Nieuwe Tijd samenvatting
Tentamenstof:
- Mckay: 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19
- Inhoud hoorcolleges
INLEIDING (HC 1)
Vanaf 14de eeuw: renaissance. Europa wordt opnieuw geboren na duisternis. Algemeen idee: na 14e
eeuw begon de nieuwe tijd.
Christoph Cellarius deelde de geschiedenis in 3 delen in 1702 in zijn boek historia universalis. Hij maakte
een onderscheid tussen de Oudheid, middeleeuwen en nieuwe tijd. Deze verdeling wordt in Europa
nog steeds aangehouden.
Probleem met term nieuwste tijd: het duidt aan dat er een evolutie in tijd zit. We laten lijken dat we nu in
de grootste vooruitgang leven.
Afbakenen van deze tijdperken houdt weinig rekening met complexiteit en continuïteit. Alle
ontwikkelingen waarover we spreken hebben lange wortels. Ook kom je met verschillende
perspectieven op verschillende jaartallen bij het afbakenen.
Wat maakte de Nieuwe Tijd ‘nieuw’, vergeleken met de middel eeuwen?
- Staatsvorming: meer macht bij staatsoverheid. Er werden steeds grotere machtsvormen
gevormd. Ook toename van macht van vorsten en protest daartegen. Nieuwe ideeën over
wat goed bestuur is. Ook namen machtsvormen het tegen elkaar op
- Reformatie: niet meer iedereen christelijk en één kerk. Religieuze kloof was nieuw.
- Individualisering: Steeds meer aandacht voor het belang en de ontwikkeling van individu.
Kunstenaars gingen bijv. met eigen naam ondertekenen.
- Toenemende globalisering en economische expansie: Ontdekkingsreizen, kolonisatie, nieuwe
handelsroutes. Algemene welvaart op aarde steeg.
- Nieuwe technologieën en intellectuele stromingen: opkomst verlichting en uitvinden drukpers
o.a.
- Maar: Veel dingen veranderde ook niet. Zoals tradities en bijgeloof.
EUROPEAN SOCIETY IN THE AGE OF THE RENAISSANCE (12, HC 2):
Renaissance rust op ontwikkelingen uit de stadstaten van Noord Italië. Economische groei legde de
basis. Politieke leiders waardeerden ancient Rome en haalden hier inspiratie uit. Renaissance begon in
Florence, door de gunstige locatie (langs een weg richting Rome). Stad werd rijk. Door rijkdom konden
mensen meer kopen en een comfortabeler leven lijden.. Renaissance steden waren Venetië, Florence,
Genoa en Rome. Deze steden werden geleid door een kleine groep oligarchie. Vaak waren ze politiek
onstabiel.
Burgers in deze steden heetten de popolo. Ze moesten veel belasting betalen. Ze hadden weinig te
zeggen. Het gebeurde nog wel eens dat ze de steden overnamen, maar nooit voor lang.
Veel steden werden signori. Daar had één man de macht, dat ging over naar zijn zoon. Veel van deze
families maakten in de 15e en 16e eeuw van hun huishouden een hof.
15de eeuw: vijf grote machten in Italië: Venetië, Milaan, Florence, the Papal States en het koninkrijk van
Napels. De machtigen hadden grote controle over de zwakkeren.
Renaissance werd gekarakteriseerd door zelfbewust denken onder de geleerde Italianen, ze dachten
dat ze in een nieuwe tijd leefden. Ze bedachten nieuwe ideeën over educatie, human nature, en
politiek. De nieuw uitgevonden drukpers kon deze ideeën razendsnel verspreiden.
Francesco Petrarsch geloofde dat het herstellen van klassieke teksten en het gebruiken van de teksten
als modellen een nieuwe gouden tijd van intellectuele bevindingen zou brengen. Hij ging veel oude
manuscripten zoeken. Hij kwam met een nieuwe vorm van educatie: jonge mannen zouden oude
klassieke werken bestuderen. Mensen die dit deden, heetten humanisten. Ze geloofden dat het
,bestuderen van klassieke werken essentiële vaardigheden zou ontwikkelen voor toekomstige politici,
rechters, diplomaten, auteurs, artiesten, etc. Hun ideeën werden praktijk; in de 15de eeuw werden er
scholen en academies geopend in Italiaanse stadstaten. Deze scholen waren alleen voor mannen.
In het laatste kwart van de 15de eeuw kwamen er studenten vanuit de Nederlanden, Frankrijk. Duitsland
en Engeland naar Italië om te leren. De kennis brachten ze terug naar hun eigen landen. Deze
humanisten zagen de ideeën als een manier om de kerk te hervormen. Ze heten daarom ook wel
christelijke humanisten.
Desiderius Erasmus:
- Nieuwe Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament
- Hij vond bijbeleducatie en educatie in klassieke teksten een sleutel naar intellectuele
ontwikkeling.
- Zijn ideeën legden een basis voor de Protestante Reformatie. (Al ontkende Erasmus dit zelf).
De print revolutie was mogelijk door de aanwezigheid van genoeg papier. Door het printen konden
duizenden mensen identieke boeken hebben, waardoor ze makkelijker de ideeën in deze boeken
konden bespreken met elkaar. Kerken en overheden waren bezorgd hierover, maar maakten ook
gebruik van de nieuwe techniek. Ook stimuleerde de printtechniek de geletterdheid.
Florence had een voorsprong in de kunsten. Maar ook Rome en Venetië waren artistieke centra. Deze
kunst laten een verandering in patronen van consumptie zien onder de rijke elite in Europa.
Inhoud en stijl van Renaissance kunst verschilde nogal met kunst uit de middeleeuwen. Religieuze
onderwerpen bleven populair. Maar vaak had de aanvrager zichzelf en zijn familie op het schilderij
staan. Kunst uit noord-Europa was vaak religieuzer dan kunst uit Italië. In de vroege 16de eeuw
verplaatste het centra van kunst van Florence naar Rome. Maar ook Venetië werd een artistiek
centrum in de 16de eeuw.
De kunstenaar moest zich zo precies mogelijk houden aan de verzoeken van de verzoeker. Enkele
populaire kunstenaars konden eigen inbreng hebben, maar ook zei moesten zich aan guidelines
houden. Bijna alle kunstenaars waren man. Vrouwen waren actief in kunsten als textiel, naaldwerk en
het beschilderen van porselein. Maar dit werd als decoratiewerk gezien en niet als kunst.
Sociale hiërarchieën in de Renaissance rustten op de hiërarchieën uit de middeleeuwen. Mensen
werden onderscheiden op basis van taal, religie, cultuur, locatie, verwantschappen met mensen, etc.
Toen contacten tussen Europeanen en Afrikanen toenamen, gingen Europeanen zich focussen op
verschillen in huidskleur. Zwarte huidskleur werd gezien als slecht en werd verbonden aan slavernij.
Vanaf ongeveer de 13e eeuw, en al helemaal in de 15de , werden mensen steeds meer ingedeeld op
basis van hun bezittingen.
Debat over vrouwen duurde paar eeuwen. Ook of vrouwen mochten regeren.
De basis van de eerste instituties zijn gelegd in de hoge middeleeuwen. In het begin van de 15de eeuw
begonnen leideres agressieve methoden te gebruiken om hun staten te bouwen. De staten in Europa
werden steeds groter en machtiger. Er was een toename van de centrale macht.
- Frankrijk: Sterk verzwakt door 100-jarige oorlog en de pest. Charles VII blies opnieuw leven in de
monarchie. Hij voerde hervormingen uit. Hij creëerde het eerste permanente leger in Europa.
Zijn kleinzoon Louis XII trouwde met Anne of Brittany, wat het hertogdom van Britannië
toevoegde aan de staat. En in 1516 waren King Francis I en Paus Leo X het eens over kerk en
staat macht in de Treaty of Concordat of Bologna.
- Engeland: Aristocratie domineerde de regering van Henry IV. Er was veel geweld. Bevolking
kromp. Snap er even niet zoveel van, veel namen. In 1501 trouwde Henry VII’s oudste zoon,
Arthur, met Catharina of Aragon, de dochter van Ferdinand en Isabella van Spanje. Maar
Arthur stierf en Henry VIII werd de nieuwe opvolger. Hij ging toen trouwen met Catharina van
Aragon.
- Spanje: Bestond uit meerdere koninkrijken. Elke staat had een eigen parlement en wetten tot
1700. Reconquista.
- Ambitie in de 19e eeuw was om staten te creëren waar één volk leefde.
- Van 1450 tot 1800 waren de meeste staten monarchale staten.
Vanuit middeleeuwen was er een traditionele standenstaat met 3 standen:
- Adel
, - Geestelijkheid
- De rest. Voornamelijk burgerij.
Deze standen stuurden vertegenwoordigers uit hun groep naar het hof. Er ontstond een relatieve
machtsbalans. Richting de nieuwe tijd kreeg de vorst meer macht en de standen minder macht. De
machtsbalans werd verstoord, wat kenmerkend is voor het staatsvormingsproces in de nieuwe tijd. Dit
heeft te maken met politieke ontwikkelingen:
- Honderdjarige oorlog: Conflict over de troonopvolging in Frankrijk, daar zaten zwakke koningen
op de troon, waardoor Engelse vorsten aanspraak maakten op de troon. Geen voortdurende
oorlog maar keer op keer conflicten.
- Deze oorlog zorgde voor een disruptie van de maatschappelijke orde. Veldslagen, ziekte en
hongersnood. Stelt nationale spanningen op scherp: het zorgt ervoor dat mensen in Frankrijk
zich steeds meer Frans gingen voelen, terwijl ze bijv. in Britannië woonden.
- De oorlog zorgt er dus voor dat er meer besef komt voor nationale identiteit. Al is nationaliteit
eigenlijk een 19e eeuws idee, samenhorigheid is dus een beter woord.
Ontwikkelingen in de nieuwe tijd:
- Traditionele machtsbalans wordt doorbroken: wereldlijke vorsten winnen aan de macht.
Vorsten gaan steeds meer geloven dat ze door goden gezonden zijn om te besturen. Als je
zegt dat je door god bent gezonden gaat niemand je wat maken, je gaat namelijk niet tegen
god in.
- Vorsten schakelden zelf concurrerende machten uit. Ze benoemden zelf bisschoppen en
gingen tegen de kerk in. Ze zetten zich af tegen de macht van de kerk en de paus. Ze
probeerden daarnaast hun macht in de familie te houden.
o Vorsten gingen beter nadenken over hoe ze hun land gingen besturen, de
management van de staat. Zo schreef Niccolo Machiavelli ‘il principe’, wat een soort
handboek voor vorsten was. Het werd een Europese hype. Werd in veel landen
vertaald en verspreid. Boek is een pleidooi voor een machtige vorst die alle middelen
kan inzetten om orde te bewaken in zijn staat.
o Territoriale schaalvergroting. Meer grond, meer belasting innen. Door:
▪ Oorlog te voeren
▪ Huwelijkspolitiek.
▪ Kolonisatie
▪ Aankoop, sommige gebieden konden gekocht worden. Als er bijvoorbeeld
geen duidelijke opvolger was.
o Centralisatiepolitiek. Poging van vorsten om macht van regionale baronnen enzo in te
perken zodat ze zelf meer macht hadden. Deden ze met belasting, centraal leger,
gecentraliseerd wetboek.
▪ Oprichting centrale bestuurlijke instellingen. Bijv centrale rechtbank,
adviesraad, etc.
▪ Oprichting staand leger. Vorsten wouden geen huurleger meer. Zo had je zelf
de macht over wie de mensen traint en wie de leiding heeft.
▪ Standaardisering van wetten. Ingang tegen lokaal gewoonterecht. Zodat er
helderheid ontstaat.
▪ Efficiëntere belastingwinning.
▪ Uitbouw professionele administratie.
Wil niet zeggen dat alles direct veranderde, maar men ziet dat er in veel landen een ontwikkeling is om
die problemen aan te pakken. Richting einde van nieuwe tijd lukt dit steeds meer.
Alternatieve bestuursvormen:
- Kieskoningschap, bijv Heilig Roomse Rijk. Koningschap ging niet van vader op zoon maar de
koning wordt gekozen uit een groep aristocraten.
- Republieken. Bijv Italiaanse stadstaten.
- Maar de monarchieën waren wel het machtigst.
Heilig Roomse Rijk:
- Beschouwde zichzelf als erfgenaam van het Romeinse Rijk via Karel de Grote.
- Keizer werd verkozen
- Macht ligt bij één grote familie: het huis van Habsburg, afkomstig uit het huidige Oostenrijk.
- 1452: Frederik III wordt keizer. Keizerschap blijft in de familie tot 1918(!). dus bijna 500 jaar. Leden
van familie hadden titel Aartshertog. Habsburgers deden graag aan dynastieke
huwelijkspolitiek. Zo sloegen ze erin om zo veel gebied te winnen.
- Karel V werd keizer in 1519 en zorgde voor de grootste uitbreiding van het HRR ooit.
, o Splitsing: door interne politieke en religieuze conflicten. Karel doet troonafstand in 1555.
Een jaar later worden zijn gebieden opgesplitst. Zijn zoon Filips II erft Spanje, Zuid-Italië
en de Nederlanden. Zijn broer Ferdinand I krijgt HRR, Oostenrijk, Hongarije, Bohemen.
Frankrijk: het huis Valois.
- Nasleep 100-jarige oorlog: sterke uitbreiding territorium.
- Worden omringd door Habsburg en voelen zich dus bedreigd.
- Kwetsbaar door religieuze twisten en turbulente opvolging.
Engeland: het huis Tudor.
- Magna Carta: overeenkomst tussen vorst en onderdanen over wederzijdse wetten en plichten,
een soort grondwet.
- Rozenoorlog. Komt een Tudor uit (Hendrik VII). Hij zal proberen Engeland machtiger te maken
en sterker te maken. Hij creëert een star chamber als oppserste rechtbank.
- ‘Great matter’ van Hendrik VIII:
o Scheidt met Catharina van Aragon
o Trouwt met Anne Boleyn
o Act van Supremacy: hij creëert nieuwe kerk, de Anglicaanse staatskerk.
Proces van staatsvorming werd gehinderd door politieke en religieuze conflicten en het verzet van
steden en platteland.
IMPACT VAN DRUKPERS (HC 3)
Situatie in de middeleeuwen:
- Handgeschreven boeken op perkament
- Boeken werden geschreven in een scriptoria
- Vooral Bijbelteksten overschrijven.
- Boeken zijn luxeproducten doordat ze zo tijdrovend zijn om te maken.
- Beperkte toegang tot boeken, vooral elite had toegang.
- Grote ongeletterdheid
- Boeken werden alleen gemaakt op aanvraag
In de Nieuwe tijd neemt de behoefte aan kennis toe. Met als oplossing de boekdrukkunst.
- Voor Europa was het nieuw
- In China was het al eeuwenland bekend. Maar dit was ook tijdrovend omdat ze het met
houtblokken deden.
- Het gaat meer om een diffusie van bestaande ideeën dan om een nieuwe uitvinding.
- Er kwam een verschuiving van de vraag naar de aanbodzijde. Het was niet meer op bestelling
maar er werd aanbod gecreëerd.
- Veel drukkerijen gingen failliet doordat er niet altijd een afzetmarkt was.
Kan je het een revolutie noemen?
- Eisenstein: Drukpers zorgde voor nieuwe omgang met kennis. Het werd meer
gestandaardiseerd. Dit had enorme gevolgen voor alle domeinen van het menselijk leven:
o Taal: uniformering van taal en spelling.
o Onderwijs en wetenschap: nieuwe mogelijkheden zoals instructieboeken.
o Politiek: informatie = macht. Vorsten willen nieuwe kennis verzamelen en beginnen
bibliotheken. Daarnaast ontstaat er censuur omdat de oppositie ook een stem krijgt
door de drukpers.
o Religie: kerk zoekt controle, ze vinden boekdrukkunst gevaarlijk.
o Dagelijks leven: toename verspreiding nieuws, opkomst mode, opkomst
consumptiecultuur.
- Kritiek op Eisenstein:
o Verspreiding van kennis was ook afhankelijk van ontwikkelingen zoals transport,
infrastructuur en postnetwerk.
o Drukpers verving niet gelijk alles. Handschriftelijke en mondelinge berichten namen zelfs
toe.
o Bij een toename van informatie heb je ook altijd een toename van desinformatie.
o Drukwerk was een steunpilaar van autoritaire regimes om propaganda te verspreiden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsejonkhans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.53. You're not tied to anything after your purchase.