Filosofie is een reflectieve en argumentatieve discipline, waarbij wordt voortgebouwd op het denken
van anderen. Tevens is het een discursieve discipline waar men in discussie gaat met anderen om
hun eigen ideeën te toetsen en verder te ontwikkelen. Binnen de rechtsfilosofie zijn drie, op elkaar
aanvullende perspectieven te onderscheiden:
• Rechtsfilosofie als activiteit
Dit perspectief ziet op het systematisch en kritisch nadenken over het recht. Dit gaat over
algemene vragen zoals de vraag wat recht is en hoe recht verbonden is met de staat en met de
moraal, maar ook over de reflectie over fundamentele beginselen zoals de rechtsstaat,
democratie en grondrechten. En vaak gaat het juist over concrete vragen, bijvoorbeeld of het
recht bepaalde activiteiten zou moeten verbieden of reguleren. De activiteit van systematische
reflectie heeft twee hoofvormen die vaak in elkaar overlopen, namelijk als beschrijvende
verheldering en als normatieve analyse. De eerste vorm richt zich op de verheldering en
verklaring van juridische verschijnselen, beginselen en begrippen. De tweede vorm ziet op de
vraag over hoe het recht zou moeten zijn en welke beginselen zouden moeten worden
geaccepteerd als fundamenteel
• Rechtsfilosofie als inzichten
Dit perspectief gaat bijvoorbeeld over de vraag wat de rechtvaardigingen zijn voor de vrijheid van
meningsuiting, en wat leert dat ons over de afwegingen van deze vrijheid tegen andere
grondrechten zoals het discriminatieverbod? Eén van de argumenten is de bekende gedachte van
de ‘marketplace van ideas’: vrije meningsuiting maakt een open debat mogelijk waarbij het beste
idee kan winnen den de waarheid boven komt drijven
• Rechtsfilosofie als theorieën
Filosofische theorieën zijn altijd controversieel en vaak aanleiding tot debat die leidt tot bijstelling
of verwerping van een theorie
Bij het gebruik van een filosofische theorie moet men zich bewust zijn van de context waarin deze
ontstond, de persoonlijke achtergrond van de auteur en de eigen context. Vervolgens moet worden
stilgestaan bij de vraag of die verschillen in context ook van belang zijn voor het gebruik van de
oude theorie in onze context en hoe daarmee om kan worden gegaan.
In het statelijk paradigma staat de staat centraal. Dit paradigma biedt een beschrijvende analyse
van de verhouding tussen recht, staten en de samenleving die al nooit paste bij de werkelijkheid,
maar waarvan de tekortkomingen steeds sterker zichtbaar worden. Alhoewel het statelijk
paradigma nog niet is achterhaald, moet het worden met een breder paradigma, genaamd het
pluralistisch paradigma. Het statelijk paradigma kan worden samengevat in drie uitgangspunten:
• Het idee van staatssoevereiniteit houdt in dat een staat het hoogste gezag is over de bevolking op
een bepaald grondgebied. Daarmee verbonden is de gedachte dat de wereld geografisch is
opgedeeld in staten met elk een eigen grondgebied. Dit idee betreft de ordening van de politieke
macht
• Het idee van juridisch centralisme houdt in dat alle recht direct of indirect kan worden herleid tot
het hoogste gezag in die staat, in een top-down benadering. Daarbij zijn de Grondwet en
wetgeving meestal de hoogte bron van het recht. Dit idee betreft de ordening van het recht
• Het idee van de natiestaat gaat ervan uit dat de staat niet alleen verbonden is met een bepaald
grondgebied, maar ook met een natie, een volk met een eigen identiteit. Dit idee betreft de
ordening van de samenleving
In de discussies over wat een volk is, kunnen vier visies worden onderscheiden:
• De neutrale, juridische visie die in het Nederlandse recht wordt verondersteld. Dat ziet het
Nederlandse volk soms als de verzameling van alle mensen die min of meer duurzaam op het
Nederlandse grondgebied verblijven, maar meestal als de verzameling van mensen met de
Nederlandse nationaliteit
• In de Romantische of culturele visie wordt het volk gezien als een culturele eenheid, in termen
van een gemeenschappelijke culturele, religieuze, taalkundige, etnische en/of historische
identiteit
• Binnen het idee van de politieke natiestaat wordt de natie gezien in termen van gedeelde
politieke waarden, zoals bijvoorbeeld vastgelegd in de constitutie. De Duitse filosoof Jürgen
Habermas heeft op basis hiervan het idee van constitutioneel patriotisme ontwikkeld en
suggereert dat dit ook de basis zou kunnen worden voor een identificatie van Europese burgers
met het Europese project. Burgers moeten zich kunnen identificeren met hun land, maar dat het
onwenselijk is dat ze dat doen op basis van een gedeelde cultuur
• De Duits-Amerikaanse filosoof Yascha Mounk pleit voor een vierde visie op de natiestaat, een
inclusieve natiestaat. Dit is een combinatie van de politieke natiestaat met elementen uit de
culturele natiestaat. De natie wordt daarin gedefinieerd in termen van gedeelde politieke waarden
als de democratische rechtsstaat en van een eigen culturele identiteit, maar deze laatste is open
, en inclusief. Migranten en minderheden mogen de gegroeide identiteit ter discussie stellen en
deze kan ook geleidelijk veranderen
Door de ontwikkeling van internationale en Europese rechtsordes is het statelijk paradigma
tegenwoordig minder passend. Er zijn volgens van der Burg minstens vijf verschijnselen die het
statelijk paradigma minder adequaat maken om het internationale recht goed te begrijpen:
1
Binnen het internationaal gewoonterecht is er geen sprake van een centrale overkoepelende
staat, en bovendien kan het ook staten binden die het er mee oneens zijn. Voor gewoonterecht is
immers niet noodzakelijk dat alle staten zich aan de praktijk houden; ook als een klein deel van
de staten zich er niet aan houdt, kan er toch geldig gewoonterecht ontstaan. Daarmee
ondergraaft het internationaal gewoonterecht zowel het idee van staatssoevereiniteit als het idee
van juridisch centralisme
2
De ontwikkeling van supranationale organisaties zoals de VN, de Raad van Europa en de
Europese Unie leidt tot situaties waarin teksten tegenwoordig anders worden geïnterpreteerd dan
de verdragsluitende partijen voor ogen hadden. Deze doctrine van het EHRM staat op gespannen
voet met het idee van staatssoevereiniteit
3
Het internationale of supranationale recht is niet meer beperkt tot het recht tussen staten
4
De globalisering ondergraaft het idee van de natiestaat. Door migratie en korter durende
bezoeken aan het buitenland is het verband tussen een herkenbaar volk met een eigen identiteit
en een staat met een eigen grondgebied minder hecht geworden
5
De opkomst van internationale organisaties non-gouvernementele organisaties leidt ertoe dat niet
alleen de sportbonden en sporters gebonden zijn de regels die door hen zijn ontwikkeld, maar ook
staten als gevolg door de monopoliepositie van deze organisaties
Binnen het pluralistisch paradigma is niet de territoriale staat de primaire eenheid van analyse,
maar de wereld als geheel. Hiermee duidt het woord pluralistisch aan dat er een grote
verscheidenheid is in bronnen van macht, recht en maatschappelijke groepen en netwerken. Ook
dit paradigma kan worden samengevat in drie uitgangspunten:
• Machtenpluralisme
Naast de staat oefenen instituties zoals internationale organisaties, multinationale bedrijven en
non-gouvernementele organisaties grote macht uit
• Rechtspluralisme
Naast nationale wetgeving zijn er bijvoorbeeld ook rechtsordes van internationaal en Europees
recht en van zelfregulering
• Maatschappelijk pluralisme
Er is een grote verscheidenheid aan maatschappelijke (etnische en culturele) groepen en
netwerken
Ook in de rechtsfilosofie wordt in veel theorieën de staat centraal gesteld. Het uitgangspunt hierbij
is dat een samenleving zonder gezamenlijke rechtsregels en zonder een staat die regels kan
uitvaardigen en afdwingen minder goed zou functioneren of zelfs niet zou bestaan. Om te begrijpen
hoe dat vorm zou krijgen, gaan de theorieën van een sociaal contract uit van een fictieve situatie,
een natuurtoestand waarin mensen samen komen om afspraken te maken over de vormen van de
staat. In die natuurtoestand bestaan nog geen staat, wetten of samenleving.
De drie descriptieve theorieën over recht zijn het rechtspositivisme, het natuurrecht en het juridisch
interactionisme:
• Binnen het rechtspositivisme wordt mede volgens John Austin, empirisch vastgesteld wat recht is,
namelijk een verzameling van regels die zijn uitgevaardigd zijn door de soeverein. Deze worden
indien nodig afgedwongen door sancties. Kelsen heeft deze theorie verder uitgebreid met de
gedachte dat het recht een omgekeerde pyramide is. Een rechtsregel is geldig omdat hij
gebaseerd is op een hogere rechtsregel, die ook is gebaseerd op een hogere rechtsregel.
Uiteindelijk kom je terecht bij de Grundnorm of basisnorm
• Het natuurrecht wordt onderscheiden in het religieus en redelijk natuurrecht en is een rechtsbron
naast het positieve recht. De inhoud van het religieuze natuurrecht kan op drie manieren worden
bestudeerd, namelijk door openbaring van het heilige boek, het gezag binnen gebedshuizen of
van geleerden en de rede. Dir recht is beïnvloed door de Griekse filosofen Plato en Aristoteles.
Hugo de Groot en John Locke zijn belangrijke namen die op zoek waren naar het natuurrecht
zonder religieuze basis, het redelijke natuurrecht
• Het juridisch interactionisme ziet op de gedachte dat recht een handelingspraktijk is waarin recht
en moraal met elkaar zijn verweven. Volgens Fuller zijn er minstens twee of drie bonnen van
recht, namelijk het gepositiveerde recht, interactief recht en contracten
Er vallen een aantal functies te identificeren die het recht vervult. Een eerste probleem is dat het
gedrag van andere mensen onvoorspelbaar zou zijn en om die reden zijn regels nodig om het
gedrag tussen mensen te coördineren. Handhavende instituties zoals de politie bevorderen dat
mensen zich ook aan die regels houden. Dit is de coördinatiefunctie van het recht. Daarnaast zijn
, regels nodig om eventuele conflicten te voorkomen en te beslechten. Dit is de zogeheten
conflictbeslechtingsfunctie van het recht. Een derde functie van het recht is de waarborgfunctie,
hiermee worden de belangen en rechten gewaarborgd veiligheid te bevorderen. De instrumentele
functie van recht houdt in dat we bepaalde gemeenschappelijke doelen moeten realiseren door
gedragsnormen aan burgers op te leggen of financiële middelen te genereren om publieke
goederen. Recht kan daarnaast nog andere functies hebben, zo kan een Grondwet uitdrukken wie
we als politieke gemeenschap willen zijn door belangrijke waarden en grondrechten vast te leggen.
Dan heeft het recht een expressieve functie.
Volgens John Austin bestaat recht uit algemene bevelen, die uitgevaardigd zijn door de soeverein,
en die worden afgedwongen met sancties. Zijn theorie is een belichaming van het statelijk
paradigma en gaat uit van staatssoevereiniteit en het juridisch centralisme, waarbij alle recht
afkomstig is van de soeverein. Daarom wordt Austin ook beschouwd als één van de grondleggers
van het rechtspositivisme. Het laat geen ruimte voor het gewoonterecht.
Hart bouwt voort op het werk van Austin. Zijn theorie vertrekt vanuit de door hem gesignaleerde
problemen van Austins theorie. Hart stelt in zijn theorie niet de fictieve soeverein centraal, maar
regels. In de omgang tussen mensen bestaan allerlei sociale regels om samenleven mogelijk en
aangenamer te maken. De gedragsregels die men verplichtingen oplegt noemt Hart primaire
regels. Desondanks stelt Hart dat een normatief systeem dat alleen uit primaire gedragsregels
bestaat drie gebreken heeft:
1
De eerste tekortkoming, het probleem van onzekerheid, is dat het niet simpel is om precies vast
te stellen welke regels er zijn en wat zij precies inhouden. Om dit gebrek op te lossen zijn er
secundaire erkenningsregels nodig. Dit zijn regels die bepalen wanneer een regel bestaat en wat
deze inhoudt
2
Het tweede gebrek is dat primaire regels statisch, en dus lastig te veranderen, zijn. Om dit op te
lossen zijn er secundaire veranderingsregels nodig om wetten te veranderen, af te schaffen of te
creëren door een bepaalde procedure te volgen waarbij regering en beide Kamers van de
volksvertegenwoordiging moeten instemmen
3
Het derde gebrek is de inefficiëntie van handhaving van regels door sociale druk. Het probleem is
dat er niemand is die gezaghebbend bepaalt dat regels geschonden zijn, maar ook dat er
niemand is die energie en tijd steekt in het opsporen en bestraffen van overtreders. Dit probleem
kan worden opgelost door secundaire toepassingsregels, regels die procedures of instanties
aanwijzen die vaststellen wanneer de primaire regels overtreden zijn en welke sancties daarbij
passen
Hart stelt dus dat er als antwoord op elk van deze problemen secundaire regels nodig zijn. Deze
hebben niet direct betrekking op het handelen van mensen zelf, maar op de primaire regels
waarvoor dat wel het geval is. Zij leggen geen verplichtingen op, maar creëren bevoegdheden voor
burgers of officials. Volgens Hart is er nog geen sprake van recht als er alleen primaire
gedragsregels zijn en voegt daaraan toe dat ieder rechtssysteem één fundamentele
erkenningsregel heeft, die feitelijk het rechtssysteem constitueert en de eenheid daarvan
garandeert. In Nederland zou de Grondwet als fundamentele erkenningsregel kunnen worden
aangemerkt. Deze vormt volgens Hart als hoogste rechtsnorm de basis van al het andere, hiervan
afhankelijke recht. De fundamentele erkenningsregel is de enige regel die zijn geldigheid niet
ontleent aan een andere regel, maar aan de feitelijke acceptatie in de praktijk. De hiërarchische
ordening op basis van één centraal uitgangspunt, de fundamentele erkenningsregel, past natuurlijk
bij het statelijke uitgangspunt van juridisch centralisme. Toch biedt Hart openingen om niet-statelijk
recht te erkennen, zoals sociale regels binnen een hechte organisatie.
Tegenover de traditie van het rechtspositivisme staat de stroming van het natuurrecht.
Gemeenschappelijk is dat het recht zoals dat door politieke machthebbers wordt uitgevaardigd
doorgaans wel wordt aanvaard als recht, maar binnen bepaalde restricties. Dat statelijk recht mag
namelijk niet in strijd zijn met het natuurrecht, een hoger recht. De gedachte is dat er bepaalde
normen en waarden zijn waaraan de wetgever is gebonden en die ook in het recht moeten worden
gewaarborgd. Binnen het religieus natuurrecht is het natuurrecht gebonden aan religieuze normen,
terwijl het natuurrecht binnen het rationeel natuurrecht wordt gebaseerd op redelijke argumenten.
Wanneer de wereld meerdere religies kent, is een beroep op religieus natuurrecht onmogelijk. Niet
ieder erkent immers het gezag van dezelfde religieuze bronnen of interpreteert ze op dezelfde
manier. Het rationeel natuurrecht is in principe voor het hele recht relevant, maar is tegenwoordig
vooral van belang op twee terreinen: het internationaal recht en mensenrechten.
Rechtspositivist Hart heeft zich sterk afgezet tegen het natuurrecht, maar accepteert dat er
bepaalde normen in iedere rechtsorde moeten zijn opgenomen om deze mogelijk te maken. Het
fundamentele waar Hart van uitgaat is overleving of survival. Als dat minimale doel niet
gewaarborgd is door het recht, zou men geen reden hebben om het recht te gehoorzamen en met
elkaar samen te werken. Om te bepalen wat nodig is voor overleving onderscheidt Hart een aantal
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samanthamirella. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.