Onderwijskunde
Thema 1: referentiekader: een gestructureerde kijk op actoren,
processen en variabelen
Een referentiekader bestaat uit:
Actoren: individuen, groepen, instanties, vertegenwoordigers (bv. leerling, patiënt)
Processen: acties, procedures, ontwikkelingen die te maken hebben met leren en instructie
Variabelen: kenmerken, componenten, factoren
Aggregatieniveaus in het referentiekader:
niveaus waarop onderwijskunde een rol speelt
Op elk niveau heb je andere actoren (stakeholders)
Op elk niveau is het meer of minder abstract, ingrijpend, omvattend of systematisch
Afhankelijk van het niveau heb je een sterkere of minder sterke impact van de context
De verschillende niveaus:
Macro: alles wat een compleet systeem beïnvloedt (onderwijsbeleid, regelgever,
accrediteringsorgaan, wetgever, …) en dus een invloed heeft op het meso- en microniveau.
Meso: heeft betrekking op een school, faculteit, instelling, organisatie, bedrijf.
Micro: heeft betrekking op een concrete leer- en instructiesituatie (bv. in een klas, een
klasuitstap) of op een specifieke lerende.
Bespreking van variabelen, processen en actoren:
Actoren:
Al dan niet georganiseerde personen of geïnstitutionaliseerde personen (organisaties,
instituties); bv. ouders, leerlingen, vakbonden, schoolbestuur, politiek, bedrijfsleven,
onderwijsorganisaties …
stakeholders (belangengroepen) die rollen op zich nemen; bv. rol van IV, lerende,
tutor/begeleider, onderwijskundig ontwerper, educatief uitgever, curriculumontwikkelaar,
wetgever, schoolbegeleider, onderzoeker, innovatiedeskundige, …
kenmerken en begeleiding
Organisatie:
beschikbare tijd, fysieke ruimtes, het beschikbare budget, infrastructuur (computerklassen,
skillslabs, sportzalen en –terreinen)
Didactisch handelen:
leerdoelen, leerstof, media, werkvormen, evaluatie
Leeractiviteit:
wat lerende doet in instructiesetting
Context:
invloeden buiten instructiesetting die rechtstreeks of onrechtstreeks invloed hebben
Evidence-based referentiekader
Meta-analyses
Integratie onderzoek naar effecten van actoren, processen en variabelen
Effect size: overstijgt impact van 1 studie: focus op ‘betekenis’ van effecten i.p.v.
enkel op significantie effect (bv. p < .01)
Effect size= d
1
, Positieve effect size = hoeveel lerenden naar rechts opschuiven in de verdeling van
de scores: meer lerenden halen dus een hoger gemiddelde score Bijv. d = 1 = één
standaarddeviatie opschuiven = 84% van de lerenden score > (=beter dan) lerenden
zonder dit proces/variabele.
Benchmark d > .40 Vanaf d= 0,40 is er sprake van een belangrijk effect.
Microniveau
Niveau:
Leren en instructie als een concrete, direct observeerbare activiteit
Directe interactie tussen lerende - instructieverantwoordelijke in werkplek,
opleidingscentrum, klas, online leeromgeving, teleconferentie-omgeving
Bv. klasniveau
Actoren:
Instructieverantwoordelijke(n)
Trainer, docent, leerkracht, begeleider, lector, team ...
Kenmerken instructieverantwoordelijke(n) : geslacht, leeftijd, vooropleiding,
visie, ervaring, motivatie, interesse, samenwerkingsverband …
Begeleiding instructieverantwoordelijke(n) : online services, back office ...
Lerende
Een persoon die op een systematische manier iets leert
Kenmerken lerende(n): leeftijd, geslacht, ervaring, professionele
vaardigheden, interesse, motivatie, groepskenmerken, intellectuele factoren,
persoonlijke factoren
Begeleiding lerende(n): peers, tutors, specifieke opvang taal, godsdienst,
gezondheid (zieke kinderen)
Context
Instructie-externe variabelen/processen die ontwerpen, ontwikkelen en
uitvoeren/doorlopen instructie beïnvloeden
Vooral processen en variabelen die lerenden meebrengen als een ‘rugzakje’
naar de instructiecontext:
taal, waarden, etiquette, aspiraties, culturele (K) ennis, Kanon
2
, fysische setting: vervuilde buurt, platteland, onveilige buurt
Datgene wat de lerende meebrengt in de leersituatie. Stel ouders spreken
geen Nederlands gevolg op leersituatie
Bv. thuismilieu (vooral ouders)
Leeractiviteiten
concreet gedrag lerenden
Dikwijls als gevolg van instructieactiviteit
Kan ook op initiatief lerende (zie SDL, constructivisme)
Organisatie
Heeft betrekking op aspecten instructie:
Sociale aspecten: groeperingsvorm, afspraken, regels,
klasmanagement, aard leerkracht, grootte groep …
Fysieke aspecten: meubilair, infrastructuur, klas, labo, bibliotheek,
grootte, open werkplek …
Tijdsaspecten: duur activiteit, inplanning in rooster …
Didactisch handelen
Bepaalt instructieactiviteit IV
Leerdoelen
o Wat beheersen lerenden op einde instructieactiviteit?
o In concrete en observeerbare termen
gedrag
inhoud
o Verschillende focus: visie op leren & instructie
Leerstof
o ‘De stof waarvan men leert’; concrete selectie van informatie
die actoren gebruiken in instructieactiviteiten:
tekst om te lezen, samen te vatten, om te zetten tot
schema
kaart uit een atlas
opdracht voor het maken van een tekening
keuze van de scheikundige reacties die men laat
uitvoeren in een labo
o Leerstof helpt gedrag en inhoud van leerdoel bereiken;
dikwijls verwerkt tot handboeken
o Kwaliteit van leerstof is belangrijk
Didactische werkvormen
Concrete acties van een IV om leeractiviteiten bij lerenden uit te
lokken; bv.
o vragen stellen, doceren, een demonstratie geven, een
discussie opzetten, een groepsopdracht geven, rollen
toewijzen, een probleem voorleggen, een
constructieopdracht geven, immersieonderwijs …
o verschillende werkvormen; keuze weerspiegelt visie op leren
& instructie
kenmerken van de student:
o cognitieve kenmerken (mogelijkheden, motivatie en
studiegewoonten)
3
, o schoolvak
o klasniveau (graad, leeftijd)
Media
o ‘Gematerialiseerde’ vorm van leerstof en/of tools/middelen
die men gebruikt bij de didactische werkvorm
Bv. boeken, projectoren, computer, bord, fiches,
zelfstudiepakket, website, e-learning omgeving …
o Op zich geen belangrijk effect
o Effect bepaald door keuze en mix van werkvormen; bv.
online learning: flipped classroom
Toetsing
o Manier waarop men het bereiken van de vooropgestelde
doelstellingen controleert
Mesoniveau
Bv. Schoolniveau, opleidingsniveau
Interactie met het microniveau en het macroniveau
Context
bundelt personen, organisaties (gemeentebestuur, verenigingen, bedrijven, regionale
economische initiatieven) op lokaal niveau
stakeholders hebben belang bij instructie; bv. de duur van een opleiding, de
infrastructuur, de beschikbare opties, de toegankelijkheid, de kostprijs …
alle lerenden samen brengen hun ‘context’ mee (bagage); bv. SES
ook ruimtelijke setting, inplanting
Organisatie
Heeft betrekking op sociale, fysieke en timingsaspecten instructie
lesuren (lesurenpakket), aantal IV, mediatheek, budget instelling/school,
computerleszaal, open leercentrum, lokalen/infrastructuur, financiering,
beschikbare uren zorgcoördinatoren/coaches, praktijkbegeleiders,
schoolreglement, schoolmanagement …
4