Dit document bevat een samenvatting van 'Handboek neurologische communicatiestoornissen' geschreven door Eric Manders. Dit boek was verplicht om te lezen bij het vak logopedie bij NAH. Hoofdstuk 3 en 4 zijn samengevat.
Situering van het probleem:
Bij nogal wat ouderen ziet men een zekere verstarring optreden, in de zin van het
vasthouden aan het oude, beperkter worden van de belangstelling, het optreden van een
licht wantrouwen, etc. Dit alles is niet abnormaal te noemen. Bij dementerende bejaarden
echter beginnen vooral de geheugenstoornissen echt op te vallen: bepaalde dingen worden
vergeten, steeds weer worden dezelfde vragen gesteld. Ook zelfverwaarlozing begint zich te
manifesteren: zwarte nagels worden niet meer schoongemaakt, het huis vervuilt, het
zichzelf wassen wordt minder of op een verkeerde manier gedaan. Verder wordt het
stilstaan duidelijk dat het besef van tijd en ruimte verloren gaat: men weet niet meer in welk
jaar men leeft, hoe oud men is, men verdwaalt in de eigen woonplaats. De emotie kan ook
uit balans raken: men is gauw opgewekt, maar ook zeer snel in de put. De dementerende
bejaarde kan ook veel minder verdragen, is snel boos, agressief, opstandig of soms
berustend tot zelfs apathisch. De symptomen kunnen weliswaar enigszins verschillend zijn
naargelang de oorzaak, toch bewegen ze zich allemaal rond een gemeenschappelijk
symptomencomplex, zodat men kan stellen dat de gelijkenissen groter zijn dan de
verschillen.
Veranderingen aan het ademhalings- en fonatiesysteem:
Met de stijgende leeftijd is er meestal een duidelijke afname van de vitale capaciteit van de
longen waar te nemen.
Hierbij zien we dat, hoewel de totale longcapaciteit gelijk blijft, de vitale capaciteit geleidelijk
afneemt en het residuele volume evenredig toeneemt. Ook de mate waarin snel en krachtig
kan uitgeademd worden (=forced expiratory volume) neemt duidelijk af. Deels is dit wellicht
te verklaren door een afname van de mobiliteit van de ribben bij het ouder worden, die te
wijten is aan:
1. Veranderingen in de structuur van de costo-vertebrale en costo-chrondale
gewrichten.
2. Veranderingen in de vorm van het thorax-skelet
3. Verslapping van de ademhalingsspieren
Deze veranderingen ter hoogte van de spieren en het skelet dragen waarschijnlijk bij tot de
afnemende biomechanische efficiëntie van het verouderende ademhalingssysteem. Verder
is er nog de verminderde elasticiteit van het longweefsel zelf, die het de oudere persoon
moeilijker maakt snel in en uit te ademen of diep in en uit te ademen. Dit alles kan een
weerslag hebben op de spraak en stemgeving van de bejaarde persoon, vermits de longen
het aandrijfmechanisme voor de fonatie vormen. Deze invloed kan zich doen gevoelen op
drie vlakken:
1. Bij het produceren van spraak met een voldoende luidheidsniveau, wat in sommige
spreeksituaties vereist is.
2. Bij het lang aanhouden van de geluidsproductie zonder onderbreking
3. Voor het aan de dag leggen van variatie in de prosodische kenmerken van de spraak.
Om klemtonen te kunnen leggen is het inderdaad nodig sommige lettergrepen en
, woorden iets luider uit te spreken dan andere en hiervoor is op die momenten een
snelle, krachtige expiratie essentieel.
Samenvattend kan men zeggen dat bejaarden soms te zacht spreken, te frequent
adempauzes nemen en praten met een vervlakte intonatie, leidend tot een zekere
monotonie.
Ter hoogte van de larynx is de voornaamste verandering die zich bij het ouder worden
voltrekt, wellicht de calcificatie en ossificatie van de gewrichten, waardoor de larynx-
structuren rigider worden. Daarnaast treedt er meestal ook een zekere atrofie op van de
larynxspieren en worden de stembanden zelf slapper en dunner. Dit heeft tot gevolg dat,
althans bij mannen, de stem doorgaans iets hoger gaat klinken, doordat er zich lichte
verschuivingen in fundamentele frequentie voordoen.
Bij vrouwen doet zich soms een zekere stemvirilisatie voor rond het intreden van de
menopauze, maar vaak ook blijft de stem vrij stabiel om slechts bij hogere ouderdom wat te
zakken, daar er zich bij vrouwen eerder een verdikking van de stembanden zal voordoen.
De perceptuele kenmerken die het meest met de stemproductie van oudere sprekers
geassocieerd worden, zijn: (1) ruwheid, (2) heesheid, (3) schorheid, en 4 (tremor). Ruwheid
duidt op onregelmatigheden in het trillingspatroon van de larynx. Deze kunnen betrekking
hebben op zowel de frequentie als de amplitudo van de trilling. Abrupte veranderingen in
fundamentele frequentie kunnen visueel weergegeven worden aan de hand van een
sonogram. Schorheid is een mengeling van ruwheid en heesheid, waarbij zich dus
frequentie- en amplitude-onregelmatigheden voordoen en er tevens ontsnapping van wilde
lucht optreedt.
Veranderingen aan het supralaryngale systeem:
Het spreekt vanzelf dat het verlies van tanden, de retractie van het tandvlees en de
vermindering van slijmvlies- en speekselsecretie allemaal een directe invloed hebben op de
spraak. Daar komt bij dat deze veranderingen ter hoogte van het gebit eventueel ook een
zekere collaps van de vorm van het aangezicht kunnen meebrengen met nogmaals een
invloed op het spreken.
Ook doen er zich vaak een aantal atrofische veranderingen voor ter hoogte van de lippen, de
tong en de orale mucosa in het algemeen. Een reductie van de tonus van de tongspier komt
eveneens vaak voor. Dit laatste blijkt weinig of geen gevolgen te hebben voor de
tongmobiliteit bij het slikken, maar wel voor het uitvoeren van snelle, alternerende
tongbewegingen zoals bij diadochokinese, met dus wellicht ook veranderingen bij het
spreken. Over het algemeen hangt hiermee ook een afname van de spreeksnelheid samen
bij het spontaan spreken.
Veranderingen ter hoogte van het neuromusculaire controlesysteem:
Degeneratie van de zintuigen, vermindering van de snelheid van de zenuwgeleiding, afname
van de spiermassa, mogelijke afname van het aantal neuronen ter hoogte van het centrale
zenuwstelsel treden op bij het ouder worden. Wellicht ten gevolge van deze factoren neemt
de tijd toe die nodig is om tot een respons te komen?
, Effecten op de taal- en communicatiefunctie:
Bij het ouder worden zullen de verbale componenten van de cognitieve functies op een
constant niveau blijven of zelfs iets toenemen, terwijl de non-verbale componenten
geleidelijk zouden afnemen, vooral dan wat betreft de snelheid van de uitvoering van
bepaalde taken. De meest kenmerkende en meest consistente gedragsverandering die men
op oudere leeftijd kan vaststellen, is inderdaad een terugval in het uitvoeren van de taken
die een snelle performantie vereisen of, anders gesteld, een algemene vertraging van het
gedrag, dit geldt ook voor de cognitieve processen.
Veranderingen in het taalbegrip:
Taalbegrip is een zeer complexe vaardigheid, waarbij heel wat componenten snel,
tegelijkertijd en in samenwerking met elkaar optreden. Om taal adequaat te kunnen
begrijpen moet de luisteraar immers een heel aantal operaties parallel kunnen uitvoeren.
Volgens Cohen (1987) zijn er een aantal cognitieve factoren die met het ouder worden
afnemen en die een invloed kunnen hebben op het beschreven complexe proces van
taalbegrip. De 1e factor is de verwerkingssnelheid. Het minder snel reageren blijkt immers
niet alleen bij eenvoudige perceptueel motorische taken (bijvoorbeeld het indrukken van
een knop bij het horen van een toon) of bij alledaagse situaties zoals in het verkeer of bij het
werken aan de lopende band. Ook bij meer complexe vormen van informatieverwerking
doen ouderen er beduidend langer over dan jongeren.
Een 2e cognitieve factor die van belang is bij taalbegrip is de reductie van de capaciteit van
het werkzame geheugen. Dit kan gedefinieerd worden als een tijdelijke kortetermijnopslag,
waarin informatie kan bijgehouden worden, gemanipuleerd of gereorganiseerd. Nadien kan
de informatie overgebracht worden naar het langetermijngeheugen (= onthouden worden)
of snel weer wegvallen uit het systeem (= vergeten worden). Dit kortetermijngeheugen is
uitermate belangrijk voor het taalbegrip. Om spraak te kunnen begrijpen, moeten immers
gedeelten van de boodschap in het geheugen vastgehouden worden, daar ze niet
geïdentificeerd of geïnterpreteerd kunnen worden, zo lang latere gedeelten van de
boodschap niet doorgekomen zijn.
De capaciteit van het kortetermijngeheugen wordt nogal eens gemeten aan de hand van
proeven voor geheugenspan door het nazeggen van cijfers, letters of woorden. Het
geheugenspan op zich blijkt met het ouder worden slechts in beperkte mate af te nemen.
Wanneer echter een reorganisatie van de na te zeggen stimuli vereist wordt (bijvoorbeeld
voorgezegde cijfers in omgekeerde volgorde nazeggen), dan blijkt er een significante
terugval met het ouder worden. Ook bij verbale opdrachten blijkt het zogenaamde afgeleide
denken bij ouderen moeizamer te verlopen naarmate de belasting van het werkgeheugen
verhoogd wordt. Zo blijkt onderstaande opdracht voor ouderen niet moeilijker dan voor
jongeren;
‘Jan is groter dan Bert. Bert is groter dan Piet. Piet is groter dan Hans.’ Vraag: ‘Is Jan groter
dan Hans?’
Als men echter de vraag als volgt formuleert;
‘Jan is groter dan Bert. Piet is groter dan Hans. Bert is groter dan Piet.’ Vraag: ‘Is Jan groter
dan Hans?’
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dorienusa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.