- Kleinste zelfstandigste eenheid van een levend organisme
- Bezit nog alle belangrijke levensverrichtingen
- Zoals: groei, voortplanting, beweging, stofwisseling en prikkelbaarheid
- Plantaardige en dierlijke/menselijke cellen
- Eencellige en meercellige organismen
Bouw van de cel: van buiten naar binnen:
- Celmembraan
- Cellichaam
- Celkern
Celmembraan:
- Vormt de celwand
- Is semi-permeabel ( halfdoorlaatbaar )
- De wand laat selectief stoffen door
- Zorgt dat de cel voedingsstoffen en zuurstof kan opnemen en afvalstoffen kan
afgeven
- Is van een plantaardige cel dikker dan van een dierlijke/menselijke cel
- Celmembraan van een plantaardige cel bestaat voor een groot deel uit cellulose
- Celmembraan van een menselijke cel bestaat uit eiwitten en lipiden ( vetachtige stof
)
Cellichaam:
- Bestaat uit cytoplasma
- Cytoplasma bestaat voor een groot deel uit water ( 70 % )
- In water zitten opgeloste voedingsstoffen
- Stoffen in cytoplasma zijn belangrijk voor de celstofwisseling en de
energievoorziening van het lichaam
- Hou ouder -> cytoplasma veranderd van vloeibare vorm naar geleiachtige vorm
- Hoe dikker het cytoplasma hoe trager de levensprocessen in de cel verlopen
- In cytoplasma zit het centraallichaam ( speelt een rol bij de celdeling )
Celkern:
- Bestaat uit kernplasma ( samenstelling hetzelfde als bij cytoplasma )
- Celkern regelt alle levensprocessen in de cel
- Wand van de celkern heet de kernmembraan
- Kernplasma ook wel: nucleonlasma
- Hierin zit chromatine, opgebouwd uit chromatinekorrels
- Als de celkern zich gaat delen vormen de chromatinekorrels draden ->
chromosomen
- Chromosomen bestaan uit DNA -> hierin erfelijke informatie -> de genen
Cytoplasma en kernplasma: protoplasma
Functies/levensverrichtingen van de cel:
- Sommige cellen kunnen bewegen ( witte bloedcellen )
, - Andere cellen zitten aan elkaar vast ( spiercellen )
Animale en vegetatieve levensverrichtingen
Animale levensverrichtingen:
- Zijn functies het lichaam in staat te stellen te realeren op plotselinge veranderingen
van de omgeving
- Prikkelbaarheid/prikkelverwerking
- Beweging
Prikkelbaarheid/prikkelverwerking:
- Het vermogen van de cel te reageren op mechanische en chemische prikkels uit de
omgeving ( warmte, kou, druk, licht )
- Waargenomen prikkels worden door het hele lichaam doorgegeven en verwerkt
Beweging:
- Het lichaam en de lichaamsonderdelen veranderen van vorm en plaats
Vegetatieve levensverrichtingen:
- Functies die groei, ontwikkeling en voortbestaan van het individu mogelijk maken
- Groei
- Stofwisseling
- Voortplanting
Groei:
- Je groeit doordat de grootte van de cellen en het aantal cellen toeneemt, dankzij de
celdeling komen er meer cellen
Stofwisseling:
- Opname van voedingsstoffen en zuurstof
- Afgifte van afvalstoffen
- Zuurstof helpt bij de verbranding van voedingsstoffen
- Daarbij komt warmte, energie en afvalstoffen vrij
- Warmte houdt de lichaamstemperatuur op ongeler 37 graden C
- Afvalstoffen verlaten de cel en worden in het bloed opgenomen
Voortplanting:
- Eicel en zaadcel
- Moment van bevruchting kun je niet regelen
- Is een onverwachte levensverrichting
Celdeling:
- Levensduur huidcel: 28 dagen
- Levensduur van rode bloedcel: 120 dagen
- 2 vormen van celdeling
- Directe celdeling
- Indirecte celdeling
Directe celdeling:
- De celkern en het cellichaam delen zich gelijktijdig