100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Rechtsberscherming tegen de overheid - ALLE werkcolleges $4.32   Add to cart

Summary

Samenvatting Rechtsberscherming tegen de overheid - ALLE werkcolleges

1 review
 54 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Rechtsbescherming tegen de overheid - ALLE werkcolleges, opgaven antwoorden uitleg (bestuurskunde rechten)

Preview 4 out of 32  pages

  • May 14, 2020
  • 32
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: Louise21x • 3 year ago

avatar-seller
Werkcolleges –
Rechtsbescherming tegen de
overheid.
Werkcollege 1.
Vraag 1
Van 1848 tot 1983 bepaalde de Grondwet: ‘De wetten zijn onschendbaar’. Volgens de toelichting
moest deze bepaling aldus worden verstaan dat zij elke toetsing door de rechter van de formele wet,
aan welke hogere regeling dan ook, uitsloot. Sinds de grondwetswijziging van 1983 luidt het in artikel
120 Grondwet neergelegde toetsingsverbod: ‘De rechter treedt niet in de beoordeling van de
grondwettigheid van wetten’. Deze nieuwe formulering van het toetsingsverbod heeft de vraag
opgeworpen of de rechter de wet wél mag toetsen aan andere dan grondwettelijke normen, vooral
aan fundamentele rechtsbeginselen.

a. In welk arrest is deze vraag aan de orde geweest?
Het harmonisatiewets-arrest – een wet in formele zin (Wifz) mag door de rechter niet getoetst
worden aan: de Grondwet, statuut, ongeschreven recht, algemene rechtsbeginselen. Contra legem:
niet toetsing maar toepassing, zeer uitzonderlijk.
 Stel de Wifz schenden mensenrechten, de rechter mag NIET toetsen, wat is de oplossing? Art.
94 GW: Wifz ism ieder verbindende bepaling dan heeft het tot gevolg dat de desbetreffende
wetgeving buiten toepassing moet blijven. Bovendien het uitvaardigen en handhaven van die
wetgeving is onrechtmatig ogv art. 6:162 BW.
Rechtstreeks werend EU recht:
 NIET via art. 94 maar uit eigen hoofde (o.a. van Gend & Loos).
 Strijd met niet-tijdig implementeren van een richtlijn leidt niet tot buiten toepassing maar de
niet tijdig of onjuiste implementatie komt in samen spraak met (ism) de verplichting van de
NL-staat ogv art 4 lid 3 VEU en 288 derde volzin van VWEU en is om die reden onrechtmatig.

Vraag 2
Gelet op het belang van onafhankelijke bestuursrechtspraak in een democratische rechtsstaat mag
men verwachten dat de organisatie van de bestuursrechtspraak een stevige verankering kent in de
Grondwet.

a. Hoe is de organisatie van bestuursrechtspraak in de Grondwet geregeld?
Burgerlijke rechter of bestuursrechter? Art. 112 lid 2 GW. ‘Geschillen die niet uit burgerlijke
rechtsbetrekkingen zijn ontstaan kunnen worden opgedragen aan de rechterlijke macht of aan
gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren’.
 Geschillen die verband houden met de uitoefening van een publiekrechtelijke taak –
publiekrechtelijke rechtsbetrekking.
 Wij hebben dat laatste strikt opgevat als uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid
en het oordeel daarover (in beginsel) aan de bestuursrechter opgedragen.
 De bestuursrechter is bedoeld in art. 1:4 Awb is bevoegd kennis te nemen van geschillen over
besluiten (art. 8:1 Awb).
 Rechtsbescherming tegen de overheid is echter een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
burgerlijke rechter en bestuursrechter.

,Aan de ontwikkeling van het stelsel van bestuursrechtspraak ligt een tot het canon van het
Nederlandse staats- en bestuursrecht behorende discussie tussen Loeff en Struycken ten grondslag.
Die discussie was er in essentie op gericht een brug te slaan tussen bestuurlijke discretie en
rechterlijke toetsing.

b. Geef aan wat met de spanning tussen bestuurlijke discretie en rechterlijke toetsing wordt
bedoeld.
Niet alles kan in de wet opgenomen worden, er is dus bestuurlijke discretie. Daarom moet er een
bepaalde vrijheid zijn om de wet zelf in te vullen. Hierdoor gaat de wet over specifieke situaties
waarbij de rechter alleen de grenzen aan kan geven. Scheidsrechter vs grensrechter.
Aan het bestuur zijn bij of krachtens de wet bevoegdheden toegekend met het oog op de behartiging
van een specifiek doel van het algemeen belang. Beslissingsruimte = in de vorm van beoordelings- of
beleidsruimte.
 Besturen kan aldus worden gezien als uitvoering van de wil van de wetgever onder
voortdurende politieke controle en verantwoordelijkheid, een zogenaamde afgeleide
soevereiniteit. De rechter toetst de rechtmatigheid van de bevoegdheidsuitoefening. De
rechter is in dit denkkader niet bevoegd te treden in de aan het bestuur toegekende
beslissingsruimte.
Trias en het primaat van de wetgever: de rechter toetst daardoor op het controleren van de
buitengrenzen van de bestuurlijke bevoegdheidsuitoefening door toetsing aan misbruik of oneigenlijk
gebruik van de bevoegdheid. (verbod van willekeur en détournement de pouvoir).
 Doet de rechter MEER? -> ‘op de stoel van het bestuur gaan zitten’. doet hij niet meer dan
een controle op de buitengrenzen? Rechtspraak levert burger niet veel op, slechts
democratische controle (Struycken).

Vraag 3
In de klassieke opvatting van de trias politica wordt ervan uitgegaan dat de wetgever het recht
vormt, het bestuur het recht toepast in het concrete geval en de rechter toetst of die
bevoegdheidsuitoefening in overeenstemming is met het recht.
Geef aan waarom die opvatting niet meer past in de huidige meergelaagde rechtsorde en wat dit
betekent voor de rol van de rechter in de ontwikkeling van het recht.

Het pragmatische uitgangspunt? Wie is wetgever? Wie past toe? EU recht in Nederlandse rechtsorde
is NIET hoogste. Door groeiende verwevenheid van de nationale rechtsorde met die van de Europese
Unie en met de internationale rechtsorde kan het proces van rechtsvorming niet langer worden
geplaatst in een hiërarchisch model met een centraal besturingspunt.
Vanuit institutioneel perspectief zijn de bij dit proces betrokken rechtsvormende instituties niet
langer in te passen in de klassieke driedeling van de trias politica. Er zijn zogenaamde ‘regulatory
agencies’ = standaardiserings- en certificeringsinstellingen, arbitrage en mediation instituties.
Ook binnen de traditionele machten van de Trias Politica zien we dat hiërarchieën vervagen. EHRM,
Het HvJ, de nationale constitutionele hoven en de supreme courts alle betrokken bij de interpretatie.

Vraag 4
Janssen heeft een oude boerderij gekocht. Omdat er ingrijpende verbouwingswerkzaamheden
(onder andere aan het dak) nodig zijn, vraagt hij een omgevingsvergunning aan. Die wordt hem
echter geweigerd door het college van b. en w. wegens strijd met de bouwvoorschriften. Een door
Janssen ingediend bezwaar wordt ongegrond verklaard. Vervolgens stelt hij beroep in bij de
rechtbank. De winter staat voor de deur en Janssen is bang dat het dak het niet zal houden als er een
laag sneeuw op zou komen te liggen. Hij besluit dan ook niet te wachten met het verrichten van
verbouwingen en vraagt door middel van een voorlopige voorziening aan de voorzieningenrechter
dat hij wordt behandeld alsof hij in het bezit is van een vergunning. De voorzieningenrechter

,verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond. Hij vindt de
zaak glashelder en volgens hem heeft het geen zin Janssen ter zitting uit te nodigen.
Janssen wil deze uitspraak aanvechten omdat hij niet aan het woord is gelaten. Kan dat?

Het gaat hier om een voorlopige voorziening (voorlopige maatregel) -> Titel 8.3 over voorlopige
voorzieningen. Art. 8:104, men kan géén hoger beroep instellen (zie art.) MAAR uitzonderingen goede
proces van rechtsorde hoor- en wederhoor. Echter kijk ook 8:83 lid 3 Awb. Wederhoor is geen
verplichting, zonder zitting kan een besluit genomen worden.

Vraag 5
Met de uitspraak van de ABRvS in de Alcoholslotzaak lijkt zij in zekere zin afstand te nemen van de
toetsingsstandaard die de Hoge Raad in het Landbouwvliegersarrest introduceerde voor de toetsing
van algemeen verbindende voorschriften.

a. Leg uit wat hiermee wordt bedoeld.
Een wet in materiële zin (Wimz) = AVV. Mag de rechter een wet in materiële zin toetsen aan
algemene rechtsbeginselen? De rechter mag hier terughoudend toetsen = het bestuur is
gelegitimeerd met de door de wetgever toegekende bevoegdheid vooraf en door politieke……
 Directe toetsing: alleen bij burgerlijke rechter via OD 6:162 BW (want art. 8:3 lid 1 Awb). HR-
Landbouwvliegers.
 Indirecte toetsing = exceptieve toetsing door de bestuursrechter: de exceptieve toets houdt in
dat het aanvechten van de rechtmatigheid van een (uitvoerings-)besluit, de rechtmatigheid
van de achterliggende wet- en regelgeving in materiële zin ook kan worden aangevochten en
getoetst mag worden. het beroep gaat over de achterliggende AVV.
HR-Landbouwvliegers: wel getoetst kan worden door de rechter aan de algemene rechtsbeginselen
maar dat de strijd met een van deze beginselen slechts tot on-verbindendheid of buiten toepassing
kan leiden via het verbod op willekeur en kennelijke onredelijkheid…..

Willekeursluis = ‘daarbij heeft de rechter niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht
dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen’ r.o. 6.1. bij
het opstellen van wetgeving gaat het om algemene belangen die meer politiek van aard zijn en de
rechter is niet gelegitimeerd om te toetsen aan politieke keuzes. Niet uitgesloten dat….

In haar uitspraak Kwantum Nederland B.V. (Maxis en Praxis) heeft de ABRvS geoordeeld over de
vraag of de codificatie van het evenredigheidsbeginsel in de Awb betekent dat de bestuursrechter
overheidsbesluiten zonder meer aan het evenredigheidsbeginsel mag toetsen.

b. Hoe moet de regel uit Kwantum Nederland B.V. (Maxis en Praxis) worden gezien in het licht
van de Alcoholslotuitspraak die de ABRvS in 2015 deed?
Loslaten van de willekeursluis -> Alcoholslotzaak-uitspraak: de Afdeling toetst indirngend aan het
evenredigheidsbeginsel, 3:4 lid 2 (en nog wel in toetsing van een AVV).
De afdeling oordeelde dat hier strijd was met het evenredigheidsbeginsel doordat er geen
onderscheid werd gemaakt tussen situaties waarin deze ingrijpende gevolgen zich wel en niet
voordoen. In deze uitspraak toetst de Afdeling indringend aan het evenredigheidsbeginsel en is in zijn
overweging de eerder gehanteerde terughoudendheid via de willekeursluis niet meer te bekennen.

In zijn conclusie voor de ABRvS concludeert Widdershoven dat toetsing van algemeen verbindende
voorschriften naar zijn oordeel voortaan dient te geschieden aan het proportionaliteitsbeginsel.

c. Leg uit waarin deze door Widdershoven voorgestelde toetsingsstandaard verschilt van de
toetsing die de ABRvS in de Alcoholslotzaak toepaste. Bespreek voorts in hoeverre de
conclusie van Widdershoven is gevolgd door de CRvB in zijn uitspraak van 1 juli 2019.

, CRvB verdeelmodel Participatiewet.
Is er sprake van grote beslissingsruimte? Zo ja terughoudend(er) toetsen. Zorgvuldigheids- en
motiveringsbeginsel = wijze waarop aan de beslissingsruimte inhoud is gegeven. ‘onderzoeksplicht’
en ‘de wijze van totstandkoming’ – enkel strijd NIET leiden tot onverbindend verklaren. Strijd met
formele beginselen KAN WEL tot een buiten toepassing leiden indien als gevolg van een gebrekkige
motivering of onzorgvuldige voorbereiding niet kan worden beoordeeld of er strijd is met hogere
regelgeving.
 In de casus geen schending van deze beginselen. Niet-onevenredige belangenafweging>
evenredigheid in concreto.

Vraag 6
De heer Temmerman vraagt het gemeentebestuur op te treden tegen regelmatige en ernstige
geluidsoverlast veroorzaakt door luidruchtige cafébezoekers van het populaire dorpscafé ‘De Mix‘
dat door zijn buurman Jos wordt uitgebaat. De gemeenteambtenaren komen regelmatig bij ‘De Mix’
over de vloer en willen dan ook niet dat er tegen de overtredingen wordt opgetreden. Het leidt ertoe
dat het gemeentebestuur weigert om handhavend op te treden. Het vervolgens door Temmerman
ingediende bezwaarschrift wordt ongegrond verklaard. De heer Temmerman gaat in beroep bij de
rechtbank, sector bestuursrecht. Wanneer Temmerman ter zitting wordt uitgenodigd, herkent hij een
van de rechters als een stamgast van het café: het is de voorzitter van een carnavalsvereniging die
haar thuisbasis heeft in ‘De Mix’.
Hij vreest dat de rechter niet onpartijdig zal kunnen oordelen en wil niet dat hij over de zaak mag
beslissen.
a. Wat kan de heer Temmerman doen om te vermijden dat de beweerdelijk partijdige rechter
in deze zaak uitspraak doet?

b. Er wordt wel onderscheiden tussen ‘subjectieve’ en ‘objectieve’ (on)partijdigheid. Geef kort
aan wat deze begrippen inhouden. Om welk van beide gaat het in de casus?
Werkcollege 2.
Casus
Bij besluit van 15 mei 2019 heeft het college aan Amsterdam Open Air B.V. (Air Events B.V.) een
omgevingsvergunning verleend voor het evenement "Amsterdam Open Air" op 6 en 7 juni 2019, en
bijbehorende camping van 5 tot en met 8 juni 2019, in het Gaasperpark (recreatiegebied
Gaasperplas) te Amsterdam Zuidoost. Het betreft een tijdelijke vergunning voor het gebruik van
gronden in afwijking van het bestemmingsplan. Het Gaasperpark maakt deel uit van het
Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). Het evenement "Amsterdam
Open Air" is een dancefestival dat sinds 2011 jaarlijks plaatsvindt in het eerste weekend van juni in
het Gaasperpark te Amsterdam.
Tegen dat besluit heeft Van Dam bezwaar gemaakt. Hij woont ten zuiden van de Gaasperplas op
ongeveer 1,1 km van het evenemententerrein. Hij stelt overlast te ondervinden van het evenement
en vreest dat de natuurwaarden en de bodem- en grondwaterkwaliteit van het Gaasperpark
onaanvaardbaar worden aangetast. Ook de Stichting Natuurmonumenten heeft bezwaar gemaakt
vanwege de aantasting van natuurwaarden en de bodem- en grondwaterkwaliteit. Tegen het niet
tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaar hebben Van Dam en de Stichting
Natuurmonumenten beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Bij besluit van 13 november
2019 heeft het college de bezwaren van Van Dam en van de Stichting Natuurmonumenten
ongegrond verklaard.

Vraag 1
Air Events betoogt dat Van Dam niet belanghebbende is omdat de gemeten geluidniveaus ter plaatse
van de woning van Van Dam niet frequent voorkomen en aanzienlijk lager zijn dan de geluidniveaus

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudErasmusUniversiteitRotterdam. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.32. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

61001 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.32  3x  sold
  • (1)
  Add to cart