Boom Juridische studieboeken - Kern van het Europees recht
Een handige en leerzame samenvatting van het boek Kern van het Europees recht geschreven door S.J. Tans, H.C.F.J.A. de Waele en A. Looijestijn-Clearie. De informatie van de hoorcolleges zijn er ook in verwerkt. Deze samenvatting heb ik geschreven voor het vak Europees recht dat wordt gegeven in ja...
Samenvatting Europees recht
Week 1
§Hoofdstuk 1
Supranationale organisaties: een organisatie waarbij er bevoegdheden worden toegekend aan bepaalde
organen in die organisatie, de lidstaten leveren dus een deel van hun soevereiniteit in aan de internationale
organisatie, zoals de EU, Europese Commissie en het parlement.
Intergouvernementele organisaties: een organisatie waar afspraken bindend zijn als lidstaten deze met elkaar
maken. Het verdrag is alleen geldend voor de lidstaten die ermee ingestemd hebben, NAVO en Europese Raad
De geschiedenis zal worden opgedeeld in 4 periodes.
- 1951-1965: de oprichtingsfase (nooit meer oorlog)
- 1965-1985: Eurosclerose
- 1985-2004: De jubeljaren?
- 2004-nu: van crisis naar crisis
1951-1965: de oprichtingsfase (nooit meer oorlog)
De huidige Europese samenwerking is begonnen met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)
die in 1951 is opgericht met het Verdrag van Parijs. De 6 oprichtende landen waren Nederland, België,
Luxemburg, Frankrijk, Duisland en Italië. De drijfveer achter de oprichting was om een einde te maken aan
terugkerende oorlogen op het Europese continent.
De Verenigde Naties (VN) is opgericht in 1945. In 1949 werd de Raad van Europa opgericht met zijn zetel in
Straatsburg (aanvankelijk 10 lidstaten, inmiddels 17 landen). Een van de belangrijkste verdragen die binnen dat
verband werd aangenomen, is het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM). (Haal de Raad van
Europa niet door elkaar halen met de Europese Raad en de Raad van ministers en het Hof van Justitie van de
EU in Luxemburg en het Europees Hof voor de rechten van de Mens in Straatsburg). De Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie (NAVO) is gedoeld op collectieve veiligheid en wederzijde (militaire) samenwerking.
De EGKS had als doel om de soevereiniteit van de deelnemende landen op het terrein van kolen en staal te
beperken, om zo te voorkomen dat landen zich opnieuw zouden kunnen bewapenen om het continent voor de
derde keer in de 20e eeuw in een oorlog te storten idee van EGKS kwam van Jean Monnet. Met het Verdrag
van Parijs ontstond een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal. Naast het voorkomen van oorlog was
een belangrijk doel van de EGKS het vergroten van de economische groei en werkgelegenheid om zo de
levensstandaarden in de aangesloten lidstaten te verbeteren.
De institutionele structuur van de huidige EU is deels al terug te zien in die van de EGKS, die bestond uit een
supranationale Hoge Autoriteit (nu Europese Commissie), een Gezamenlijke Vergadering bestaande uit
vertegenwoordigers van de nationale parlement (nu Europees Parlement), een Raad waarin de
regeringsvertegenwoordigers zetelden (nu Raad van ministers) en een Hof van Justitie bestaande uit 9
rechters. Jean Monnet werden de eerste voorzitter van de Hoge Autoriteit, belast met het toezicht op de
productie van kolen en staal.
In 1957 werd uiteindelijk het Verdrag van Rome ondertekend door de 6 oorspronkelijke lidstaten waarmee de
Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)
werden opegricht. De EEG beoogde het instellen van een gemeenschappelijke markt, waarbij belemmeringen
in de vorm van handelstarieven en quota’s zouden worden afgeschaft. Ook werd er een gemeenschappelijk
douanetarief ingesteld aan de buitengrens, alsmede een gemeenschappelijke handelspolitiek t.o.v. niet-EEG-
lidstaten. De EEG en Euratom stonden los van de EGKS maar deelde hetzelfde rechtsprekende orgaan en de
Gezamenlijke Vergadering. Pas in 1965 zijn de instituties van de 3 gemeenschappen samengegaan.
1965-1985: Eurosclerose
In het Europees integratieproces gebeurde in de jaren 60 er op politiek niveau weinig. Deze periode wordt
aangeduid als het tijdperk van de Eurosclerose, duurde tot midden jaren 80, mede door een economische crisis
en de hoge werkloosheid in Europa.
1
,Het was met name de Franse regering, onder leiding van De Gaulle, die zich opwierp tegen een al te
supranationale opstelling van de Commissie. De bepleitte een meer intergouvernementele invulling van de
Gemeenschappen waarbij de lidstaten zelf de touwtjes in handen hebben. De Fransen waren schuldig aan de
lege stoel-crisis van 1965: gedurende een periode van 7 maanden weigerde Frankrijk om nog langer aanwezig
te zijn bij bijeenkomsten in de Raad. De Franse afwezigheid tijdens bijeenkomsten van de Raad zorgde ervoor
dat het Europese wetgevingsproces tot stilstand kwamen. Deze intertie werd pas doorbroken met het akkoord
van Luxemburg van 19 januari 1966. Dit akkoord was niet minder dan een agreement tot disagree. In dit
akkoord werd vastgesteld dat er altijd gedoeld moest worden om consensus te bewerkstelligen. Mocht at niet
lukken, dan liet dit akkoord de weg open voor lidstaten om een veto uit te spreken wanneer zeer gewichtige
nationale belangen van een lidstaat op het spel stonden. In 1973 traden Denenmarken, Ierland en het VK toe.
De toetreding van deze andere lidstaten (Griekenland, Spanje en Portugal) verergerde het probleem dat
voorkwam uit het akkoord van Luxemburg. Met bijna 2 keer zoveel landen was het moeilijker om consensus te
bereiken.
De periode van Eurosclerose betekende overigens niet dat er niets gebeurde qua voortgang van de Europese
integratie. In 1963 bepaalde het Van Gend & Loos dat het Europese recht rechtstreeks werking kan hebben en
een jaar later bepaalde het in Costal/ENEL eveneens dat het Europese recht voorrang heeft op het nationale
recht. De impliciete boodschap van deze baanbrekende arresten was duidelijk: met de oprichting van de
Gemeenschappen hebben de lidstaten hun soevereiniteit begrensd en een autonome Europese rechtsorde
gecreëerd.
1985-2004: De jubeljaren?
In februari 1986 werd de Europese Akte ondertekend waarin ambitieuze plannen werden ontvouwd om het
vrij verkeer tussen de lidstaten verder uit te bouwen en de interne markt te voltooien. Er kwamen
bevoegdheden bij om regels voor andere beleidsterreinen vast te stellen, zoals milieu, regionaal beleid en
onderzoek. Deze uitbreiding bracht tot uitdrukking dat Europa meer is dan economische samenwerking alleen.
Ook luidde deze Akte belangrijke institutionele hervormingen in waarbij de nadruk kwam te liggen op meer
communautaire of supranationale oplossingen die maakten dat lidstaten minder grip kregen op het
integratieproces. Zo werd er een nieuwe wetgevingsprocedure ontwikkeld waardoor het Europees Parlement
meer macht kreeg en betrokken diende te worden in besluitvorming, naast de Commissie van de Raad. Door
het stemmen met gekwalificeerde meerderheid i.p.v. unanimiteit is het namelijk niet langer mogelijk voor
lidstaten om hun veto in te zetten en kan er dus gemakkelijker wetgeving worden aangenomen.
In 1992 werd in Maastricht het verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) ondertekend. Tot aan de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 zou de EU rusten op 3 pijlers:
1. De 3 gemeenschappen (EG, EGKS eb Euratom);
2. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB);
3. Het terrein van justitie en binnenlandse zaken (JBZ).
Over de laatste 2 nieuwe pijlers kan worden opgemerkt dat deze intergouvernementele waren dan de eerste.
Met het Verdrag van Maastricht werden de bevoegdheden van de Europees Parlement verder uitgebreid door
de introductie van de codecisieprocedure de huidige wetgevingsprocedure van art. 190 VWEU. Het
Parlement is in deze procedure medebeslisser samen met de Raad en kan op gelijke voet met de Raad
wetgevingsvoorstellen accepteren, blokkeren en amenderen.
Ook werden er bepalingen opgenomen over een Economische en Monetaire Unie (EMU) die uiteindelijk de
basis wouden vormen voor de euro.
In 1997 werd het Verdrag van Amsterdam ondertekend en in 2001 het Verdrag van Nice.
2004-nu: van crisis naar crisis
Ondanks de hiervoor beschreven onenigheden, kwam het afwijzen van de Grondwettelijke Verdrag in
referenda in Frankrijk en Nederland in mei en juni 2005 als een schork. Het Grondwettelijke Verdrag was,
althans op papier, het resultaat van een diepgaander en breder debat over de toekomst van Europa.
Na afwijzing van de Grondwettelijk Verdrag werd een periode van reflectie ingesteld om na te denken over wat
te doen van het afgeschoten Verdrag: de noodzaak tot institutionele hervormingen bleef immers bestaan. In
2007 werd onder Duits voorzitterschap in de Europese Raad politieke overeenstemming bereikt over een nieuw
2
,hervormingsverdrag. Dit resulteerde uiteindelijk in een omvangrijk document dat in 2007 in Lissabon werd
ondertekend Verdrag van Lissabon.
Ook dit Verdrag werd in 2007 tijdens een Iers referendum weggestemd. Nadat het een jaar later voor de
tweede keer was voorgelegd en een meerderheid kreeg, trad het in werking op december 2009. Met dit
Verdrag werden de 2 bestaande Verdragen aangepast: het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het
verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap werd omgedoopt tot het Verdrag betreffende Werking
van de Europese Unie (VWEU). Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon wordt dus niet meer
gesproken van de Europese Gemeenschap, maar de Europese Unie. Sinds Lissabon kennen we ook een vaste
voorzitter van de Europese Raad.
§hoofdstuk 2
Volgens art. 13 lid 1 VEU zijn er 7 instellingen:
1. Europees Parlement;
2. Europese Raad;
3. Raad (van Ministers) van de Unie;
4. Europese Commissie;
5. Hof van Justitie van de Europese Unie;
6. Europese Centrale Bank;
7. Rekenkamer.
Tussen de instellingen bestaat er geen formele hiërarchie. Juridisch gezien zijn ze dus elkaars gelijke, hoewel ze
elk over andere bevoegdheden beschikken.
De Europese Raad (art. 15 VEU en art. 235-236 VWEU) (hoogste instelling)
Art. 15 VEU geeft aan dat de Europese Raad bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten. Dit
betekent bijvoorbeeld dat de Nederlandse premier automatisch lid van dit gezelschap.
- Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kent de Europese Raad een eigen vaste
voorzitter, die de vergaderingen van de instelling leidt, voorbereidt, en daarover verslag uitbrengt aan
het Europees Parlement. Hij wordt gekozen door de leden van de Europese Raad voor een periode van
2½ jaar en kan eenmaal worden herkozen. Om zijn neutrale positie te garanderen mag deze persoon
niet tegelijkertijd een nationaal Ambt bekleden, en bezit hij geen stemrecht, art. 15 lid 6 VEU.
- De voorzitter van de Europese Commissie is een ander lid van de Europese Raad, die uit hoofde van
zijn functie als een van de nationale afgevaardigden wordt beschouwd, echter eveneens zonder
stemrecht.
- Tot slot neemt de Hoge vertegenwoordiger van de unie van buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
dele aan de werkzaamheden. Deze persoon is dus geen volledig lid en bezit evenmin stemrecht, maar
schuift in de praktijk bij vergaderingen aan wanneer het over onderwerpen gaat die het buitenlands en
veiligheidsbeleid van de EU betreffen.
Algemene rol en bevoegdheden
Conform art. 15 lid 1 VEU mag de Europese Raad weliswaar geen wetgeving vaststellen, maar dit verhindert
hem in praktijk niet een dominante rol te vervullen. Belangrijke taken: Verdragen opstellen of wijzigen (art. 48
VEU) en beleidslijnen vaststellen.
De Europese Raad is niet permanent in zitting. Zoals art. 15 lid 3 VEU aangeeft, wordt de instelling minimaal 2
keer per half jaar bijeengeroepen door zijn voorzitter. Het is tevens mogelijk dat de voorzitter tussendoor een
buitengewone bijeenkomst convoceert. Dat komt regelmatig voor, evenals de organisatie van een informele
top, om gerichter over een specifiek thema te kunnen discussiëren. Waar plaats de plaats van handeling
normaliter Brussel is, vinden dat soort informele bijeenkomsten soms in heel andere steden plaats.
De Raad van Ministers/ Raad van de Europese Unie/ de Raad (art. 16 VEU en art. 237-243 VWEU)
De hoofdrolspelers zijn hier de vakministers van de verschillende lidstaten. Het hangt af van de agenda welke
portefeuillehouders bijeenkomen. Ook al zijn de deelnemers dus niet steeds dezelfde personen, volgens de
Verdragen gaat het toch altijd om een en dezelfde instelling. Omdat art. 16 lid 2 VEU roept van
vertegenwoordigers van de lidstaten op ministerieel niveau, is het bovendien geoorloofd dat
staatssecretarissen aan tafel plaatsnemen.
3
, De Raad van Ministers komt maandelijks bijeen, veelal in Brussel, maar enkele keren ook in Luxemburg. Het
voorzitterschap rouleert; iedere 6 maanden neemt een ander land het stokje over. Er is een uitzondering op het
roulatiesysteem: de BuZa-Raad wordt niet voorgezeten door de minister van buitenlandse zaken van het land
die het voorzitterschap bekleedt, maar door de Hoge Vertegenwoordiger van de unie voor buitenlandse zaken
en veiligheidsbeleid.
De werkzaamheden van de Raad worden administratief ondersteund en opgevolgd door een secretariaat.
Daarnaast is een invloedrijk Comité van Permanent Vertegenwoordigers actief (COREPER), dat de
bijeenkomsten van de Raad voorbereidt.
Algemene rol en bevoegdheden
Volgens art. 16 lid 1 VEU oefent de Raad van Ministers samen met het Europees parlement de wetgevings- en
begrotingstaak uit. Om over wetgeving te kunne besluiten, zal er nomaliter eerst een voorstel moeten liggen.
De Raad is bevoegd om de Commissie te verzoeken een dergelijk voorstel te doen.
Voorts kan de Raad allerlei richtsnoeren vaststellen die niet per se bindend zijn (soft law), maar toch leiden tot
sturing en bijstelling van nationaal beleid. In beperkte mate is de Raad betrokken bij de uitvoering van de
vastgestelde regels. In dit kader kan hij bevoegdheden delegeren aan de Commissie, die de beoogde nadere
maatregel dan soms weer ter goedkeuring moet voorleggen voordat ze inwerkingtreden.
De Europese Commissie (art. 17 VEU en art. 244-250 VWEU)
Commissarissen en ambtenaren die het belang van de Europese Unie als geheel dienen. Elk EU-land mag een
persoon uitzenden om 5 jaar lang als lid van deze instelling te zijn. Een van de commissieleden treedt op als
voorzitter. Daarnaast telt de commissie een aantal vicevoorzitters, van wie 1 tegelijk de bijzondere
hoedanigheid bezit van Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Doordat de
voorzitter van de Commissie tevens lid is van de Europese Raad, de Hoge Vertegenwoordiger aan
bijeenkomsten van die instelling deelneemt en de BuZa-Raad voorzit, kan de communicatie duidelijk blijven.
Art. 17 lid 7 VEU: nomineert eerst de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid een kandidaat-
voorzitter. Daarbij moet rekening worden gehouden met de uitkomt van de verkiezingen voor het Europees
Parlement, die direct daarvoor zullen hebben plaatsgevonden. Conform art. 17 lid 7 VEU, de door de Europese
Raad genomineerde persoon altijd de goedkeuring van het Parlement moeten kunnen wegdragen. Zodra dit
het geval is, stelt de Raad in overeenstemming met de verkozen voorzitter een lijst vast van de overige
kandidaat-Eurocommissarissen, op basis van voordrachten vanuit de lidstaten. Nadat de genomineerden aan
een plenaire hoorzitting zijn onderworpen, dient het Europees Parlement te stemmen over het collectief.
Tussentijds wegsturen komt juridisch gezien in verschillend de varianten voor:
1. Het parlement zou zijn vertrouwen in de commissie als geheel kunnen opzeggen;
2. Het hof van Justitie is bevoegd om, op verzoek van de Raad, een individuele Commissaris uit het ambt
te ontheffen als hij niet meer aan de functievereisten voldoet of op ernstige wijze tekortschiet.
3. De aan de voorzitter van de Europese Commissie is bij machte om, uit eigen beweging of op verzoek
van het Parlement, een lid te vragen op te stappen.
Organisatorisch kent de Commissie een verticale ordening.
1. Bovenaan treffen we het college van Commissarissen aan. Elke Commissaris beschikt over een
zogeheten kabinet van 6 medewerkers, die de nodige ondersteuning bieden en als smeerolie dienen
tussen de top en de ambtelijk en niveaus daaronder.
2. Op de eerstvolgende trede hieronder bevindt zich een directeur-generaal, die leidinggeeft aan een
directoraat-generaal (DG) of een Dienst.
3. Een DG of Deinst is opgebouwd uit verschillende Directoraten, steeds geleid door een Directeur.
4. Een Directoraat bestaat weer uit eenheden, afdelingen en taakgroepen, elk geleid door een hoofd.
Algemene rol en bevoegdheden
De Commissie dient zich onafhankelijk op te stellen ten opzichte van de lidstaten door het gemeenschappelijk
Europese belang te verdedigen zoals art. 17 lid 3 VEU beklemtoont, mogen de leden van de Commissie geen
instructies aanvaarden van nationale regeringen, instellingen, organen of instanties, en hebben zij zich te
onthouden van elke handeling die niet valt te verenigen met het karakter van hun ambt of de uitvoering van
hun taak. Volgens art. 11 lid 4 VEU overweegt de commissie op autonome wijze. Overeenkomstig het idee van
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rue2015. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.