1.1.Inleiding persoonlijkheidspsychologie
De meeste grote klassieke theorieën over persoonlijkheid vertrekken vanuit een universele benadering,
waarin fundamentele psychologische processen en kenmerken worden beschreven die voor alle mensen
gelden, of hoe mensen in het algemeen beschreven kunnen worden. Hedendaags onderzoek naar
persoonlijkheid legt echter vaak meer de nadruk op individuele en groepsverschillen, waarbij elke
onderzoeker vertrekt vanuit zijn eigen perspectief. Elk van de bestaande perspectieven omvat delen van
de waarheid, en er is integratie nodig om een volledig beeld van de persoonlijkheid te verkrijgen.
Persoonlijkheid wordt gedefinieerd als de set van psychologische kenmerken die beschrijven op welke
manieren mensen van elkaar verschillen, maar ook in welke aspecten mensen op elkaar lijken.
Psychologische mechanismen verwijzen naar de processen die de persoonlijkheid vormen. De meeste
psychologische mechanismen hebben drie essentiële aspecten: input, beslissingsregels en output.
Deze mechanismen maken een persoon gevoeliger voor bepaalde manieren van handelen. Persoonlijkheid
is georganiseerd en duurzaam, en de verschillende psychologische trekken en mechanismen die iemand
heeft, zijn coherent met elkaar verbonden. Persoonlijkheid bevat beslissingsregels die bepalen welke
doelen of noden op de voorgrond komen. Verder is persoonlijkheid relatief duurzaam, vooral bij
volwassenen, en ook consistent over verschillende situaties heen.
Bepaalde persoonlijkheidstrekken hebben invloed op hoe we reageren, hoe we onszelf zien en zelfs op ons
gedrag. Gedrag is functioneel, en zelfs bepaald disfunctioneel gedrag kan als functioneel gezien worden.
Bijvoorbeeld, mensen die zich veel zorgen maken over verschillende zaken, krijgen vaak meer steun van
anderen om hen heen.
Er zijn drie levels van persoonlijkheidsanalyse:
- Human nature: De basiskenmerken die iedereen gemeen heeft, zoals de behoefte om ergens bij te
horen of het vermogen tot liefde.
- Individuele en groepsverschillen: Dit niveau gaat over de variaties in kenmerken zoals de behoefte
om ergens bij te horen, waarbij bijvoorbeeld mannen agressiever zijn dan vrouwen.
- Individuele uniekheid: Dit niveau kijkt naar specifieke uitingen van emoties of gedragingen die een
individu onderscheiden, zoals iemands specifieke manier van woede-uitbarstingen of nieuwsgierigheid.
-
Er zijn zes kennisdomeinen van persoonlijkheid:
Dispositionele domein: Dit domein richt zich op de fundamentele manieren waarop individuen van
elkaar verschillen, zoals persoonlijkheidstrekken die stabiel zijn over tijd en situaties. Het doel is om de
belangrijkste manieren te identificeren waarop mensen van elkaar verschillen, bijvoorbeeld over de
stabiliteit van persoonlijkheidstrekken en de genetische en biologische basis ervan.
Biologisch domein: Mensen worden gezien als verzamelingen van biologische systemen die de basis
vormen voor gedrag, denken en emoties. Dit domein behandelt drie belangrijke onderzoeksterreinen:
genetica en evolutie, psychofysiologie (zoals corticale arousal en neurotransmitters), en de invloed van
evolutie op psychologisch functioneren. Bijvoorbeeld, tweelingonderzoek helpt om de genetische basis van
persoonlijkheid te onderzoeken.
Intrapsychisch domein: Dit domein betreft mentale mechanismen die vaak niet op bewust niveau
opereren. Het komt overeen met Freuds klassieke psychoanalyse en betreft motieven, behoeften en
“defense mechanisms” (zoals onderdrukking, ontkenning en projectie). Dit domein richt zich op
onderbewuste gedragingen en motieven.
Cognitieve en ervaringsdomein: Hier ligt de focus op bewuste gedachten, gevoelens, overtuigingen en
verlangens, die individuen subjectief ervaren. Dit domein gaat ook
over zelfconcept, doelen, emotionele ervaringen en intelligentie. De subjectieve ervaring speelt hier
een grote rol, en het omvat bijvoorbeeld hoe we onszelf zien, hoe we denken over onze toekomst of onze
reacties op emoties zoals boosheid of vreugde.
1
, Sociaal en cultureel domein: Dit domein onderzoekt hoe persoonlijkheid wordt beïnvloed door cultuur
en sociale contexten. Culturen verschillen sterk van elkaar, en persoonlijkheidsverschillen tussen groepen
zijn vaak cultuurgebonden. Bijvoorbeeld, de Yanomamo-indianen in Venezuela hebben een unieke visie op
mannelijkheid, waar men pas een man is nadat men een andere man heeft gedood. Er wordt ook
onderzocht hoe geografische locatie verschillende aspecten van de persoonlijkheid kan beïnvloeden.
Domein van aanpassing: Dit domein betreft hoe persoonlijkheid invloed heeft op onze manier van
coping en aanpassing aan dagelijkse gebeurtenissen. Het wordt ook gekoppeld aan gezondheid en
copingmechanismen. Bepaalde persoonlijkheidskenmerken, zoals narcisme of antisociale
persoonlijkheidskenmerken, kunnen invloed hebben op de manier waarop mensen zich aanpassen of
omgaan met stressvolle situaties. Dit domein onderzoekt ook de link tussen persoonlijkheid en
levensverwachting.
In totaal biedt dit geïntegreerde perspectief een compleet beeld van de complexiteit van de
persoonlijkheid, door te kijken naar universele kenmerken, culturele invloeden, psychologische processen
en het vermogen van een individu om zich aan te passen aan zijn omgeving.
2. LES 2: PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN OVER DE TIJD: STABILITEIT VERSUS
VERANDERING
Belangrijke vragen over persoonlijkheid
Persoonlijkheid roept interessante vragen op, zoals hoe deze gedurende iemands leven evolueert, hoe stabiel
verschillen tussen mensen zijn door de tijd heen, en wat precies verandert of juist hetzelfde blijft. Het is ook
relevant te onderzoeken of verschillen die we al bij kinderen zien, later in volwassenheid terugkomen.
Sommige aspecten van persoonlijkheid blijven doorheen het leven stabiel, waarbij de "kern" behouden blijft, terwijl
andere elementen soms grote veranderingen doormaken. Persoonlijkheid wordt gekenmerkt door een combinatie
van stabiliteit en verandering, wat op verschillende manieren onderzocht kan worden. Twee belangrijke concepten
zijn rangorde stabiliteit en gemiddelde niveau stabiliteit.Door deze concepten te bestuderen, krijgen we
inzicht in de balans tussen stabiliteit en verandering die persoonlijkheid doorheen het leven kenmerkt.
2.1.Conceptuele begrippen
2.1.1. Persoonlijkheidsontwikkeling
Persoonlijkheidsontwikkeling verwijst naar de samenhang en consistentie van eigenschappen van
mensen doorheen de tijd en naar de manieren waarop persoonlijkheidseigenschappen veranderen.
Hoewel bepaalde aspecten stabiel blijven, kunnen andere aanzienlijk veranderen. Er zijn verschillende
vormen van zowel stabiliteit als verandering, waaronder rangorde stabiliteit en gemiddelde
niveau stabiliteit.
Rangorde stabiliteit beschrijft hoe de relatieve positie van een individu ten opzichte van anderen
binnen een groep over tijd behouden blijft. Bijvoorbeeld, het kleinste kind in de klas kan groeien, maar
als de rest ook groeit, blijft dat kind relatief gezien het kleinste. Een bekend voorbeeld is Gandhi, wiens
persoonlijke waarden en houding consistent bleven, ondanks veranderingen in de wereld om hem
heen.
Gemiddelde niveau stabiliteit richt zich op het behoud van het gemiddelde niveau van een
bepaalde eigenschap binnen een populatie, ondanks het ouder worden van die populatie. Bijvoorbeeld,
het gemiddelde niveau van agressie binnen een bevolking kan gelijk blijven, ook al veranderen de
manieren waarop agressie tot uiting komt. Oudere mensen hebben misschien minder energie om
agressief gedrag op dezelfde manier te vertonen als jongeren, maar het algemene gemiddelde blijft
stabiel. Stanley Williams, een voormalig lid van een straatbende, illustreert hoe gemiddelde stabiliteit
in agressie kan bestaan, zelfs wanneer de uitingen ervan veranderen door de invloed van leeftijd of
omstandigheden.
Het is belangrijk om de invloed van de omgeving in overweging te nemen. Veranderingen in gedrag
kunnen plaatsvinden als de omstandigheden veranderen. Wanneer gedrag in een specifieke situatie
eerst aanwezig was en later afwezig is, zoals in het geval van iemand die agressief gedrag in de
gevangenis vertoont en later ophoudt, kunnen we spreken van verandering.
Persoonlijkheidsontwikkeling is een complex proces waarin stabiliteit en verandering voortdurend met
elkaar in balans zijn.
2.1.2. Persoonlijkheidsverandering
2
, Niet alle veranderingen kunnen worden gezien als persoonlijkheidsveranderingen. Een eenvoudige
verandering in de relatie tot de omgeving, zoals van het ene lokaal naar het andere lopen, verandert
niets aan de persoonlijkheid. Dit soort verandering, een externe locus van verandering, is tijdelijk
en verdwijnt zodra de situatie verandert, zoals bij het verlaten van het klaslokaal.
Echte persoonlijkheidsveranderingen voldoen aan twee hoofdzakelijke kenmerken:
o Interne verandering
Persoonlijkheidsveranderingen zijn intern en vinden plaats binnen de persoon zelf. Ze worden
niet uitsluitend veroorzaakt door veranderingen in de omgeving. Een voorbeeld hiervan is een
autoritaire persoonlijkheidsstijl waarbij iemand dominant is tegenover ondergeschikten en
meewerkend tegenover meerderen. Dit gedrag komt voort uit interne eigenschappen, niet uit
externe omstandigheden.
o Aanhoudende verandering
De veranderingen in de persoonlijkheid zijn duurzaam en houden aan doorheen de tijd.
Tijdelijke veranderingen, zoals een persoon die door alcoholgebruik tijdelijk extraverter wordt,
vallen hier niet onder.
Persoonlijkheidsveranderingen zijn dus duurzaam en intern. Ze gaan verder dan oppervlakkige of
tijdelijke aanpassingen aan de omgeving en weerspiegelen diepe, blijvende transformaties in iemands
karakter of gedragsneigingen.
2.2.Drie niveaus van analyse
Stabiliteit en verandering in persoonlijkheid kunnen worden geanalyseerd op drie verschillende niveaus:
het populatieniveau, het niveau van groepsverschillen en het niveau van individuele verschillen. Elk niveau
biedt een unieke kijk op hoe persoonlijkheid zich ontwikkelt en verandert doorheen de tijd.
Populatieniveau
Op dit niveau worden algemene veranderingen of constanten in de persoonlijkheid bekeken die gelden
voor vrijwel iedereen. Het gaat hierbij om brede, universele trends in ontwikkeling. Voorbeelden zijn de
stijging van seksuele motivatie tijdens de puberteit of de afname van impulsiviteit en risicogedrag
naarmate mensen ouder worden. Deze veranderingen zijn kenmerkend voor de gehele populatie en
weerspiegelen gedeelde levensfasen en biologische processen.
Niveau van groepsverschillen
Dit niveau richt zich op veranderingen of stabiliteit die specifiek zijn voor bepaalde groepen binnen een
populatie. Groepsverschillen kunnen bijvoorbeeld gebaseerd zijn op geslacht, cultuur, of leeftijdsgroepen.
Een voorbeeld hiervan is dat mannen in de puberteit meer risicogedrag vertonen, terwijl vrouwen in
dezelfde levensfase meer empathie ontwikkelen. Daarnaast kunnen culturele verschillen invloed hebben,
zoals een verhoogd risico op eetstoornissen bij Europese vrouwen in Amerika vergeleken met Afrikaanse
vrouwen in dezelfde regio.
Niveau van individuele verschillen
Op het individuele niveau wordt gekeken naar veranderingen die uniek zijn voor een specifiek individu.
Hier gaat het om persoonlijke trajecten en de voorspelling van individuele uitkomsten. Voorbeelden
hiervan zijn het voorspellen wie een verhoogd risico heeft op psychische problemen op basis van eerdere
persoonlijkheidsmetingen, het identificeren van vroege tekenen van depressie, of het bepalen wie een
midlifecrisis zal ervaren.
Door deze drie niveaus van analyse te combineren, krijgen onderzoekers een vollediger beeld van
stabiliteit en verandering in de persoonlijkheid, van brede trends tot individuele uitzonderingen.
2.3.Stabiliteit van persoonlijkheidstrekken over de tijd
De stabiliteit van persoonlijkheidstrekken gedurende de eerste levensjaren varieert afhankelijk van het
perspectief. Volgens het temperamentmodel is persoonlijkheid grotendeels biologisch bepaald en
aangeboren, vergelijkbaar met een gipsmodel dat nauwelijks verandert naarmate iemand ouder wordt.
Aan de andere kant suggereren andere opvattingen dat persoonlijkheid sterk beïnvloed wordt door
omgevingsfactoren en leeftijdsgebonden veranderingen, zoals sociale rollen en levensgebeurtenissen,
wat resulteert in een grotere mate van verandering over de tijd.
2.3.1. Stabiliteit van temperament gedurende de eerste levensjaren:
Temperament verwijst naar individuele verschillen die al vroeg
in het leven zichtbaar zijn, vaak erfelijk bepaald en gerelateerd
3
, aan emotioneel gedrag, zoals arousal. Rothbart onderzocht temperament bij kinderen vanaf drie
maanden door verzorgers, meestal moeders, zes temperamentfactoren te laten beoordelen:
o Activiteitsniveau: motorische activiteit, zoals arm- en beenbewegingen.
o Lachen: frequentie van lachen of glimlachen.
o Angst: stress en twijfelachtige benadering van nieuwe stimuli.
o Stressreactie bij beperkingen: stress bij bijvoorbeeld geweigerd voedsel.
o Troostbaarheid: hoe snel het kind kalmeert als het getroost wordt.
o Oriëntatieduur: hoelang het kind aandacht geeft aan een object zonder plotselinge
veranderingen.
Deze factoren werden gemeten op verschillende leeftijden (3, 6, 9, en 12 maanden) via
observatieschalen. De resultaten toonden aan dat alle correlaties tussen de tijdsperiodes positief
waren: kinderen die hoog scoorden in een vroege periode deden dat ook in latere perioden.
Activiteitsniveau en lachen bleken stabieler over tijd dan de andere factoren. Daarnaast werd een
hogere stabiliteit waargenomen bij oudere kinderen, wat suggereert dat persoonlijkheidskenmerken
stabieler worden naarmate kinderen het einde van de "infancy" bereiken. Dit kan deels komen doordat
verzorgers een consistenter beeld van hun kind hebben ontwikkeld.
Belangrijke conclusies uit dit onderzoek:
o Vroege stabiele verschillen: Vooral in pro-sociaal gedrag zoals lachen en activiteitsniveau.
o Middelmatige stabiliteit: Gedurende het eerste levensjaar.
o Hogere stabiliteit over korte periodes.
o Toename in stabiliteit met leeftijd.
2.3.2. Stabiliteit doorheen kinderjaren
Bij jongere kinderen is het niet mogelijk om hen rechtstreeks te vragen naar hun typische gedrag in
specifieke situaties. Daarom maken onderzoekers gebruik van schattingen door volwassenen, zoals
ouders of verzorgers. Onderzoek heeft aangetoond dat deze schattingen betrouwbaar en valide zijn.
Daarnaast is er een speciaal 5-factorenmodel ontwikkeld om persoonlijkheidskenmerken bij kinderen
vanaf vijf jaar te meten. Ook worden hulpmiddelen zoals een actigraph gebruikt, een apparaat dat
bewegingen registreert en het activiteitsniveau van kinderen kan meten.
Longitudinale studies onderzoeken dezelfde groep individuen op verschillende tijdstippen. Een
voorbeeld is een studie van Saudino met 304 tweelingparen (141 monozygote) op twee- en driejarige
leeftijd. De kinderen droegen actometers thuis en in het laboratorium, terwijl ouders en onderzoekers
hun activiteitsniveau onafhankelijk beoordeelden. De resultaten toonden positieve correlaties tussen
de metingen van ouders, onderzoekers, en de actometers, wat wijst op de validiteit van deze
methoden. Bovendien correleerde het activiteitsniveau op tweejarige en driejarige leeftijd positief, wat
wijst op matige stabiliteit van activiteitsniveau in de kindertijd.
Belangrijke begrippen en bevindingen:
o Stabiliteitscoëfficiënt: Dit is de correlatie tussen dezelfde metingen op verschillende
tijdstippen (test-hertestbetrouwbaarheid). Activiteitsmetingen zijn positief gecorreleerd met
latere metingen, wat aangeeft dat activiteit redelijk stabiel blijft in de kindertijd. De correlaties
nemen echter af naarmate het tijdsinterval tussen metingen groter wordt.
o Validiteitscoëfficiënt: Dit is de correlatie tussen verschillende meetmethoden van dezelfde
eigenschap op hetzelfde moment. De overeenkomsten tussen actometers (thuis en labo) en
beoordelingen van ouders en onderzoekers bevestigen de validiteit.
Conclusies uit longitudinale studies:
o Stabiele individuele verschillen in persoonlijkheid komen al op jonge leeftijd tot uiting, vaak
rond drie jaar.
o Rangorde stabiliteit in persoonlijkheid blijft behouden over vele jaren.
o De voorspelbaarheid van persoonlijkheidskenmerken daalt echter naarmate het tijdsinterval
tussen meetmomenten groter wordt.
Persoonlijkheidskenmerken in de kindertijd zijn een redelijke voorspeller voor persoonlijkheid op
volwassen leeftijd, maar deze voorspellende kracht vermindert met de tijd.
2.3.3. Rangorde stabiliteit in volwassenheid
Onderzoeken met verschillende meetinstrumenten en tijdsintervallen laten zien dat brede
persoonlijkheidstrekken bij mensen redelijk stabiel zijn over de tijd. Deze stabiliteit blijft bestaan, zelfs
wanneer "ander-rapportering" wordt gebruikt, waarbij bijvoorbeeld partners of vrienden de
persoonlijkheid van een individu beoordelen. Dit wijst erop dat de stabiliteit niet alleen afhangt van
zelfrapportage, maar ook door anderen kan worden waargenomen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller camillialasagni. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.85. You're not tied to anything after your purchase.