Ontwikkelings en onderwijspsychologie (6461PS007Y)
All documents for this subject (36)
Seller
Follow
annealidaroozendaal
Content preview
Samenvatting van samenvatting O&O
Zuigelingen komen op de wereld met sensorische systemen die tot op zekere
hoogte functioneren. Sensatie is de verwerking van basale informatie uit de
buitenwereld, aan de hand van receptoren in de zintuigen en de hersenen.
Perceptie is het proces van het organiseren en interpreteren van sensorische
informatie die afkomstig is uit de buitenwereld.
Een techniek om de perceptie van zuigelingen te bestuderen is de
preferentiële-kijktechniek. Hierbij krijgt een zuigeling twee visuele stimuli aan
zij te zien. Doordat de baby hoogstwaarschijnlijk langer kijkt naar één van de
stimuli valt er te concluderen dat de baby de twee kan onderscheiden en een
voorkeur heeft. Zo is ontdekt dat baby’s liever naar iets kijken dan naar niks.
Habituatie is een techniek waarbij een baby herhaaldelijk een bepaalde
stimulus te zien krijgt, totdat de baby eraan gewend is en dus de reactie
afneemt. Als de baby dishabituatie laat zien, kan de onderzoeker concluderen dat
de baby onderscheid kan maken tussen de oude en nieuwe stimulus.
De gezichtsscherpte (visual acuity) is de scherpte en helderheid van het zicht.
Voor het beoordelen bij baby’s maakt men gebruik van de voorkeuren in
patronen. Baby’s hebben een lage contrastgevoeligheid, dit houdt in dat ze
weinig vermogen hebben om verschillen in lichte en donkere gebieden in een
visueel patroon te detecteren. Dit komt doordat de kegelcellen nog niet volledig
ontwikkeld zijn. Hierdoor gaat de voorkeur uit naar patronen met een hoge graad
van visueel contrast. Na ongeveer 2 maanden is de kleurperceptie vergelijkbaar
met die van een volwassenen. Uit onderzoek is gebleken dat baby’s reageren op
een verandering van kleur in een categorie naar een nieuwe kleur in een andere
categorie (groen-rood), maar niet op een nieuwe kleur in dezelfde categorie (licht
rood- donkerrood). Dit suggereert dat de hersenen van baby’s tenminste enkele
kleurcategorieën vertegenwoordigen voordat ze de labels voor kleuren leren.
Pas na vier maanden zijn baby’s goed in staat om bewegende objecten te volgen
met hun ogen. Hiervoor is de ontwikkeling van smooth persuit eye
movements noodzakelijk. Hierbij beweegt de blik van de kijker met dezelfde
snelheid en hoek als het bewegende object. De ontwikkeling van deze beweging
is een resultaat van maturatie en niet van visuele ervaring. De focus van het
zicht van het kind ligt op wat er geleerd moet worden in die fase van het leven.
Wanneer zuigelingen beginnen met leren praten, ligt de focus op de mond van de
verzorger.
Visuele perceptie wordt gekenmerkt door perceptual constancy, een fenomeen
waarbij objecten als constant in grootte, vorm, kleur en dergelijke worden gezien,
ondank de fysieke verschillen in het netvliesbeeld van het object. Een ander
cruciaal perceptueel vermogen is de scheiding van objecten. Dit is de
identificatie van afzonderlijke objecten in een visueel beeld.
Het fenomeen van objectpermanentie is niet te verklaren door het verdwijnen
van het object in de gedachten van de toeschouwer. Het eenvoudigste bewijs
suggereert dat als jonge baby’s het object in gedachten houden, ze in het donker
naar deze objecten zullen reiken.
,De voilation-of-expectancy is een procedure waarbij een gebeurtenis getoond
wordt die verassing of interesse zou moeten oproepen als het indruist tegen
kennis van de baby.
In de loop van de kinderjaren vinden er enorme verbeteringen in de
geluidsgeleiding van het buiten- en middenoor naar het binnenoor. Ook
ontwikkelen in het eerste jaar de auditieve paden in de hersenen aanzienlijk.
Deze verbeteringen zorgen voor het vermogen van het kind om te reageren op
en het leren van geluid. Een voorbeeld van een factor dat de auditieve perceptie
doet verbeteren is auditieve lokalisatie. Dit is de perceptie van de ruimtelijke
locatie van een geluidsbron. Ook ontwikkeld een auditory spatial map dat
multimodale ervaringen vereist, waardoor baby’s informatie kunnen integreren
met informatie afkomstig van wat ze zien en aanraken.
Baby’s vinden zachte en hoge zang prettiger dan volwassenen gerichte zang.
Ook luisteren ze liever naar harmonisch samen klinkende (constante) tonen dan
naar dissonante versies. Baby’s zijn gevoeliger dan volwassenen voor aspecten
van muzikaal ritme. Dit duidt op perceptuele vernauwing, er is sprake van
ontwikkelingsveranderingen waarbij het perceptuele systeem is verfijnd aan de
hand van ervaring.
Voorkeuren voor geuren en smaken zijn al heel vroeg in het leven aanwezig. Een
van de bijpassende gedragingen is voedselneofobie, waarbij kinderen onbekend
voedsel vermijden.
Baby’s leren over hun omgeving door actief aan te raken:
- Voor 4 maanden: verkennen met de mond
- 4 maanden: toegenomen controle over hand- en armbewegingen,
handmatige verkenning.
- 7 maanden: de locatie waar andere mensen worden aangeraakt wordt
verwerkt met behulp van de overeenkomstige gebieden van hun eigen
somatosensorische cortex.
Intermodale (multi-modale) perceptie is het combineren van informatie uit
twee of meer sensorische systemen. De meeste gebeurtenissen omvatten
gelijktijdige stimulatie via meerdere sensorische uitingen. Een auditieve-visuele
intermodale waarneming is het McGurk effect. Iemand zegt de klank Ba, terwijl
het audiobeeld iemand Ga zegt. Hierdoor hoort iemand Da, aangezien deze klank
tussen de twee in zit. Zelfs baby’s van 4 maanden oud horen dit.
Reflexen zijn vaste actiepatronen die optreden als reactie op een bepaalde
stimulatie. Er zijn een aantal reflexen van baby’s:
- Rooting: het draaien van het hoofd en openen van de mond in de richting
van een aanraking.
- Sucking en swallowing: wanneer de bovenkant van de mond wordt
gestimuleerd
- Tonic neck: wanneer het hoofd draait of opzij wordt geplaatst strekken de
armen aan die kant van het lichaam zich uit, terwijl de arm en knie aan de
andere kant buigen.
- Moro: het hoofd naar achteren gooien en de armen strekken en weer snel
naar binnen trekken, als reactie op een luide, harde of plotselinge
beweging.
, - Grasping: het sluiten van de vingers rond een voorwerp dat tegen de
handpalm wordt gedrukt.
- Stepping: stappen of dansen met de voeten wanneer de baby rechtop
wordt gehouden op een stevig oppervlak.
Arnold Gesell en Myrtle McGraw waren een van de eerdere die de motorische
ontwikkeling bestudeerden. Ze stelde dat de motorische ontwikkeling wordt
bepaald door hersenrijping. Tegenwoordig weten we dat het aan meer factoren
ligt, zoals de ontwikkeling van neurale mechanismen, de toename van kracht van
zuigelingen, houdingscontrole, balans, perceptuele vaardigheden,
lichaamsverhoudingen en motivatie. Een belangrijk aspect is de ontdekking van
affordances, dit omschrijft de handelsmogelijkheden die worden aangeboden
door objecten en situaties.
Voor de uitreikbeweging moeten baby’s ontwikkelde spieren hebben, posturale
controle en ontwikkeling van de perceptuele en motorische vaardigheden hebben
bereikt. Jonge baby’s vertonen vaak pre-reikende bewegingen, wat onhandige
veegbewegingen zijn in de richting van het voorwerp dat de baby ziet.
Rond de 8 maanden beschikken baby’s over zelfbeweging (self-locomotion),
dit is het vermogen om zich in de omgeving te verplaatsen. Er treden wel eens
moeilijkheden op in het integreren van perceptuele informatie met beweging. Een
voorbeeld hiervan is de schaal-fout: hierbij doet een jong kind een poging om een
handeling uit te voeren op een miniatuur voorwerp, wat echter onmogelijk is
vanwege de grote tegenstrijdigheid in de relatieve grootte van het kind en van
het voorwerp.
Vormen van leren:
- Habituatie -> herkennen dat iets eerder is meegemaakt, de afname van
de respons na herhaalde stimulatie.
- Statistisch leren -> herkennen van statistische patronen.
- Klassieke conditionering -> het associëren van een aanvankelijk
neutrale stimulus met een stimulus die altijd een bepaalde reflexieve
respons oproept.
- Operante conditionering -> beloning na een bepaald gedrag wat de
kans vergroot dat het gedrag zal worden herhaald.
- Observatie/ imitatie -> observeren van mensen om zich heen en dit
gedrag na doen.
- Rationeel leren -> het vermogen om eerdere ervaringen te gebruiken om
te voorspellen wat er in de toekomst zal gebeuren.
- Actief leren -> experimenteren en kijken wat het resultaat is.
Om te kunnen leren moeten er geheugensystemen aanwezig zijn in het brein. Het
geheugenvermogen van baby’s ondersteunt het leren zelfs voor de geboorte en
ontwikkelt zich snel in de loop van het eerste postnatale jaar.
Het genoom is de complete set DNA van elk organisme, inclusief alle genen.
Genotype gaat over al ons genetische materiaal dat erfelijk is. Fenotype zijn de
observeerbare eigenschappen en gedragingen die ontstaan uit een combinatie
van genotype en de omgeving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annealidaroozendaal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.73. You're not tied to anything after your purchase.