,Nummer Vraag Antwoord
1. De voorspellende factoren voor mortaliteit bij COPD-patiënten zijn: A
a. Kortademigheid, hypoxemie en afgenomen
inspanningscapaciteit.
b. Lage body mass index, leeftijd en mannelijk geslacht.
c. Roken, hypoxemie en alcoholgebruik.
2. Voor patiënten met een FEV1 groter of gelijk aan 50% pred. en een A
MRC score >2 is er geen indicatie voor fysiotherapie. Deze stelling
is:
a. Juist
b. Onjuist
3. Meetinstrumenten om bij patiënten met COPD klinische problemen B
per ICF-categorie te objectiveren zijn:
a. Make methode handheld dynamometer en functionele
inspanningstesten
b. Clinical COPD Questionnaire en hoestevaluatie
c. Anamnese en 10 RM test
4. Aanbevelingen ter ontwikkeling van cardiorespiratoire fitheid (CF) C
en musculaire fitheid (MF) bij gezonde ouderen zijn:
a. CF: 5-7 dagen per week, 40-60% van het HRR; MF: 2-3
dagen per week, 60-80% van 1 RM.
b. CF: 4-6 dagen per week, 55-70% van het HRR; MF: 2-3
dagen per week, 50-70% van 1 RM.
c. CF: 3-5 dagen per week, 40-60% van het HRR; MF: 2-3
dagen per week, 60-80% van de 1 RM.
5. Het risico op een luchtwegcollaps kan worden verkleind indien men B
je de patiënt laat:
a. Ademen met meer expiratoire kracht
b. Huffen met minder expiratoire kracht
c. Hoesten met een kleiner longvolume
6. Iedere patiënten met een rust P O2 van tenminste 85 mmHg (in B
kamerlucht) en een maximaal zuurstofverzadigingspercentage van
70% komen in een aanmerking voor zuurstoftoediening. Deze
stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
Notitie: minder dan 60 mmHg en een saturatie minder dan 90%
moet er zuurstof worden toegediend.
7. Via arteriële bloedafname van de zuur-base verhouding en de A
zuurstofopname worden vastgesteld. Deze stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
8. “Butterfly techniques” zijn geïndiceerd bij een beperkte thorax A
mobiliteit, hypoventilatie en een ineffectieve hoest. Wat is een
butterfly technique?
a. Therapeut assisteert de patiënt de armen in flexie te
brengen, gedurende de inhalatie is er een toegenomen
flexie in de schouder. De armen gaan naar beneden
gedurende de uitademing.
b. Therapeut assisteert de patiënt in een actieve positie in zit,
de patiënt ab- en adduceert de armen. Gedurende de
abductie ademt de patiënt uit, gedurende de adductie
ademt de patiënt in.
1
,9. Relatieve contra-indicaties voor het positioneren van de patiënt in A
een drainage houding zijn:
a. Recente chirurgie aan 1 of 2 ogen
b. Ernstige obesitas
c. Bronchospasmes
10. Pursed lip breathing is geïndiceerd wanneer er sprake is van: C
a. Verklevingen en een vertraagde ademhaling
b. Angst en een ineffectieve hoest
c. Dyspneu in rust en een piepende ademhaling
11. De hartrevalidatie wordt in de KNGF-richtlijn hartrevalidatie C
verdeelt in verschillende fasen. De klinische fase (fase 1)
betreft:
a. De activiteiten voorafgaande aan een openhartoperatie
b. De activiteiten tijdens de ziekenhuisopname
c. De activiteiten op poliklinische basis
d. De activiteiten tijdens de klinische opname in een
revalidatiecentrum
12. De hartfrequentie x slagvolume wordt het: D
a. Hartminuutvolume genoemd
b. Cardiac output genoemd
c. Zowel antwoord A en B is onjuist
d. Zowel antwoord A en B is juist
13. Arteriosclerose is het dikker en stijver worden van de wand van de: A
a. Arteriën
b. Arteriën en venen
c. Arteriën, venen en capillairen
14. De meest voorkomende vorm van arteriosclerose is A
atherosclerose. Deze stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
15. De gladde spiercellen zullen bij atherosclerose: A
a. Collageen en elastine gaan aanmaken
b. Het vat blijvend contraheren
c. Veranderen in foamcellen
16. Hypertensie is een van de gevolgen van atherosclerose. Deze A
stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
17. Atherosclerose is een van de gevolgen van hypertensie. Deze A
stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
18. Welke van de onderstaande vetten speelt de grootste rol bij het A
ontstaan van atherosclerose:
a. LDL (low density lipoprotein)
b. HDL (high density lipoprotein)
c. Meervoudig onverzadigd vet
19. Wat is de grootste risicofactor voor het ontstaan van C
atherosclerose:
a. Hyperthyreoidie
b. Levercirrose
c. Suikerziekte/diabetes
2
, 20. In 95% van de gevallen van een myocardinfarct ten gevolge van B
atherosclerose, is op een angiogram te zien waar de vernauwing
zit.
a. Juist
b. Onjuist
21. De kans op het ontstaan van atherosclerose is het grootst in de A
arteria:
a. Carotis
b. Cerebri media
c. Femoralis
22. Als een patiënt een angina pectoris aanval doormaakt moet hij zijn B
oefeningen doorzetten en de pijn zoveel mogelijk negeren. Deze
stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
23. Welke uitspraak over angina pectoris is juist: A
a. Het is een gevolg van ischemie van de hartspier
b. Het is een teken van afsterven van hartcellen
c. Het wordt slechts zelden veroorzaakt door stress
24. De oorzaak van pijn op de borst bij patiënten die met deze angina C
pectoris klacht de huisarts bezoeken is meestal:
a. Cardiaal
b. Psychisch
c. Spier- en skeletproblemen
25. In principe heeft angina pectoris geen gevolgen voor het vermogen B
van de mens om zich fysiek in te spannen. Deze stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
26. Een instabiele angina pectoris: B
a. Betekent dat de pijn bij rust verdwijnt
b. Is een voorbode van een mogelijk myocardinfarct
c. Is pijn op de borst die door de dag heen sterk wisselt
27. Bij een instabiele angina pectoris mag de patiënt doorgaan met zijn B
oefeningen, maar op een lager niveau. Deze stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
28. Een fatty streak bestaat uit: B
a. Gladde spiervezels met vet
b. Macrofagen met LDL
c. Triglyceriden in de intima
29. Een myocardinfarct wordt door de patiënt soms niet opgemerkt. A
Deze stelling is:
a. Juist
b. Onjuist
30. De verhoging in het bloed van … is een aanduiding voor een C
myocardinfarct.
a. Adenosine
b. Myosine
c. Troponine
31. De concentratie CK-MB in het bloed is … bij een myocardinfarct: B
a. Onveranderd
b. Verhoogd
c. Verlaagd
32. PTCA (Percutaneous Transluminal Coronary Angioplasty) B
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller wd-fysiotherapie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.