Inleiding privaatrecht
Hoorcollege
Week 1
Privaatrecht = de verhouding tussen burgers onderling / overheden (in NL) / bedrijven
Vakken:
- Personen- en familierecht
- Erfrecht
- Rechtspersonenrecht
- Vermogensrecht
- Aansprakelijkheidsrecht
- Contractenrecht
- Goederenrecht
Grondbegrippen van het privaatrecht:
- Rechtssubjecten = degenen die rechten kunnen hebben, die een contract kunnen
sluiten
- Natuurlijke personen
- Rechtspersonen
- Rechtsobject = dingen waarop je rechten kunt hebben (geen personen, je kan wel
rechten hebben tegenover iemand)
- Subjectief recht = welke status heeft een recht?
- Absoluut recht = recht dat tegen iedereen werkt (eigendomsrecht)
- Relatief recht = rechten die werken in een bepaalde relatie
- Rechtsfeit = een feit met rechtsgevolgen
Opmerkingen rechtsfeitenschema:
- Bloot rechtsfeit = rechtsfeit waar je niks aan kunt doen, zoals overlijden of jarig zijn
- Rechtshandeling = handeling waarvan het rechtsgevolg intreedt omdat het beoogd is
- Eenzijdig: geen samenwerking nodig
- Ongericht: hoeft niet ter kennis van anderen te worden gebracht (testament)
- Gericht: moet ander ter kennis worden gebracht (opzeggen huur)
- Meerzijdig: samenwerking nodig
,Absoluut recht op een zaak….
- … Moet individueel bepaald zijn
VB: je kan eigenaar zijn van een fiets als je hem kunt aanwijzen, maar je kan geen
eigenaar zijn van een abstracte fiets
Arrest Texeira de Mattos:
- Mensen hadden aandelen gedeponeerd bij de bank
- De bank ging failliet
- Er lagen in de kluis minder aandelen dan er hadden moeten zijn
- Curator = ‘ik deel geen aandelen uit, u heeft geen absolute rechten, want u kunt niet
aantonen op welke zaken u de rechten heeft. U heeft wel een claim tegen de bank, maar
deze wordt pas uitbetaald als alle andere mensen geld gekregen hebben.’
- …. Omvat bestanddelen
Wat niet zonder schade kan worden losgemaakt
VB: Ik heb een fiets, wie is de eigenaar van de wielen? Niet ik, want je kan geen eigenaar
zijn van alleen de wielen. Stel de wielen worden losgemaakt, dan is het een zelfstandige
zaak.
Wat er naar verkeersopvattingen bij hoort
VB: De stang van een fiets hoort bij de fiets, of de lampjes erbij horen, is te betwisten. De
curator kan qua lampjes stellen dat dit niet uw eigendom is, als u uw lampjes uitdeelt.
VB: Bas steelt een fietswiel van Joris en zet het op zijn fiets. Wie is de eigenaar van het
fietswiel?
Er is geen eigenaar van het fietswiel, er is een eigenaar van de fiets. Joris is eigenaar van
de fiets en daarom hoort het wiel ook bij hem. Bas heeft het eigendom gekregen, door
het wiel onderdeel van zijn fiets te maken. Joris heeft recht om het wiel terug te krijgen,
maar het is een relatief recht. Het verschil tussen een relatief en een absoluut recht is
hier van belang op het moment dat Bas failliet gaat (de curator beslist). Als Bas het wiel
nog niet op zijn fiets gemonteerd zou hebben, is Joris eigenaar van het wiel.
,Kenmerken absoluut recht I
Absolute werking
- Met exclusiviteit, maar niet onbeperkt
VB: Hinder (art. 5:37 BW)
VB: Misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW)
VB: Publiekrecht (‘sociale eigendom’)
Begrip ‘verbintenis’
- Definitie: vermogensrechtelijke rechtsbetrekking waarbij de ene partij (schuldeiser/
crediteur) tot een prestatie gerechtigd is, waartoe de ander (schuldenaar/ debiteur)
verplicht is.
Prestatie:
- Geven (koop)
- Doen (arbeidsovereenkomst)
- Dulden (toestaan gebruik parkeerplaats)
- Nalaten (geen piano spelen; als jij geen piano speelt, krijg jij 100 euro)
Elementen van de verbintenis
- Vorderingsrecht = recht op de prestatie (persoonlijk of relatief recht)
- Schuld = plicht te betalen
- Rechtsvordering = bevoegdheid nakoming in rechte af te dwingen (aansprakelijkheid
van de schuldenaar)
- Executie = ten uitvoer leggen vonnis (uitwinbaarheid) (waar heeft .. geld op? Beslag
leggen, huis verkopen etc.)
- Draagplicht = wie moet het uiteindelijk in zijn portemonnee voelen? Wie van de twee
(als er schade is) heeft de draagplicht? (de werkgever heeft de draagplicht, maar de
werknemer + werkgever heeft de aansprakelijkheid)
- Ontbreekt de rechtsvordering (bijvoorbeeld door een verjaring), dan resteert een
zogeheten natuurlijke verbintenis.
, Hoorcollege
Week 2
Systeem vermogensrecht
Je moet verklaren waarom (bijvoorbeeld) eerst persoon A de fiets in bezit had, en
waarom nu persoon B de fiets in bezit heeft (of waarom hij recht op die fiets heeft).
De reden (rechtsgrond) is een verbintenis = een rechtsband waarbij de ene partij
recht heeft op een prestatie en de andere partij daartoe verplicht is.
Grondvraag privaatrecht = hoe ontstaan verbintenissen?
Een verbintenis kan ontstaan uit 4 hoofdbronnen Kan ik uit deze bronnen een
verplichting afleiden?
- Wet (direct)
- Overeenkomst (afspraak)
- Rechtmatige daad (in beginsel verwijtloos handelen)
VB: onverschuldigde betaling je betaalt aan iemand, maar je had geen schuld aan
diegene
A gaat uit eten met B, A zou niks betalen maar krijgt vervolgens een Tikkie van B. A
betaalt het Tikkie (ze hadden zich beiden dus vergist). Het geld moet terug naar B, want
er is geen goede reden om aan te nemen om het geld bij B te houden.
VB: Zaakwaarneming: A behartigt belangen van B
A laat bij vakantieganger B een slot plaatsen na inbraak
- Onrechtmatige daad (in beginsel verwijtbaar handelen)
Verbintenis = recht op prestatie
Half open stelsel van bronnen verbintenis (art. 6:1 BW)
Ons recht verwijst op veel plaatsen naar ongeschreven recht
- Wet verwijst naar ongeschreven recht
VB: Maatschappelijke betamelijkheid (art. 6:162 BW)
VB: Redelijkheid en billijkheid (art. 6:2, 248 BW)
Het open systeem leidt tot rechtsonzekerheid
Overeenkomsten
- Meerzijdige rechtshandeling = komt tot stand door aanbod en aanvaarding
Typen overeenkomsten
- Verbintenisscheppende
- Liberatoir (tenietgaan verbintenissen)
- Familierechtelijke (huwelijk)
- Bewijsovereenkomst
Verbintenisscheppende overeenkomst
- Eenzijdig: maar voor één partij verbintenissen (schenking)
- Meerzijdig: voor beide partijen verbintenissen (koop, ruil, huur)
Verwar nooit eenzijdige / meerzijdige rechtshandelingen met eenzijdige /
meerzijdige overeenkomsten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Irenekramer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.