100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting psychopathologie bij volwassenen en ouderen: psychologische processen $10.73
Add to cart

Summary

Samenvatting psychopathologie bij volwassenen en ouderen: psychologische processen

 246 views  7 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting psychopathologie bij volwassenen en ouderen: psychologische processen. Alles van het boek en de slides staat erin. Van de eerste keer een 14 gehaald.

Preview 4 out of 66  pages

  • May 13, 2020
  • 66
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
PSYCHOPATHOLOGIE: PSYCHOLOGISCHE PROCESSEN
HOOFDSTUK 1: INLEIDING

1. DE VERWONDERING

Doel: psychologische mechanismen, ontstaan, instandhouden en terugval begrijpen van psychopathologie
Deze cursus: waarom-vraag:  beantwoorden worden door als A (oorzaak) dan B (gevolg)  wat zijn de
oorzaken en terugkeer, dus verklaringen van psychopathologie?
 door antwoord op deze vraag, willen mensen antwoord vinden op “Hoe raak ik er weer van af?”
o correlatienele studie, longitudinale studie… zeggen niets over het causale, experimenten zijn hiervoor
nodig vandaar spreekt men over experimentele psychologie maar toch is dat geen goede benaming vh
hele domein want experimenten hebben beperkingen, daardoor hebben we het niet enkel over
experimentele studies in deze les
o bv. Waarom vertonen mensen automutilatie? verklaring kan zijn dat het veroorzaakt wordt door trauma
maar we kunnen enkel vaststellen dat die twee samenhangen of het ene het andere voorspelt maar niet
dat die oorzakelijk zijn  men kan het onderzoeken door 1 conditie een trauma te veroorzaken en
andere niet maar dat is niet ethisch verantwoord
Videofragmenten:
 basisprocessen van het gedrag van mensen is functioneel, doelgericht en zinvol
 we begrijpen van anderen waarom ze bepaalde keuzes maken maar in geval van psycholopathologie
lijkt die doelgerichtheid geschonden te zijn = irrationeel gedrag, persoon is gek? nee,het gedrag is ook
zinvol maar men kent het doel niet
Stoornisgericht: depressie, angst, verslaving, psychosen = de meest voorkomende stoornissen
 tevens in verhouding met bestaande kennis/onderzoek
 psychosen vertegenwoordigen belangrijk deel vd popultie in Psychiatrische Ziekenhuizen en Beschut Wonen


2. HET ONTSTAAN, INSTANDHOUDEN EN TERUGVAL VAN PSYCHOPATHOLOGIE

Waarom vraag gaat over:
Het ontstaan, de oorzaak: waarom-vraag cruciaal voor vele patiënten
Instandhoudende factoren: niet noodz. zelfde als bij ontstaan, roept vaak nog meer verwondering/onbegrip op
Factoren die terugval veroorzaken: aandacht omwille toenemend succes van behandelingen, secundaire
preventie bij een aantal stoornissen minstens even belangrijk als het onderzoek naar effectieve behandelingen
omdat terugvalpercentage hoogt ligt (bv. depressie)


3. NIEUWSGIERIGHEID EN MAATSCHAPPELIJKE OPDRACHT


Burden of Disease Project (WHO)
 Disability Adjusted Life Years (DALY)= aantal jaren van gezond leven, verloren door ziekte of voortijdig
sterven (totale DALY) bv. depressie als frequent oorzaak voor verlies aan jaren door dood of ziekte, gaat vooraf
aan andere ziekten en aandoeningen zoals atma, HIV/AIDS, daibetes, verkeersongelukken…


Conclusie
 psychopathologie vormt een belangrijk maatschappelijk probleem!!
 klinische psychologen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in de gezondheidszorg
 deze verantwoordelijk handelen kan alleen obv grondige wetenschappelijke basis
Scientist-practitioner versus clinical scientist

,  psychologie als wetenschappelijke opleiding: commisie psychotherapie over de klinische psychologie
 verantwoordelijkheid
 Boulder model (scientist-practitioner)
 ook: Evidence based practitioned, Applied scientist, Clinical scientist


4. ZOVEEL THEORIEËN OVER PSYCHOPATHOLOGIE


Welke houding, standpunt tav deze veelheid van theorieën?
 obv eigen mensvisie  theorie die aansluit bij hun eigen wereldbeschouwing
o niet echt wetenschappelijk criterium
o algemene uitspraken los van mensvisie

 relativistisch
o deugdelijkheid v.e. theorie hangt af vd theorie die je aanhangt bv. zelfdodig verklaren vanuit
biologische oriëntatie (rol van neurotransmitters) of sociologische benadering
 deze theorieën zijn niet strijdig want richten zich op andere aspecten v hetzelfde
fenomeen  soms aanvullend (verschillende niveaus)
 maar zijn soms tegengesteld (incommensurabel: missen een gemeenschappelijke
maat waarmee ze vergeleken kunnen worden, zijn onvergelijkbaar)
4.1 EEN ZUIVER WETENSCHAPPELIJKE BENADERING: DE EMPIRISCHE CYCLUS
 geen levensbeschouwelijk criterium
 theorieën toetsen en vervolgens aanpassen, uitbreiden over verlaten
 theorieën moeten falsifieerbaar zijn, anders zijn ze niets waard
Uitganspunt is een probleemstelling  geeft aanleiding tot observeren  obv daarvan
hypothesen vormen die tot predicties leiden  predicties worden getoetst  wanneer
voorspellingen kloppen, dan biedt dit ondersteuning voor de theorie, indien val dan theorie
bijstellen en eventueel opnieuw gaan observeren voor het geval dat er mss iets belangrijk over
het hoofd is gezien
Voorbeeld depressie
Probleemstelling: Hoe komt het dat depressieve personen zo weinig initiatief vertonen?
Observeren:
Klinische observatie: depressieve personen zijn soms bijzonder weinig actief, niets lijkt hun nog
te interesseren
Onderzoeksobservatie: dieren die geconfronteerd werden met negatieve ervaringen waarover ze geen controle
hebben, vertonen vergelijkbare gedraginhibitie ook in situaties waar ze deze controle wel hebben (Learned
Helplessness
Hypothese: de inactiviteit van depressieve personen is gebaseerd op negatieve oncontroleerbare ervaringen uit
het verleden (net zoals de dieren uit de proeven van Seligman hebben ze geleerd dat hun gedrag irrelevant is
voor de outcome ervan) ’aangeleerde hulpeloosheid’ hypotheseaangeleerde hulpeloosheid’aangeleerde hulpeloosheid’ hypothese hypothese
Voorspelling: “Indien personen geconfronteerd worden met onvermijdbare negatieve ervaringen, dan leidt dit
tot het uitblijven van gedragsinitiatieven in vergelijkbare situaties.”
Toetsen: 3 groepen van pp’aangeleerde hulpeloosheid’ hypothesen  (a) aversieve oncontroleerbare tonen, (b) aversieve controleerbare tonen, (c)
geen tonen  vervolgens andere taak waar wel vermijden van negatieve ervaringen mogelijk is
Evaluatie: afhankelijk van de resultaten  (a) bevestiging vd hypothese/theorie, (b) verwerpen of aanpassen
vd theorie, in laatste geval zeker opnieuw observeren


5. VAN BESCHRIJVEN NAAR VERKLAREN

,  nadruk van cursus ligt op verklaren: wil niet zeggen dat beschrijven niet belangrijk zou zijn
 beschrijven vormt de basis van waaruit het verklaren kan groeien
 maar meer nodig om waarom-vraag te beantwoorden, hypothesen te toetsen
o bv. hallucinatie en psychose: niet besluiten dat iemand psychotisch is omdat die hallucineert en dat
iemand hallucineert omdat die psychotisch is  psychose is geen oorzaak, verklaring van hallucinatie
maar een beschrijving  we willen weten welk oorzakelijk mechanisme aan een hallucinatie of een
psychose ten grondslig ligt  geen baat bij cirkelredeneringen


6. CORRELATIONELE, PROSPECTIEVE EN EXPERIMENTELE STUDIES


CORRELATIONEEL ONDERZOEK?

 = onvoldoende om om te besluiten hoe fenomenen verklaard moeten worden
o bv. als emotioneel gedrag een rol speelt bij psychose, dan moet er minst een correlatie zijn tss de 2
o maar ookal is de correlatie er, men kan niks zeggen over de oorzakelijkheid ervan  omgekeerd
verband of derde factor is mogelijk


PROSPECTIEF ONDERZOEK?

 als A ten grondslag ligt aan B, zal A in de tijd vooraf moeten gaan aan B
o bv. uiten van heftige emoties door gezinsleden vergroot kan op latere psychose
 biedt deels hoofd aan beperkingen standaard correlationeel onderzoek  doch, 3de factor!  geen
causale verklaringen (bv. scheurbuik: denken dat vermoeidheid oorzaak was maar het was vitamine C tekort)


EXPERIMENTEEL ONDERZOEK?

 op A ingrijpen  effect op B (als A/oorzaak, dan B/gevolg)
o A oproepen of intensifiëren (Type 1)  optreden of in instensiteit toenemen van B
o A reduceren of weghalen (Type 2)  reductie of verdwijnen van B
 voorkeur voor de laatste omdat het gaat op psychische problemen want is ook een poging om
de patiënt te behandelen bv. ouders vragen om minder heftige emoties te uiten


 vaak redenering andersom: vaak uit impact v.e. behandeling op B iets afleiden over de oorzaak A
o iets dat B doet dalen  zegt iets over A (oorzaak) = niet correct
o ex-juvantibus argument: bv. aspirine helpt tegen hoofdpijn  niet besluiten dat hoofdpijn werd
veroorzaakt door een aspirine-tekort  de effectiviteit v.e. therapie zegt iets over de oorzaak vd
stoornis, het kan hooguit een nuttige aanwijzing zijn


 raadzaam of therapie effectonderzoek te combineren met het experimenteel onderzoek type 1
o = psychopathologische fenomenen experimenteel oproepen
o bv. oorzakelijkheid eetbuiten en eetregime onderzoeken door pp zo’aangeleerde hulpeloosheid’ hypothesen eetregime aan te bieden, paniek
en hyperreactief noradrenerg systeem door na te gaan of het systeem bij deze patiënten eerder
geprikkeld wordt dan gezonde pp’aangeleerde hulpeloosheid’ hypotheseen…


7. TAXONOMIE VAN ONDERZOEKSMETHODEN


De veelheid aan klinische onderzoeksmethoden kan op velerlei wijzen worden onderverdeeld:
 steekproefgrootte (single-case onderzoek vs. groepsdesign)
 aard steekproef (mensen vs. dieren)

,  klinische status (patiënt, subklinisch…)
 type setting (veldstudie, labo…)
 type vraagstelling (risicofactoren, mediator, moderator, oorzakelijk verband)
Volgens uitspraken die het design toelaat:
 Correlationele of observationele designs: verwijst naar studies waarbij de onderzoeker het verband
tussen 2 variabelen systematisch onderzoekt, zonder deze relaties te manipuleren
 Experimenten: verwijst naar studies waarbij de onderzoeker het verband tussen 2 variabelen
systematisch onderzoekt, door deze relaties te manipuleren


CORRELATIONELE OF OBSERVATIONELE METHODE

 niet alles kan experimenteel gemanipuleerd worden bv. depressie en verlies ouder

Cross-sectionele studies
 onderzoek relatie tss afhankelijke en onafhankelijke variabelen op 1 moment
 een type: 2 groepen vergelijken voor een aantal variabelen = ook een ‘differentieel onderzoek’


Longitudinaal
 correlatie variabelen worden op verschillende momenten gemeten
 retrospectieve studies
o info uit het verleden opvragen bij dns bv. aanwezigheid vernederende ervaringen bevragen
o gevoelig voor recall biases: geheugen is een persoonlijke reconstructie, niet objectief
o oplossing: ‘follow back onderzoek’aangeleerde hulpeloosheid’ hypothese: bestaande informatiebronnen bv. dossiers huisartsen,
scholen gebruiken om een objectieve blik te hebben op de voorgeschiedenis

 prospectieve studies
o oorzaken A meten op 1ste moment en daarna afhankelijke variabele B  verband nagaan
o voordelen: richting verband duidelijker + geen gevaar op recall bias
o maar ook hier rol van derde variabele kan niet worden uitgesloten


EXPERIMENTELE METHODE
 min. 1 variabele manipuleren om effect op andere variabele(n) na te gaan bv. therapie effectstudies
 laat causale uitspraken toe (indien regels van methodologie gevolgd)
 2 types
o zuiver experimenteel design  verdeling ppn zuiver toevallig over condities
o quasi-experimenteel design  toewijzing over condities niet toevallig
 bv. depressieve versus niet depressieve personen vergelijken voor invloed van
subliminale boodschappen op impliciet geheugen  toewijzing aan between-
subjects condities is afhankelijk vd aan-of afwezigheid van depressie
 zuiver experimentele versie van deze studie: niet-depressieven toevallig verdelen
over condities & depressieve stemming induceren
 eerste type laat meer sluitende conclusies toe; maar soms interne validiteit ten koste van ecol. validiteit


8. REFLECTIES BIJ DE EXPERIMENTELE ONDERZOEKSMETHODE


Ethische grenzen
 bv. invloed trauma op intrusieve gedachten  manipuleren van trauma is niet mogelijk  hoogstens
een minimale operationalisatie van het concept trauma

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller azer67. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.73. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.73  7x  sold
  • (0)
Add to cart
Added