→ zuurstof naar cellen:
longen halen zuurstof uit lucht
⬇
bloed haalt zuurstof uit lucht in longen
⬇
inwendig milieu haalt zuurstof uit bloed
⬇
cellen halen zuurstof uit directe omgeving nl. inwendig milieu
→ bij elke verbruikte zuurstof molecuul ontstaat koolstofdioxide molecuul
⤷ koolstofdioxide moet zo snel mogelijk afgevoerd worden
cellen geven CO₂ af aan weefselvocht
⬇
weefselvocht geeft CO₂ af aan bloed
⬇
bloed geeft CO₂ af aan de longen
⬇
longen geven CO₂ af aan het uitwendig milieu
→ staat in nauw verband met circulatiestelsel
⤷ snelle aan- en afvoer via bloed
→ ademhalingsstelsel maakt gaswisseling mogelijk tussen inwendig en uitwendig milieu
→ is 1 van de 5 vegetatieve stelsels
⤷ staat dus mee in levensonderhoud van cellen
1
,Luchtwegen:
1. Inleiding:
→ vormen verbindingsweg tussen buitenweefsel en longweefsel
→ via luchtwegen: - zuurstof getransporteerd naar longweefsel
- koolstofdioxide getransporteerd naar uitwendig milieu
→ bekleed met epitheel
→ wat behoort tot luchtwegen
⤷ neusholte, mondholte, keelholte (pharynx), strottenhoofd (larynx),
luchtpijp (trachea), bronchiën, bronchiolen en longblaasjes
2. Neusholte:
→ verschillende vormen van neusbeenderen, neuskraakbeen en bedekkende huid
→ bekleed met slijmvlies
⤷ eenlagig trilhaarepitheel met sereuze kliertjes en slijmcellen
⤷ capillair netwerk bevindt zich onder epitheellaag
→ reukepitheel boven in neusholte
→ opbouw van de neusholte:
- bot begrenzing
⤷ aan bovenkant: os sphenoidale, ethmoidale, frontale en nasale
- laterale wand
⤷ bestaat uit delen van maxilla en uitlopers os ethmoidale
⤷ heeft conchae (uitstekende botranden)
↳ ontstaan neusgangen
↳ onderste neusgang het grootst ⇒ meeste lucht doorheen
- medio-sagittaal septum nasi
⤷ verdeeld neusholte in 2
⤷ achterste deel bestaat uit bot
⤷ voorste deel bestaat uit elastisch kraakbeen
- sinus paranasales
⤷ • sinus maxillaris • sinus sphenoidalis
• sinus ethmoidalis • sinus frontalis
⤷ holten in aangrenzende schedelbeenderen
⤷ maken geen deel uit van neusholte, staan wel in verbinding
⤷ bekleed met trilhaarepitheel
2
, → functies neusholte:
● zuivering van lucht
⤷ neusharen aan ingang ⇒ bescherming grote deeltjes
trilharen neusepitheel ⇒ opvanging verontreiniging
⤷ bij stoffige omgeving extra prikkel voor slijmproductie
⤷ trillende trilharen sturen slijmlaag met gevangen stoffen door
↳ naar keelholte
⤷ verontreinigd slijm grotendeels doorslikken
↳ maag maakt ziektekiemen onschadelijk
⤷ resterend slijm terug naar neusholte gestuurd
vb. weg door snuiten, niezen, snot, …
● verwarming van lucht
⤷ buitenlucht kouder dan lichaamstemperatuur
⤷ capillair netwerk in neusholte draagt warmte van bloed over
⤷ snelle warmteoverdracht voorkomt afkoeling longweefsel
● bevochtiging van lucht
⤷ uitdroging longweefsel tegengaan
⤷ longweefsel moet vochtig zijn voor gaswisseling
⤷ neusslijmvlies geeft vocht af aan inademingslucht
⤷ lucht bevochtigd door verdamping traanvocht
↳ komt van onderste neusgangen (uit traanbuizen)
● keuring van lucht
⤷ gebeurd adhv reukepitheel
⤷ geef info over kwaliteit lucht
⤷ dient als bescherming en voor genieten
3. Mondholte:
→ over tot mondademhaling bij stevige inspanning, verstopte neus, …
⤷ te veel lucht door nauwe doorgangen neus gaat niet
→ geen zuivering, bevochtiging, verwarming en keuring
→ belangrijke functie: klankvorming
⤷ geluid maakt bepaalde klank door vorm mond
⤷ ook invloed van tong, lippen, neusholten en bijholten
4. Keelholte:
→ pharynx
→ behoort zowel tot ademhaling- als spijsverteringsstelsel
→ ter hoogte mond-keelholte: kruising voedselweg en luchtweg
→ lucht ⇒ gaat ventraal strottenhoofd binnen
voedsel ⇒ gaat dorsaal slokdarm binnen
→ luchtpijp staat altijd open
⤷ NIET: voedselbrok moet doorgeslikt worden
↳ strottenklep dekt strottenhoofd af
↳ spreken en ademen dan niet mogelijk
3
, 5. Strottenhoofd:
→ larynx
→ stevige koker van kraakbeenstukken
→ verbonden met ligamenten
→ omgeven door dwarsgestreepte spieren
→ grotendeels bedekt met trilhaarepitheel
→ opbouw van het strottenhoofd:
- bindweefselplaat
⤷ verbonden met os hyoideum
- tongbeen / os hyoideum
⤷ door spieren op plaats gehouden
⤷ spieren vast aan onderkaak en schedelbasis
⤷ bevat keelwandspieren aan onderkant
- cartilago thyroidea
⤷ schildkraakbeen
⤷ grootste kraakbeen stuk
⤷ opbouw:
• buitenkant ⇒ deel van keelwand
• bovenrand ⇒ adamsappel
• achterkant ⇒ is open
• zijwanden ⇒ naar boven lopend: vormt bovenste hoorns
⇒ naar beneden lopend: vormt onderste hoorns
• voorkant ⇒ alleen bedekt met huid
- epiglottis
⤷ strottenklepje
⤷ veerkrachtige kraakbeenplaatje
⤷ kort uiteinde via ligament aan binnenkant schildkraakbeen
bevestigd
⤷ in verticale stand tot boven tongbeen
⤷ bij slikken duwt tongbasis het naar beneden over larynxopening
↳ geen voedsel in luchtpijp
- cartilago cricoidea
⤷ ringkraakbeen
⤷ vorm van zegelring
⤷ brede gedeelte ligt dorsaal omhoog tussen onderste hoorns
⤷ smalle gedeelte ligt ventraal
⤷ zijkant door gewrichten verbonden met cartilago thyroidea
⤷ op achterrand zit binnen links en rechts cartilago arytenoidea
- cartilago arytenoidea
⤷ beker kraakbeenstukjes
⤷ via stembanden met cartilago thyroidea
⤷ grote bewegingsvrijheid
vb. voorover kantelen, draaien, zijwaarts, …
⤷ bewegingen invloed op stand en spanning stembanden
↳ dus ook op stemvorming
4
, buitenaanzicht
mediane doorsnede
5