Zelf heb ik een 9.5 met deze samenvatting gehaald! Duidelijke en uitgebreide samenvatting van SPSS 25.0. Bevat onder andere de volgende onderwerpen: Grafieken, Univariate analyses, Titels, Labels, Missende waarden, Selecteren & sorteren, Bewerken, Spreidingsdiagrammen, Correlatie, Regressie, Syntax...
H2 - Het invoeren van gegevens
In het datavenster staan al je gegevens. In dit venster kun je gegevens invoeren, of bestaande
gegevens openen. Het datavenster heeft 2 tabbladen: 1) het ‘’Data view’’ tabblad met de scores op
de variabelen in je dataset, en 2) het ‘’Variable view’’ tabblad met de kenmerken van alle variabelen
in je dataset.
Probeer ervoor te zorgen dat je maar 1 datavenster open hebt staan, om verwarring te voorkomen.
In het outputvenster staan alle resultaten van wat je met je data doet. Dit venster opent zich pas, als
je SPSS een opdracht geeft iets met de data te doen (zoals het maken van een tabel/grafiek). Het
resultaat van die opdracht komt dan in je output te staan. Ook komt van alle opdrachten die je SPSS
geeft het SPSS-commando (syntax) in de output te staan. Als er iets mis is gegaan, geeft SPSS in de
output een waarschuwing. Door goed naar de output te kijken weet je wat je gedaan hebt, wat eruit
is gekomen en of technisch gezien alles goed is gegaan. Houd dit venster gedurende de hele sessie
open!
In SPSS geven de rijen (horizontaal) de onderzochten personen of cases weer. De kolommen
(verticaal) representeren de variabelen. Dus:
- In een rij staande scores van 1 respondent voor alle variabelen.
- In een kolom staan de scores van alle respondenten op 1 variabele.
Als je categorische variabelen hebt, is het makkelijker om deze numerieke codes toe te kennen. Bv
vrouw=1, man=2.
Voordat we gecodeerde gegevens invoeren, gaan we eerst aan SPSS duidelijk maken hoe de in te
voeren variabelen heten (naam) en tot wat voor type ze behoren. Belangrijkste 2 typen zijn
: numerieke variabelen (alleen getallen) en alfanumerieke variabelen (kunnen zowel letters als
getallen bevatten).
Het is overzichtelijk om de naam niet te lang te maken, extra informatie over een variabele kan je
weergeven in de ‘variabele label’. Verder kunnen we in SPSS voor iedere categorische variabele door
middel van zg. ‘value labels’ opgeven wat iedere categorie betekent.
Invullen van ‘Variable View’ tabblad
- Klik met de muis in de cel in rij 1 onder de kolom ‘name’. Nu kun je de naam intypen van jouw
variabele. Kort deze naam wat af, dat is overzichtelijker.
- Wanneer je na het typen op ‘Enter’ drukt, verschijnen er allerlei standaard instellingen in de andere
kolommen van rij 1. Die instellingen kun je zelf veranderen.
- Onder de kolom ‘Type’ kun je aangeven hoe je het type van je variabele wilt definiëren: als numeric
(getallen) of bv als ‘string’ (letters, bv namen). Standaardinstelling is numeric. Het is aan te raden om
voor alle variabelen waarvan de waarden worden uitgedrukt in getallen de instelling numeric te laten
staan, ook als die getallen eigenlijk categorieën aanduiden. Kan veranderen van numeric naar string
door op de cel onder de kolom ‘type’ te klikken, klik op de grijze knop met 3 puntjes, nu kun je
verschillende typen invullen.
- Ook de laatste kolom, ‘Measure’, kun je het beste op ‘scale’ laten staan. Hierdoor houdt je alle
mogelijkheden open om berekeningen met SPSS uit te kunnen voeren.
Natuurlijk is het wel verstandig om zelf goed na te denken welke berekeningen voor welke variabelen
zinvol zijn.
- Behalve typen variabele kun je aangeven hoeveel posities de scores op je variabele innemen
(Width) en hoeveel decimalen ze hebben (Decimal Places). Aantal posities is standaar ingesteld op 8
en het aantal decimalen op 2, dit hoef je alleen te veranderen als je variabele meer posities inneemt.
,- Als je klikt op de cel onder de kolom ‘Label’ kan je een label opgeven voor de variabele. De
bedoeling van een label is dat het voor jou duidelijk maakt wat de variabele precies inhoudt.
- Onder de kolom ‘Values’ kan je labels geven aan de waarden die je variabele kan aannemen. Dit is
alleen zinvol als het een categorische variabele betreft, waarvan de waarden een andere betekenis
hebben dan het getal zelf. Dit doe je als volgt: klik met de muis op de cel onder ‘Values’ → klik op de
grijze knop die in dit vakje verschijnt → je komt in ‘Value Labels venster’ → Klik met de muis in de
rubriek in de rubriek ‘Value Labels’ in het invoerveld achter ‘Value:’ en type hier het getal 1 → Klik in
het invoerveld achter ‘Label:’, en type hier wat de waarde 1 betekent, bv vrouw → klik op ‘add’.
- In de kolom ‘Missing’ kun je de codes voor ontbrekende waarden aangeven.
- De overige kolommen kun je laten staan op de standaardinstellingen.
Als je nu terug gaat naar ‘Data View’ tabblad, kun je zien wat er gebeurt is: er is een variabele
verschenen.
Numeric4.1 betekent dat deze variabele maximaal 4 posities beslaat (punt telt mee als positie, dus bv
10.0), waarvan de laatste een decimaal is.
Nadat je alle variabelen hebt ingevoerd, ga je naar het ‘Data View’ tabblad en voel je daar de data in
in elke cel.
Bij het bewaren van je data is het essentieel dat het SPSS datavenster op dat moment het actieve
venster is., dwz dat het openstaat en het voorste venster op je scherm is.
Kies in de menubalk van het datavenster het menu <File, Save As…>. Er verschijnt een dialoogvenster
getiteld ‘: Save Data As’. Ga via het bovenste veld (achter ‘Look in:’) van dit venster naar je P: schijf,
en vul in het invoerveld achter ‘File Name:’ een bestandsnaam in. Namen van SPSS databestanden
moeten altijd de extensie sav hebben, dit doet SPSS automatisch.
, H3 – Het maken van grafieken
Staafdiagram/Bar Charts
Gebruikt om categorische variabelen weer te geven. 2 manieren:
1) <Graphs, Legacy Dialogs, Bar…> ‘Bar Charts’ dialoogvenster in scherm -> klik op type ‘Simple’ ->
Kies onder de rubriek ‘Data in Charts Are’ de optie ‘Summaries for groups of cases’ -> Klik op ‘Define’
-> Klik in ‘Define Simple Bar’ dialoogvenster de variabele waar je een staafdiagram voor wilt maken,
voeg deze toe aan ‘Category Axis:’ invoerveld -> Kies onder optie ‘Bars Represent’ voor de optie ’N of
cases’ -> Klik op ‘OK’.
2) <Analyze, Descriptive Statistics, Frequencies, Charts…> Selecteer in opgekomen ‘Frequencies’
dialoogvenster de variabele(n) waar je staafdiagram van wilt zien -> voeg toe aan ‘Variable(s):’
invoerveld -> Klik op de ‘Charts..’ knop -> Kies in ‘Frequencies: Charts’ dialoogvenster voor ‘Bar
Charts’, en in de ‘Chart Values’ rubriek voor ‘Frequencies’ -> Klik op ‘Continue’ -> klik op ‘OK’.
Met de tweede methode kun je meerdere staafdiagrammen tegelijk aanmaken, met de rreste
methode kan je maar 1 staafdiagram tegelijk maken.
Taart- of cirkeldiagrammen
Gebruikt voor het grafisch weergeven van categorische variabelen waarvan de categorieën samen
één geheel vormen. 2 manieren:
1) <Graphs, Legacy Dialogs, Pie…> -> Kies in ‘Pie Charts’ dialoogvenster voor ‘Summaries for groups
of cases’ -> klik op ‘Define’ -> Selecteer in ‘Define Pie’ dialoogvenster de betreffende variabele en
voeg deze toe aan het ‘Define Slices by:’ invoerveld -> Kies onder rubriek ‘Slices Represent’ voor de
optie ’N of cases’ -> klik op ‘OK’.
2) <Analyze, Descriptive Statistics, Frequencies, Charts…> -> werkwijze is weer hetzelfde als bij
staafdiagrammen, behalve dat je in ‘Frequencies: Charts’ dialoogvenster moet kiezen voor ‘Pie
Charts’.
Histogrammen
Histogrammen worden gebruikt om kwantitatieve variabelen grafisch weer te geven. 2 manieren:
1) <Graphs, Legacy Dialogs, Histogram…> -> in ‘Histogram’ dialoogvenster variabelen selecteren en
deze toevoegen aan ‘Variable:’ invoerveld -> Klik op ‘OK’
2) <Analyze, Descriptive Statistics, Frequencies, Charts…> -> meerdere histogrammen tegelijkertijd
laten maken. Procedure hetzelfde als bij staafdiagrammen.
Beide aanpakken bieden mogelijkheid om de normale curve in de histogram te laten weergeven die
hoort bij de verdeling van de variabele -> ‘Show normal curve on histogram’.
Boxplots
Boxplot is type grafiek dat gebruikt kan worden om kwantitatieve variabelen bondig weer te geven.
Ook vaak handig bij onderling vergelijken van verdelingen van variabelen. 2 manieren:
1) <Graphs, Legacy Dialogs, Boxplot…> -> Kies in ‘Boxplot’ dialoogvenster voor de opties ‘Simple’ en
‘Summaries of seperate variables’ -> klik op ‘Define’ -> selecteer in ‘Define Simple Boxplot’
dialoogvenster de variabele(n) en voeg deze toe aan ‘Boxes Represent:’ invoerveld -> klik op ‘OK’.
Gevraagde boxplots verschijnen samen in 1 grafiek.
2) <Analyze, Descriptive Statistics, Explore..> -> selecteer in ‘Explore’ dialoogvenster variabelen en
voeg toe aan ‘Dependent List:’ invoerveld -> kies onder ‘Display’ voor optie ‘Plots’ -> klik op ‘Plots…’
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vandermeren. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.