Samenvatting van het boek van Miller (2015).
Deze samenvatting bevat de hoofdstukken 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 13. Dit is alle stof uit dit boek die nodig is voor de tentamens.
Hoofdstuk 1 – The challenge of organizational communication
De huidige samenleving is complex geworden: er zijn duizenden keuzemogelijkheden
gekomen voor allerlei producten, diensten en ervaringen. Wij als mensen hebben manieren
gemaakt om productief hiermee om te gaan.
Dit hoofdstuk kijkt naar vier aspecten die een paar decennia amper in deze samenleving
voorkwamen, maar nu een groot deel van ons denken domineren: Globalisering; Terrorisme;
Klimaatverandering; en Veranderende Demografie.
1) Globalisering
Door de verbetering van transport en telecommunicatie is onze wereld economisch, politiek,
organisatorisch, cultureel meer verbonden met elkaar. De economische globalisering werd
gefaciliteerd door politieke veranderingen, zoals het einde van de koude oorlog en de
ontwikkeling van de EU. Om de wereldwijde economie te reguleren, waren er instituten nodig
zoals de WHO en IMF. Globalisering heeft gezorgd voor outsourcing (= een deel van het
productieproces uitbesteden aan lage-loon landen).
Een voorbeeldvraag voor organisatorische communicatiewetenschap bij dit onderwerp:
“Hoe kunnen organisatorische deelnemers effectief communiceren in de geglobaliseerde,
maar multiculturele, markten?”.
2) Terrorisme
De effectiviteit van terrorisme wordt versterkt door technologische tools die beschikbaar zijn
voor terroristen en door moderne dichtbevolkte stedelijke omgevingen met
massatransportatie. De implicaties van terrorisme worden vooral duidelijk door de opkomst
van de strijd tegen terrorisme en landsbescherming (zoals douane).
Een voorbeeldvraag voor organisatorische communicatiewetenschap bij dit onderwerp:
“Hoe organiseren, rekruteren terroristische netwerken en hoe socialiseren deelnemers zich?”.
3) Klimaatverandering
Klimaatverandering is bewezen en moet geadresseerd worden door overheden, organisaties en
individuen. Menselijke activiteiten hebben gezorgd voor broeikas gassen in de atmosfeer.
Deze vormen een deken over de aarde die energie vasthoudt en de aarde opwarmt: het
broeikaseffect.
Een voorbeeldvraag die organisatorische communicatiewetenschappers stellen bij dit
onderwerp: “Hoe kunnen organisaties effectief het bewustzijn over klimaatverandering
verbeteren zodat mensen klimaatverandering op positieve wijze beïnvloeden?”.
4) Veranderende demografie
Demografie: statistische omschrijvingen of karakteristieken van een organisatie (zoals leeftijd,
inkomen, opleiding, enz.). Demografie omschrijft basaal wie wij zijn en heeft een fundamenteel effect
op de manier van communiceren en organiseren, en het adresseren van problemen. Populaties worden
vaak ingedeeld in Generationele cohorten: clusters van mensen met ongeveer dezelfde leeftijd die
geassocieerd worden met gelijkenissen in ervaringen. Denk aan ‘Baby Boomers’ en ‘Millenials’.
Een voorbeeldvraag voor organisatorische communicatiewetenschap bij dit onderwerp:
“Hoe kunnen we respectvol en efficiënt communiceren met een cultureel diverse
werkomgeving en zo individuele en organisatorische doelen bewerkstelligen?”.
,Iets is een organisatie wanneer het vijf essentiële aspecten omvat:
(1) Het heeft een sociale collectiviteit;
(2) Het heeft organisatorische en individuele doelen;
(3) Het coördineert activiteit;
(4) Het heeft een organisatorische structuur;
(5) Het is geplaatst binnen een omgeving van andere organisaties.
Requisite variety stelt dat succesvolle organisaties en groepen zo complex moeten zijn als de
problemen waarmee zij te maken hebben.
In een gecompliceerde samenleving moeten wij ons denken over communicatie en
organisaties compliceren. Bij organisaties betekent dit dat we verder moeten denken dan de
basisstructuren van organisaties. De doelen van organisaties zijn ook niet alleen economisch,
dit is iets wat ook meegenomen moet worden. Ons denken over communicatie moet
complexer worden door de ouderwetse simpele modellen achterwege te laten of uit te breiden
naar complexere varianten.
Craig (1999) stelt een model voor communicatietheorie die de verschillende aspecten van
communicatie behandeld. In dit model legt hij eerst het verschil bloot tussen het
transmissiemodel (zender, medium, ontvanger) en het constitutieve model van communicatie
(communicatie is een proces van (her)creëren gedeelde mening).
Craig beargumenteert dat het constitutieve model van communicatie uitgebreid moet worden
naar een metamodel: het is een model dat vol zit met allerlei andere modellen die hun
oorsprong uit verschillende disciplines en/of domeinen hebben: hij noemt er 7:
Domein Ziet communicatie als: Gebruik in organisatorische context:
retoriek praktische kunst van discoursvorming communicatiestrategieën overwegen
semiotiek het ontstaan en gebruik van tekens en branding d.m.v. symbolisme
tekensystemen.
fenomenologie ervaringen van individuen vanuit de dialoog gebruiken voor conflictoplossing
verschillende fenomenen die zij ervaren
hebben.
cybernetica informatieverwerking communicatiesystemen optimaliseren
sociaalpsychologisc expressie, interactie en invloed van en kennis over persoonlijkheden en manier
h tussen mensen. van interactie om conflicten beter op te
lossen.
sociaal-cultureel (her)productie van (sociale) rang en relaties tussen organisaties, landen,
macht cultuur, etc. bekijken
kritisch discursieve reflectie. ethische problemen op de werkvloer
verminderen door gebruik te maken van
programma’s die aannames van iemand
over een onderwerp kunnen veranderen.
(denk bijvoorbeeld aan
vrouwonvriendelijkheid).
, Hoofdstuk 2 – klassieke benaderingen van organisatorische communicatie
Tijdens de industriële revolutie zijn o.a. drie belangrijke theorieën ontstaan. Deze theorieën
hebben allen de overtuiging dat organisaties gezien en georganiseerd moeten worden als
machines. Dit heet de Machine Metafoor:
- Specialisatie: ieder onderdeel van de machine/organisatie heeft een specifieke taak.
- Standaardisering: Machines/organisaties zitten zo in elkaar dat ieder onderdeel heftzelfde
is als dat in een soortgelijke machine en zodoende makkelijk vervangbaar is.
- Voorspelbaarheid: regels sturen de werking van machines/organisaties. Als er een
probleem ontstaat, kan deze opgelost worden door rationeel na te denken en eventueel de
regels aan te passen: welke regels werken wel en welke niet.
De communicatie binnen dit soort organisaties is verticaal, formeel en voornamelijk
geschreven.
De 3 belangrijke theorieën zijn:
1) Theory of Classical Managment – Fayol
Twee aspecten van deze theorie zijn het invloedrijkst. De eerste zijn de elementen van
management. Fayol benoemt vijf fundamentele elementen die omschrijven wat managers
zouden moeten doen:
1. Plannen: in de toekomst kijken en bepalen wat de beste manier is om een organisatorisch
doel te behalen;
2. Organiseren: opstelling en indeling van human resources (werknemers) en de evaluatie
van deze werknemers;
3. Commanderen: taken opzetten voor werknemers met het doet de organisatorische
doelstellingen te behalen;
4. Coördineren: harmoniseren van losstaande activiteiten binnen een organisatie;
5. Controleren: de doelen en huidige activiteiten met elkaar vergelijken om te verzekeren dat
de organisatie volgens planning functioneert.
Het tweede aspect zijn de principes van management. Dit aspect kan opgedeeld worden in
vier sets. De eerste set omvat zes principes die specifiek ingaan op organisatiestructuren en
omschrijven hoe een manager het best kan handelen:
- Scalar chain: er moet een strikte verticale hiërarchie zijn;
- Unity of command: werknemers moeten bevelen van leidinggevende krijgen;
- Unity of direction: activiteiten met dezelfde doelen moeten onder 1 leidinggevende
geplaatst worden;
- Division of labor: werk wordt het best gedaan als medewerkers een gelimiteerde
hoeveelheid aan gespecialiseerde taken hebben;
- Order: er moet een bepaalde plaats en taak voor iedere werknemer zijn;
- Span of control: managers zijn het effectiefst als zij een gelimiteerde hoeveelheid
werknemers leiden (20 à 30 voor first-level, 6 voor higer-level).
Gangplank/Fayol’s bridge: een horizontale link tussen de medewerkers in hetzelfde niveau
van de hiërarchie.
De tweede set gaat over machtsrelaties binnen een organisatie.
- Centralisatie: organisaties zijn effectief wanneer een centraal management de macht heeft
over besluitvorming en medewerker-activiteiten.
- Autoriteit: managers moeten autoriteit beschikken die voortkomt uit hun positie, maar ook
vanuit hun persoonlijke karakteristieken (bijv. expertise).
- Discipline: medewerkers moeten luisteren naar de regels en de managers die deze volgen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeebrave. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.