▪ Cellen die veel vernieuwen: huidcellen (vernieuwen na 4 weken pas) en rode bloedcellen
▪ Cellen die niet vernieuwen: spiercellen, zenuwcellen en vetcellen
Spiercellen en vetcellen worden alleen groter, maar vermeerderen niet (turnover)
▪ Cellen – weefsels - homeostase
▪ (Spiercellen – bloedvat – longen)
Een spiercel heeft O2 nodig om te kunnen
bewegen, haalt het uit de interstitiële ruimte,
waardoor hier weinig O2 overblijft, de longen
gaan dus meer ademen zodat er meer O2 in het
bloed komt en dus ook in de interstitiële ruimte
Homeostase – Het vermogen van een organisme
om de samenstelling van het milieu interieur
constant te houden (co2 + 02)
ATP (adenosinetrifosfaat) – haalt het lichaam zijn energie vandaan
Diffusie – de verspreiding van stoffen van een hoge concentratie naar plekken met een lage
concentratie
Semi permeabel membraan (osmose) – kleine moleculen kunnen dit membraan wel passeren (H2O),
grotere moleculen kunnen deze niet passeren (eiwitten)
Waarom gaat onze bloeddruk omhoog wanneer we meer veel zout eten? Zout word in het bloed
opgelost, de concentratie zout in het bloed word dus hoog en word het bloed aangevuld met
vloeistof, maar doordat het zout niet door de wand kan stijgt de druk in het bloedvat en stijgt de
bloeddruk
Parasympatisch systeem – orthosympatisch systeem
▪ Parasympatisch systeem – werkt meer als je in rust bent (herstellen)
▪ Orthosympatisch systeem – werkt meer als je actief bezig bent (rennen)
▪ Negatieve feedback – de balans bewaren (temperatuur, glucose)
▪ Positieve feedback – het proces versterken (bloedstolling)
▪ Feed-forward – verandering aanbrengen in anticipatie (hartslag versnelling bij spannende
activiteit)
,Homeostase:
Externe milieu – de omgeving waar een organisme in leeft
Inwendige milieu – vloeistofruimtes rondom de cellen
Bio constanten – de fysiologische grootheden die constant gehouden worden door homeostase
Het lichaam bestaat voor 60% uit water – 40% in lichaamsmassa, 20% in extracellulaire ruimtes, 15%
in interstitiële vloeistof, 5% in bloedplasma
Lean body mass – lichaam zonder vetweefsel
Compartimenten – de ruimtes waarin water zich in het lichaam bevind (intercellulaire- , interstitiële-
en vasculaire compartiment)
▪ Milieu interieur (interne milieu) – de vloeistof die zich buiten de cellen bevind
▪ Milieu exterieur (uitwendige milieu) – de omgeving buiten het lichaam
Homeostase – het in evenwicht houden van het lichaam, doordat er transport mogelijk is naar en
vanaf alle verschillende compartimenten
Interstitiële vloeistof – zit om alle cellen heen, hierdoor kunnen voedingsstoffen (O2) en afvalstoffen
verspreid worden, de interstitiële vloeistof is namelijk in verbinding met het bloed die van alles
hieruit opneemt of af geeft en het milieu interieur constant gehouden kan worden
Celmembraan – zorgt voor de diffusie die wel of niet plaats kan vinden tussen de intercellulaire en
interstitiële ruimtes
Diffusie – verspreiding van een stof met een hoge concentratie naar een plek met een lage
concentratie (zonder energie/passief)
Osmose – als aan een kant de concentratie hoger is dan aan de
andere kant gaat water diffunderen naar de kant met de hoogste
concentratie zodat er een osmotisch evenwicht komt
Semipermeabel membraan – een membraan dat alleen O2/CO2
en H2O doorlaat met uitzonderingen op Na+, K+, Cl-, Ca2+ en
HCO3-, deze worden soms ook binnen gelaten. Voor Na+ en K+
heb je echter ook een natrium-kalium pomp
▪ Osmolariteit – de concentratie van osmotisch werkzame deeltjes in een vloeistof (9 G/L NaCl)
▪ Isotoon – een oplossing met dezelfde osmolariteit en osmotische druk als dat van de
lichaamsstoffen
▪ Hypotone – heeft een lagere osmotische druk
▪ Hypertone – heeft een hogere osmotische druk
Hyperglykemie – een te hoge bloedsuikerconcentratie bij mensen met diabetes mellitus (veroorzaakt
glucosurie > glucose in de urine)
Hypoglykemie – een te lage glucoseconcentratie
Osmotische diurese (urineproductie) – wanneer de nierbuisjes de glucose niet kunnen terug
resorberen doordat de glucose concentratie een bepaalde waarde overschrijd en glucose dus extra
water mee neemt richting de urinebuis
Colloïd osmotische druk – de door eiwitten uitgeoefende druk
Albumine – een bepaald eiwit (deze zorgt voornamelijk voor de colloïd osmotische druk)
▪ Plasma eiwitten zorgen voor afweer, bloedstolling en transport van stoffen
Uremie – het stijgen van het ureum gehalte vanwege een slechte nierfunctie
Belangrijke afvalstoffen in het plasma zijn ureum, urinezuur (bij afbraak van DNA) en creatine
, Tussen de interstitiële ruimte
en het intervasculaire ruimte zit
een cappilairwand, die alleen
water en opgeloste stoffen
doorlaat. Plasma eiwitten zijn te
groot en kunnen er dus niet
doorheen wat voor een grote
colloïd-osmotische druk zorgd
Er bevinden zich meerdere zuren in het lichaam, namelijk CO2, H2SO4 (zwavelzuur) en H3PO4
(fosforzuur).
▪ Zuren (waterstofdonoren) – stoffen die in water splitsen met H+ ionen en negatief geladen
zuurrestionen
▪ Base – een H+ ontvanger (er word een zuur gemaakt)
▪ pH – hierin word de zuurgraad van zuren aangetoond
De concentratie H+ ionen bepaalt de zuurgraad, hoe meer H+ ionen hoe lager de Ph
Bufferoplossing – een oplossing die aan een zuur word toegevoegd
wanneer er te veel H+ ionen aanwezig zijn (te lage pH)
Biocarbonaatsysteem – een buffersysteem in de extracellulaire ruimte,
wanneer er een zure stof word toegevoegd, word door het lichaam
bicarbonaat gebonden aan de H+ ionen wat zorgt voor het weg halen
van de H+ ionen en het maken van onder anderen CO2 wat weer door de bloedbaan terug gegeven
word aan het externe milieu
Nieren – kunnen de pH waarde in het bloed regelen door meer of minder H+ ionen uit te scheiden
Negatieve terugkoppeling (negatieve feedback) – dit is een mechanisme dat zorgt wanneer er een
verstoring is van de homeostase deze weer word hersteld word (gebaseerd op het interne en
uitwendige milieu)
Voorbeeld van homeostase in het lichaam – wanneer de lichaamstemperatuur stijgt word dit
geregistreerd door sensoren in de huid, het regelcentrum in de hypothalamus word geactiveerd en
geeft via het vegetatieve zenuwstelsel prikkels door aan de bloedvaten en zweetklieren (effectoren)
deze zorgen voor vaatverwijding en het actief worden van de zweet klieren (zweet produceren),
hierdoor daalt de lichaamstemperatuur (negatieve terugkoppeling)
Positieve terugkoppeling (positieve feedback) – wanneer er een verstoring is van de homeostase,
word er een reactie opgeroepen die deze verstoring nog meer versterkt (komt niet vaak voor in het
gezonde menselijk lichaam)
Vooruit koppeling (feed forward) – het reageren van sensoren op signalen die wijzen op een
dreigende verstoring (een auto die wanner je wilt oversteken met hoge snelheid komt aangereden)
▪ Zenuwstelsel – regelt handelingen die snel uitgevoerd moeten worden met behulp van sensoren
en effectoren (het ontwijken van een bal die op je af komt)
▪ Sensoren – zintuigen, nemen dingen waar
▪ Effectoren – nemen signalen op (spieren en klieren)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tessatcromer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.06. You're not tied to anything after your purchase.