HOOFDSTUK 1 PLANTEN
Groene kleur planten: komt door de bladgroen in de cellen (voornamelijk in bladeren)
Fotosynthese: proces dat planten met behulp van zonlicht hun eigen voedsel kunnen maken
voldoende licht, koolstofdioxide en water vindt plaats in de bladgroenkorrels (vangen
zonne-energie op) uit koolstofdioxide, water en de zonne-energie worden suikers
gevormd hierbij komt zuurstof vrij
Verbranding (omgekeerde van fotosynthese): suikers worden met zuurstof afgebroken tot
koolstofdioxide en water energie komt hierbij vrij dit wordt gebruikt bij de groei van een
plant en de vorming van bloemen, vruchten en zaden
Vijf hoofdgroepen planten:
1. Wieren (algen): hebben geen echte wortels, stengels en bladeren
2. Mossen: hebben geen echte wortels, maar haartjes waarmee ze zich aan de grond
hechten. Voor de voortplanting produceren ze sporendragers
3. Paardenstaarten: hebben wortels. De stengels en bladeren hebben een wasachtige
laag die uitdroging tegengaat + vaatbundels waarmee water en voedingsstoffen door
de plant getransporteerd kunnen worden + houtachtig materiaal voor de stevigheid
4. Varens: groeien uit een wortelstok. Heeft sporendragers
5. Zaadplanten: uitgebreid wortelstelsel en vaatbundels. De stengels en bladeren
hebben een wasachtige laag die uitdroging tegengaat. Voortplanting door zaden.
Twee subgroepen planten:
1. Coniferen (naaktzadigen): hebben geen bloemen of vruchten, bijv. naaldbomen
2. Bloemplanten (bedektzadigen): de stengels van kruidachtige planten sterven na elk
groeiseizoen af. De bloemen spelen een grote rol bij de voortplanting. Na de
bestuiving vindt de bevruchting plaats in het vruchtbeginsel van de bloem
Bestuiving gebeurd op de stempel. Bevruchting in het vruchtbeginsel. Bij bevruchting is het
mannelijk en vrouwelijk bij bestuiving nog niet.
Naaktzadigen: de zaden liggen open en bloot op de schubben van de kegels
Bedektzadigen: de zaden liggen in het vruchtbeginsel van de bloem
Toppen van stengels en wortels zorgen voor: de groei in de lengte
Knoppen groeien uit tot: nieuwe zijtakken, bladeren en/of bloemen
De cellen in de stengel van de plant zorgen voor: de groei in de dikte
Belangrijke groeivoorwaarden van een plant: licht, koolstofdioxide, zuurstof, water,
voedingszouten en warmte
Belangrijkste functie van bladeren: het aanmaken van voedsel voor de eigen plant door
middel van fotosynthese
Bladeren: overlappen elkaar zo weinig mogelijk waardoor de plant zo veel mogelijk zonlicht
op kan vangen via hoofd- en zijnerven wordt het water aangevoerd neemt ook
koolstofdioxide op
Drie functies wortelstelsel: stevig in de grond, nemen water en voedingszouten op uit de
bodem en is een opslagplaats voor reservevoedsel
Vier functies stengel van een plant: draagt de bladeren, geeft stevigheid aan de plant,
fotosynthese kan hier plaatsvinden (als er bladgroenkorrels zijn) en de stengel zorgt voor de
transport van water en voedingsstoffen
Twee soorten vaten van een vaatbundel:
1. Bastvaten: vervoeren suikers vanuit de bladeren naar de rest van de plant (zit het
dichtst bij de buitenkant van de stengel)
, 2. Houtvaten: vervoeren water en zouten vanaf de wortels en de bladeren (zit in het
midden van de stengel, de celwanden zijn extra verstevigd met houtstof)
Cambium: een dun laagje cellen tussen de houtvaten en de bastvaten (door dit laagje kan
een plant ook in de dikte groeien, bijv. bij bomen)
Bomen: bestaan uit wortels, stengels en bladeren. De stam wordt elk jaar dikker. De laag
bastvaten wordt elk jaar vernieuwd, houtvaten blijven bestaan. Wortels van een boom
kunnen met wortelharen voldoende water en voedingszouten opnemen.
De schors van een boom beschermt tegen: uitdroging en het aanvallen van dieren en
schimmelgroei
Twee soorten voortplanting:
1. Geslachtelijke voortplanting: versmelting van mannelijk geslachtscel met een
vrouwelijke geslachtscel. Dit kan een plant niet zelf (nieuwe eigenschappen
gecombineerd die misschien beter zijn)
2. Ongeslachtelijke voortplanting: deel van een plant groeit uit tot een nieuwe plant
(zelfde eigenschappen als ouderlijke plant)
Voorbeelden ongeslachtelijke voortplanting:
1. Bollen (bloem/ui)
2. Knollen (aardappel)
3. Uitlopers (aardbei)
Nodig bij geslachtelijke voortplanting:
1. Stamper: vrouwelijk geslachtsorgaan, vormt de eicellen in de zaadbeginsels,
vruchtbeginsel vormt een beschermende vrucht om de zaad
2. Meeldraad: mannelijk geslachtsorgaan, de helmknoppen produceren
struifmeelkorrels die de mannelijke geslachtscellen bevatten
3. Kelkbladeren: groeien op de bodem van de bloem, beschermen de bloem
4. Kroonbladeren: groeien op de bodem van de bloem, kunnen fel gekleurd of juist
onopvallend zijn
Bloemdek: als er weinig verschil is tussen de kelkbladeren en de kroonbladeren
Tweeslachtige bloem: de stamper en de meeldraden zitten in één bloem
Eenslachtige bloem: de plant heeft een aparte mannelijke en vrouwelijke bloem
Tweehuizig: de mannelijke en vrouwelijke bloem komt op aparte planten voor
Bestuiving: mannelijk stuifmeel overbrengen van de helmknoppen van de ene bloemplant,
naar de vrouwelijke stempel van de andere bloemplant (insectenbestuiving of
windbestuiving)
Bloemen bij insectenbestuiving: hebben een aantrekkelijke kleur, geur en vorm
Bloemen bij windbestuiving: zijn klein, groen en onopvallend. De helmknoppen zijn groot en
hangen buiten de bloem (stempel hangt ook buiten de bloem). Maken veel meer stuifmeel
aan, omdat de kans dat het stuifmeel door de wind bij een andere bloem kleiner is.
Zelfbestuiving kan ook voorkomen: stuifmeel komt op de stamper van dezelfde bloem
Schijnvrucht: de vrucht is klein en heeft een grote bloembodem (bijv. bij een appel: het
klokhuis is de vrucht maar wat wij eten is de bloembodem
Peulvrucht: de vrucht noem je peul (bijv. sperziebonen of bruine bonen)
Drie manieren van zaadverspreiding:
1. Zaadverspreiding door dieren: sappige en gekleurde vruchten trekken vogels aan, de
harde zaden verteren niet en worden uitgepoept op een andere plek. Of gronddieren
eten de zaden graag, deze voorraden worden bijv. vergeten, deze zaden worden
later planten. Of de zaden blijven aan een zoogdier plakken en deze laten ergens
anders weer los
2. Zaadverspreiding door wind: bijv. de paardenbloem
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariskatuinenga1998. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.