Samenvatting 137 vragen + antwoorden Het Pedagogisch Quotiënt
90 views 8 purchases
Course
Inleiding pedagogiek
Institution
Hogeschool NTI (NTI)
Book
Het pedagogisch quotiënt
Ideaal om je toets te leren!! Per hoofdstuk heb ik vraag-antwoorden gemaakt. Door alle vragen en antwoorden uit je hoofd te leren heb je zeker een voldoende voor je tentamen!
1. Welke 4 domeinen zijn van belang bij het onderzoeken van het begrip pedagogische kwaliteit?
2. Waar richt het IQ en EQ zich op?
3. Wat is het PQ?
4. Waar richt pedagogiek zich op?
5. Welke 4 perspectieven zijn er op het vraagstuk ‘wat is pedagogische kwaliteit’?
6. Er zijn geen definities van het begrip pedagogische kwaliteit. Het wordt alleen beschreven
door indicatoren voor pedagogische kwaliteit. Welke 2 groepen indicatoren zijn er en wat
beschrijven ze?
7. Noem een voorbeeld van het primaire proces.
8. Noem een voorbeeld van de context van het pedagogisch handelen.
9. Wanneer spreken we van een hoge mate van pedagogische kwaliteit?
10. Welke factoren maken de zoektocht naar pedagogische kwaliteit lastig? (5)
11. Waarom is pedagogische kwaliteit een variabel begrip?
12. De term ‘pedagogisch’ wordt sinds ongeveer 1990 alleen nog gebruikt wanneer men het heeft
over de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen en over normen en waarden in
opvoeding en vorming. Wat vinden Schreuder en v.d. Werf hiervan?
13. Welke 5 dimensies onderscheiden we om de professionaliteit van leerkrachten te duiden?
Hoofdstuk 2
14. Welke drie modellen van opvoeden zie je terug in de 20e eeuw en wat waren de belangrijkste
kenmerken?
15. Bij vergelijking van de drie opeenvolgende modellen valt op dat….
16. Beschrijf de liberalen (karaktervorming).
17. Beschrijf de confessionelen (karaktervorming).
18. Leg uit wat de Individualpsychologie van Alfred Adler was
19. Wanneer werd Freud populair en waarom?
20. Waarom sprak het boek van dokter Spock (1950) Nederlandse ouders zo aan?
21. Wat was het doel van Spock?
22. Wie was Thomas Gordon?
Hoofdstuk 3
23. Welke drie soorten opvoeding worden onderscheiden? Wat zijn de belangrijkste verschillen?
1
, 24. Welke opvoedingsstijl heeft de voorkeur?
25. Wat is het verschil tussen een leerprobleem en een leerstoornis?
26. Wat is het verschil tussen een gedragsprobleem en een gedragsstoornis?
27. Wat is cormobiditeit?
28. Geef een voorbeeld van een hidden handicap.
29. Wat is de limiting control strategy?
30. Hoe ziet de interactie tussen ouders van kinderen met LGP er over het algemeen uit?
31. Hoe kan de limiting control strategy leiden tot een breakdown in communication?
32. Wat is proximale ontwikkeling? En wie heeft hier iets belangrijks over gezegd?
33. Opvoeding als sociale ondersteuning bestaat uit 3 componenten. Noem deze.
34. Wat is focussed attention?
35. Waarvan is opvoedersgedrag vooral afhankelijk?
36. Wat zijn significant others?
37. Wat is communication deviance?
38. Welke 2 soorten interventieprogramma’s onderscheiden we?
39. Noem 2 van preventieve programma’s.
Hoofdstuk 4
40. Wat zijn de 3 perspectieven in een onderzoek?
41. Wat zijn de 5 thema’s in een vragenlijst?
42. Zorgoriëntatie is geoperationaliseerd aan de hand van 6 items:
43. Wat zegt hoogleraar Tavecchio over de kinderopvang?
44. Het spanningsveld van de pedagogische relatie is zichtbaar in 3 antinomieën (onophefbare
tegenstellingen). Welke zijn dit en wie heeft dit bedacht?
45. Communicatie en interactie zijn nu opvoedingsdoel én middel. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in
de 6 interactievaardigheden van Riksen-Walraven, indicatoren voor pedagogische kwaliteit.
Noem deze 6 interactievaardigheden.
Hoofdstuk 5
46. Beschrijf de eis van de Wet op de jeugdzorg.
47. Knorth beschrijft 4 indicatoren voor positieve resultaten. Noem de 4 indicatoren.
48. Hoe omschrijft de MO-groep/Vedivo de taak van een gezinsvoogd?
49. Wat is het doel van OTS?
50. Welke 2 varianten van uithuisplaatsing bij OTS zijn er?
2
, 51. Wat gebeurt er als er geen uitzicht is op terugkeer?
52. De OTS maatregel wordt regelmatig oneigenlijk toegepast. Welke redenen zijn hiervoor? (4)
53. Bij een onderzoek naar de doelmatigheid van OTS (2002, Slot, Theunissen enz.) wordt
onderscheid gemaakt tussen 3 zorgpunten. Welke zijn dit en hoeveel procent heeft zorgpunten
op alle drie de domeinen?
54. Wat zijn de 4 kenmerken van gezinnen met kinderen met een OTS?
55. In 2004 komt Van Wijn met een Deltaplan Kwaliteitsverbetering Gezinsvoogdij. Wat waren
de 3 globale doelstellingen?
56. De doelstellingen werden geconcretiseerd. Wat zijn de 7 doelstellingen?
57. Wat zijn de 3 doelstellingen van een kinderbeschermingsmaatregel?
Hoofdstuk 6
58. Kwaliteit (residentiële jeugd)zorg word bepaald door:
59. Wat zijn what works aspecten?
60. Wat zijn 4 redenen waarom resultaten uitblijven na residentiele behandeling.
61. Bij de evaluatie van de kwaliteit van de zorg, zijn er 2 domeinen die een rol spelen. Welke?
62. Er zijn 2 soorten factoren die betrekking hebben op het zorgproces. Welke?
63. Elk tehuis heeft te maken met een strijd om congruentie. Wat wordt hiermee bedoeld?
64. Wat betekent maintaining control?
65. Berndy en Brodie onderzochten de kwaliteit van de jeugdzorg. Noem 5 factoren die volgens
hen belangrijk zijn voor een goede kwaliteit van de zorg.
66. Welke 3 factoren zijn volgens Berndy en Brodie niet van invloed op de kwaliteit?
67. Ook Sinclair en Gibbs onderzochten de jeugdzorg. Zij kwamen erachter dat een positief
sociaal klimaat samenhangt met …. (5).
68. Volgens Sinclair en Gibbs hangt een negatief klimaat niet samen met ….. (4).
69. Als derde deden Brown, Bullock, Hobson en Little onderzoek naar de jeugdzorg. Zij
gebruikten dezelfde criteria als Sinclair en Gibbs. Een goed tehuis kan volgens hen
geïdentificeerd worden op basis van 12 indicatoren. Die zijn ondergebracht in 3 categorieën.
Noem de 3 categorieën.
70. De studies gaan vooral over organisatiekenmerken. Daarnaast zijn er ook nog specifiek
werkzame factoren, die ook van belang zijn. (5)
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller robinvandijk1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.54. You're not tied to anything after your purchase.