Gluconeogenese
1) Glucose homeostase
homeostase
● = evenwicht van glucose dat we altijd nodig hebben in het lichaam
○ zorgt er voor dat er een constant aanbod van suiker is, ook als we niet eten
● we eten een maaltijd —> er komt veel suiker binnen, we moeten er nog niks meedoen
● na een aantal uur: glucosevoorraden raken op, lichaam moet in gang schieten om suiker
te maken
○ vooral in lever en spieren
○ glycogeen wordt terug afgebroken
◆ in spieren voor de spieren, in lever voor de rest van het lichaam
● nog een paar uur later: gluconeogenese schiet in gang, we gaan suiker aanmaken
○ enkel in de lever en beetje in de nieren
◆ enige organen die ons lichaam van suiker voorzien na (een nacht) vasten
● als de gluconeogenese faalt kan je hieraan doodgaan —> hypoglycemie
○ we hebben glucose nodig, anders kan Krebs cyclus niet draaien
○ glucose is ook nodig om lactaat en glycerol te verwijderen
● van levensbelang:
○ RBC kunnen enkel leven van de glycolyse
○ hersencellen hebben constant glucose nodig om te kunnen werken (samen met
spieren glucosevreters)
● in verhouding is er maar een kleine hoeveelheid glucose dat extracellulair en in plasma
circuleert
○ metabolisme moet dus constant en goed werken
blauwe stippellijn: 3 maaltijden op een dag
groene lijn: glycogenolyse (als suiker verbruikt is
schiet deze in gang en gaan we
glycogeenvoorraden verbranden)
,rode lijn: glyconeogenese
lever als grote verdeelpunt
● pas 2 à 3 uur na de maaltijd wordt er glucose geabsorbeerd
● oplossing: lever gaat grote verdeelpunt zijn
○ moet op elke moment kunnen beslissen: suiker binnen/buiten, voor lever/rest van het
lichaam
● hoe?
○ haalt glycogeen uit snel aanspreekbare voorraad
◆ zijn voorradig in de lever en kunnen worden omgezet in glucose
◇ lange suikerketens die worden opgeknipt
◇ glycogenolyse tussen de maaltijden
◇ voldoende glucose voor een 12 tal uur
◆ neoglucogenese: wordt geleidelijk ingeschakeld als glucogeenvoorraad opgeraakt
2) Hormonale regulatie
● hoe kan het lichaam weten of het glucose moet opnemen of verbruiken?
—> door hormonen
● na eten: bètacellen pancreas —> insuline secruteren en daar weet de lever mee dat we
moeten opbouwen
○ suiker in voorraad aanleggen, reserves opbouwen —> glycogeen aanmaken
○ insuline (hormoon) geeft dus dit signaal
● als we stoppen met eten is er een lage glucose in bloed —> bètacellen worden afgeremd,
alfacellen worden gestimuleerd en gaan glucagon secreteren
○ er is suiker nodig van de voorraad die ze hebben opgebouwd
● insuline gaat alles opbouwen in lichaam
○ gaat er voor zorgen dat we glycogeen aanmaken, aminozuren en eiwitten maken uit
Krebs-cyclus, uit glycolyse vetten maken uit glycerol
● glucagon gaat zorgen dat als er glycogeen wordt afgebroken, de gluconeogenese opstart
, en zorgt ervoor dat vetzuren zich gaan afbreken tot ketonen
Regeling van de gluconeogenese
● tegengestelde processen van glycolyse en neoglucogenese zijn primair hormonaal
geregeld
○ glycolyse: suiker komt binnenn —> gaan we verbuiken —> gaat naar de Krebs cyclus
—> gaat naar de oxfos —> we krijgen suiker —> we gaan voorraden opbouwen —>
energie opbouwen
○ neoglucogenese: omgekeerde
● gaat nooit tegelijkertijd gebeuren
● fosforylatie en defosforylatie van de sleutelenzymen onder invloed van glucagon en
insuline
● lever
○ bij vasten en stress komt er glucagon bij (adrenaline gaat ook stijgen) —> in lever
gaat glycolyse dalen (er is weinig suiker) —> glucogeogenese gaat stijgen (nood aan
suiker)
○ na maaltijd gebeurt het omgekeerde: panchreascellen produceren insuline want er is
suiker —> glycolyse gaat stijgen (voorraden aanmaken) —> gluconeogenese gaat
dalen
● PFK 1 zorgt voor de glycolyse
● tegengestelde enzym gluconeogenese: fructose-1,6-bifosfatase
○ want PFK 1 is een irreversibele stap, dus hebben een andere oplossing nodig om
weg terug af te leggen
○ AMP (als er weinig energie is) voelt dat er suiker nodig is en gaat die PFK 1 activeren
en gaat de gluconeogenese tegenhouden
● ATP en citraat gaan PFK 1 inhiberen want er is voldoende energie
3) Gluconeogenese: proces in lever en nieren
● = metabole weg waarbij je het omgekeerde doet dan bij de glycolyse
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stiengebr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.23. You're not tied to anything after your purchase.