HOOFDSTUK 1 KAART EN ATLAS
Fysische geografie: Houdt zich bezig met het bestuderen van natuurkundige processen die
het landschap vormen (bijv. bodemkunde en klimaat).
Sociale geografie: Bestudeert de rol van de mens op de aarde.
Ingericht landschap: Landschap waar mensen dingen aan het landschap hebben
toegevoegd (bijv. wegen, huizen en fabrieken).
KNAG: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap = een vereniging die zich richt
op de promotie van het vak aardrijkskunde, stelt ook de kerndoelen van het basisonderwijs
vast.
Mental image (mentaal wereldbeeld): Het beeld dat een mens heeft over de samenleving om
zich heen. Dit wordt gevormd door gebeurtenissen die iemand meemaakt of door dingen die
men hoort of ziet (bijv. nieuwsberichten, de krant, radio, televisie). Wereldbeeld van iemand
is niet altijd juist.
Mental map: Een beeld dat iemand van de werkelijkheid heeft.
Geografische vierslag: Waarnemen, beschrijven, verklaren, generaliseren en waarderen.
Natuurlijke of fysische factoren: Veranderingen die ontstaan door natuurlijke processen (hoe
is de aarde van nature).
Menselijke factoren: Veranderingen die veroorzaakt worden door activiteiten van mensen.
De vier groepen van menselijke factoren:
1. Economische factoren (geld verdienen: werk, armoede en rijkdom)
2. Culturele factoren (taal, godsdienst, geschiedenis en gewoonten van mensen)
3. Demografische factoren (bevolkingsaantallen en de samenstelling van de bevolking)
4. Politieke factoren (bestuur, de wetten en regels van een land)
Multiperspectiviteit: Iets wordt bekeken van verschillende hoeken, dit zorgt ervoor dat het
landschap overal anders is ingericht.
Vijf schaalniveaus:
1. Lokaal: de straat, wijk, stad of gemeente
2. Regionaal: de regio, provincie of landsdeel (oosten van NL bijv.)
3. Nationaal: het land
4. Continentaal: meer dan één land of een werelddeel
5. Mondiaal: meer dan één werelddeel of de wereld
Schaal: De verhouding tussen een afstand op een kaart en de afstand in werkelijkheid.
Schaalgetal: Op een kaart wordt de schaal aangegeven door een schaalgetal of een
schaalstok (bijv. 1:100).
Schaalstok: Een maatlat die op een kaart de afstand aangeeft.
Absolute afstand: De afstand in kilometers of meters, gemeten in een RECHTE lijn
(hemelsbreed). Deze afstand kan niet veranderen en is voor iedereen gelijk.
Relatieve afstand: De tijd, moeite en kosten van een afstand. Deze afstand kan wel
veranderen en is niet voor iedereen gelijk.
Twee soorten kaarten:
1. Overzichtskaart: geeft een overzicht van een gebied, bijv. een provincie, land of
werelddeel (Staatkundige overzichtskaart worden landen aangegeven.
Natuurkundige overzichtskaart worden natuurlijke verschijnselen aangegeven,
zoals rivieren en gebergten.)
2. Thematische kaart: geeft een bepaald onderwerp/thema
, Generaliseren: Vereenvoudigen of een deel weglaten, om een kaart overzichtelijker te
maken.
Topografische kaart: Geeft de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk weer. De schaal varieert
per kaart.
Geologische kaart: Geeft zichtbare afzettingen op het aardoppervlak aan (de naam en in
welke periode deze afzetting is neergelegd).
Bodemkaart: Geeft het type bodem aan (zand, klei, veen).
Waterstaatskaart: Geeft gegevens van polders, gemalen en sluizen.
Zeekaarten: Geeft gegevens over diepten, zandbanken, scheepswrakken en vuurtorens.
Waterkaart: Geeft gegevens over vaarwater, bruggen en bedieningstijden.
GIS: Geografisch Informatie Systeem. Een computersysteem dat geografische gegevens
verwerkt en opslaat en het geeft een kaart van een te onderzoeken gebied of onderwerp.
Remote sensing: “Op afstand waarnemen”. Het waarnemen van de aarde vanuit satellieten
die rond de aarde draaien.
Kaartprojecties: Methoden om het aardoppervlak op een plat vlak weer te geven.
Evenaar (equator): Denkbeeldige lijn op de aarde midden tussen de noordpool en de
zuidpool. De evenaar verdeeld de aarde in het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.
Parallel (breedtegraad): Lijn die hetzelfde loopt als de evenaar, van west naar oost.
Breedteligging: De afstand tot de evenaar.
Meridianen (lengtegraad): Lijnen die van de noordpool naar de zuidpool lopen.
De evenaar is in 360 graden verdeeld, er zijn dus 360 meridianen. Ook is er een 0-
meridiaan, vanaf daar begin je te tellen: je kunt 180 graden naar het oosten (oosterlengte) en
je kunt nog 180 graden naar het westen (westerlengte).
Geografische lengte: De afstand tot de nulmeridiaan.
Vakkenstelsel: Een raster dat de atlaskaart verdeeld in vakken, zoals C3 of E2.
Geografische coördinaten: De geografische breedte en de geografische lengte.
Tijdzone: Een gebied op de aarde met gelijke tijd.
De aarde draait in 24 uur om zijn as (een dag) (aardrotatie).
De aarde draait tegen de klok in en staat een beetje schuin (23,5 graden).
De aarde draait in iets meer dan 365 dagen om de zon. We houden 365 dagen aan in het
jaar. Maar omdat de aarde er iets meer dan 365 dagen over doet hebben we eens in de vier
jaar een schrikkeljaar.
Ellipsvorming: De baan die de aarde om de zon maakt.
De aarde staat het dichtst bij de zon in januari en het verst van de zon in juli.
Datumgrens: Een denkbeeldige lijn van de noordpool naar de zuidpool, waar de datum
verspringt (180 graden wester- en oosterlengte).
GPS: Global Positioning System. Wereldwijd plaatsbepalingssysteem.
HOOFDSTUK 2 WEER EN KLIMAAT
Waar speelt het klimaat zich af: In de onderste lagen van de atmosfeer.
Zonnestelsel: De acht planeten, de manen, de kometen en de asteroïden (= kleine planeten)
die allemaal om de zon draaien.
Planeet: Een grote bol van gas of steen. Zijn afhankelijk van de zon.
Atmosfeer/Dampkring: De lucht om de aarde. Door de zwaartekracht blijft deze lucht bij de
aarde. Het is opgebouwd uit meerdere lagen en is wel 1000 km dik.
Troposfeer: Onderste laag van de atmosfeer, hier speelt het weer zich af. Bevat vooral
stikstof, wat zuurstof en een beetje koolstofdioxide.
Koolstofdioxide (CO2): Is een broeikasgas, houdt de warmte van de zon in de atmosfeer
(broeikaseffect).
Meteorieten: Brokken steen die in de ruimte zweven en soms in de dampkring vallen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariskatuinenga1998. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.