2019 - 2020
Boek: Macroeconomics
Auteur: N. Gregory Mankiw
Docent: Ellen Van Droogenbroeck
, Hoofdstuk 3: Nationaal inkomen
1. 4 vragen
1. Waardoor wordt de totale productie (nationaal inkomen) bepaald?
2. Hoe wordt het nationaal inkomen verdeeld over de productiefactoren?
3. Waardoor wordt de vraag naar goederen en diensten bepaald?
4. Wat brengt de vraag en het aanbod aan goederen en diensten in evenwicht?
2. Economische kringloop
Productie ≡ Bestedingen ≡ Inkomen
− 3 economische actoren: huishoudens, bedrijven, overheid
− 3 markten: markt voor goederen en diensten, markt voor productiefactoren, financiële markt
− Pijlen: geldstroom
Huishoudens ontvangen een inkomen en gebruiken dit om te consumeren, belastingen te betalen en
te sparen. Bedrijven ontvangen geld uit de verkoop van goederen en diensten en gebruiken dit om
productiefactoren te kopen. Huishoudens en bedrijven kunnen geld lenen op de financiële markt om
investeringsgoederen te kopen. De overheid ontvangt geld uit belastingen en gebruikt dit om
aankopen te doen. Overschot van belastinginkomsten heet public saving. Dit kan positief zijn (budget
surplus) of negatief (budgettekort).
3. Waardoor wordt de totale productie (nationaal inkomen) bepaald?
De belangrijkste macro-economische variabele is het bruto binnenlands product. Dit meet de totale
output van goederen en diensten en het totale inkomen van een land.
Het bbp hangt af van de hoeveelheid inputs (productiefactoren) en de mogelijkheid om die inputs
om te zetten in outputs (productiefunctie).
1
Macro-Economie: Hoofdstuk 3
,Productiefactoren
De productiefactoren kapitaal 𝐾 en arbeid 𝐿 worden gebruikt om goederen en diensten te
produceren. Voorlopig nemen we aan dat deze vast zijn en volledig gebruikt worden. Er wordt nog
geen rekening gehouden met overcapaciteit of werkloosheid.
Productiefunctie
De beschikbare technologie bepaalt hoeveel output wordt geproduceerd gegeven de hoeveelheid
kapitaal en arbeid.
Productie = f(ingezette productiefactoren)
𝑌 = 𝐹(𝐾, 𝐿)
𝑌: productie
𝐹: productiefunctie: technologische kennis
𝐾, 𝐿: productiefactoren kapitaal en arbeid
Aannames
− 𝐾= 𝐾 ̅
− 𝐿 = 𝐿̅
− Technologische kennis is gegeven/vast
− 𝑧𝑌 = 𝐹(𝑧𝐾, 𝑧𝐿) → constante schaalopbrengsten
Aanbod van goederen en diensten
De productiefunctie en de productiefactoren bepalen samen de output. Doordat we veronderstellen
dat de hoeveelheid kapitaal en arbeid vast is, is ook de output vast.
̅ , 𝐿̅) = 𝑌̅
Totale productie = aanbod aan goederen en diensten = 𝑌 = 𝐹(𝐾
4. Hoe wordt het nationaal inkomen verdeeld over de productiefactoren?
De productiefactoren en productiefunctie samen bepalen het nationaal inkomen. In de economische
kringloop zien we dat het nationaal inkomen van de bedrijven naar de huishoudens vloeit door de
markt voor productiefactoren.
Factorprijzen
Factorprijzen zijn de vergoeding per eenheid van productiefactor.
− Huur 𝑅 als vergoeding voor de eigenaars van kapitaal
− Loon 𝑊 voor de arbeidskrachten
Huur en loon worden bepaald door vraag en aanbod van productiefactoren.
We veronderstellen dat de
productiefactoren vast zijn.
Hierdoor is het aanbod van
productiefactoren dus verticaal.
Het snijpunt tussen vraag en aanbod
geeft de evenwichtsfactorprijs.
De vraag naar productiefactoren komt van de bedrijven die kapitaal en arbeid gebruiken.
2
Macro-Economie: Hoofdstuk 3
, Beslissingen van een competitief bedrijf
Een competitieve onderneming is relatief klein ten opzichte van de markt en heeft dus weinig invloed
op de marktprijzen. → 𝑃, 𝑊, 𝑅 zijn gegeven.
𝑌 = 𝐹(𝐾, 𝐿)
De onderneming produceert meer output wanneer ze meer kapitaal en arbeiders gebruikt. In deze
analyse is zowel arbeid als kapitaal afkomstig van de huishoudens.
Doel van een onderneming: winstmaximalisatie
𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡𝑒𝑛 − 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑠𝑡𝑒𝑛 − 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑 − 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙
𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑃𝑌 − 𝑊𝐿 − 𝑅𝐾
De winst is afhankelijk van de productiefactoren. We substitueren Y dus door de productiefunctie.
𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 = 𝑃𝐹(𝐾, 𝐿) − 𝑊𝐿 − 𝑅𝐾
Een competitief bedrijf neemt de productprijs en factorprijzen als een gegeven. Het moet dus de
hoeveelheid arbeid en kapitaal kiezen die de winst maximaliseert.
→ Wat zijn de winstmaximaliserende hoeveelheden arbeid en kapitaal?
Vraag naar arbeid
Hoe meer arbeiders een bedrijf aanneemt, hoe meer output kan worden geproduceerd.
Marginaal product van arbeid (MPL)
= Extra productie die een onderneming produceert door het toevoegen van één eenheid arbeid,
gegeven een vaste hoeveelheid kapitaal.
𝑀𝑃𝐿 = 𝐹(𝐾, 𝐿 + 1) − 𝐹(𝐾, 𝐿)
− 𝐹(𝐾, 𝐿 + 1): de hoeveelheid output die geproduceerd wordt met 𝐾 eenheden kapitaal en 1 extra
eenheid arbeid.
− 𝐹(𝐾, 𝐿): de hoeveelheid geproduceerde output met 𝐾 eenheden kapitaal en 𝐿 eenheden arbeid.
− Verschil geeft de hoeveelheid output ten gevolge van 1 extra eenheid 𝐿.
Afnemend marginaal product
Het marginaal product van arbeid neemt af naarmate de hoeveelheid arbeid toeneemt.
MPL geeft de helling van de productiefunctie weer.
Naarmate de hoeveelheid 𝐿 toeneemt,
wordt de productiefunctie vlakker.
3
Macro-Economie: Hoofdstuk 3