Hoofdstuk 14 Vochtbalans/uitscheiding
Paragraaf 14.1 Vochtbalans/uitscheiding
Tweederde van het water in ons lichaam bevindt zich intracellulair en een derde
extracellulair. Extracellulair is weer te verdelen in interstitium/weefselvocht, plasma en
overige. De capillaire wand laat alle kleine deeltjes door: water, glucose en ionen passeren
de poriën snel. Daardoor verschillen elektrolyten concentraties in plasma en interstitium
amper. Maar bloedeiwitten zijn grote moleculen, die niet door de wand van een normaal
haarvat gaan. Zo ontstaat een colloide osmotische kracht, die vocht vanuit het interstitium
naar intravasculair terug laten gaan. De celmembraan is vrijwel alleen doorgankelijk voor
water. Geladen deeltjes kunnen de cel alleen in en uit via transporteiwitten. Klinisch zijn
vooral de positieve ionen (kationen) van belang. Intracellulair vind men vooral kalium-ionen
en een beetje natriumionen. De hoge kaliumconcentratie in cellen wordt niet direct gemeten,
maar speelt wel een rol bij hemolyse (bloedafbraak). Uit de beschadigde erytrocyten komen
dan veel kaliumionen in bloed. Wanneer hemolyse in het lichaam plaatsvindt, kan zo echte
hyperkaliëmie ontstaan. Extracellulair vind men vooral natriumionen, ook is er een beetje K+
van belang voor prikkelgeleiding. De samenstelling van de extracellulaire vloeistof is bij
patiënten goed te bepalen door bloedonderzoek. Want plasma bevat wel bloedeiwitten,
maar komt qua elektrolyten overeen met de weefselvloeistof. Voor het celvolume is een
normale kristallijne osmolariteit van belang. De hypothalamus handhaaft deze door de
hoeveelheid water aan te passen aan de concentratie opgeloste deeltjes. Bij een stijging van
de osmolariteit krijgt de patiënt dorst en wordt extra antidiuretisch hormoon afgegeven. Dit
ADH verhoogd vervolgens de terugresorptie in de nieren, zodat meer water wordt
vastgehouden. Hoge osmolariteit leidt zo tot meer drinken en minder plassen, waardoor de
opgeloste deeltje verdund worden. De hoeveelheid natrium ionen is bepalend voor het
extracellulaire volume en wordt voornamelijk geregeld door het
renine-angiotensine-aldosteron-systeem (RAAS) . Bij een daling van de druk in de vaten
wordt renine afgegeven dat angiotensine i omzet in angiotensine 1. Daaruit wordt door AC
Enzym angiotensine 2 gevormd, dat vasoconstrictie (vaatvernauwing) werkt. Tevens
stimuleert angiotensine 2 de afgifte van aldosteron door de bijnierschors. Aldosteron zorgt
ervoor dat extra natrium wordt teruggeresorbeerd in de distale tubulus en kalium wordt
uitgescheiden.
Hoewel de samenstelling verschilt, is de osmolariteit in de cel en erom globaal hetzelfde. Het
gaat wel om andere deeltjes, maar de optelsom per liter is ongeveer gelijk.
De nieren liggen naast de lendenwervels. Per minuut ontvangen de nieren via de arteriae
renales samen ruim een liter bloed om te zuiveren. Een nefron bestaat uit een glomerulus,
die kleine moleculen uit bloed filteren en tubuli, die voornamelijk stoffen teruggeresorbeerd.
De uitgefilterde stoffen komen terecht in kapsels van Bowman. Vandaag gaan ze
achtereenvolgens door proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus en verzamelbuis. De
1
, nieren scheiden ook afvalstoffen van eiwit en spieren uit, respectievelijk ureum en creatinine.
BIj deze regulatie en uitscheiding zijn drie processen van belang:
- filtratie (vanuit de glomeruli naar het kapsel van Bowman);
- terugresorptie (in de tubuli, lis van Henle en verzamelbuizen)
- actieve excretie (voornamelijk de distale tubulus)
Tevens produceren de nieren erytropoëtine, dat de aanmaak van rode bloedcellen stimuleert
en renine, dat via angiotensine en aldosteron (RAAS) bloeddrukverhogend werkt.
Goede filtratie vereist:
- voldoende arteriële bloeddruk;
- functionerende glomerulaire membraan;
- niet te hoge druk in kapsel van Bowman.
Van de voorurine wordt ongeveer 99% teruggeresorbeerd door tubuli, lis van Henle en
verzamelbuis. Doordat er water onttrokken wordt aan de voorurine, neemt de concentratie
elektrolyten en afvalstoffen toe. Bij lage vochtintake of diarree wordt heel geconcentreerde
urine gevormd dankzij extra terugresorptie. De proximale tubulus resorbeert actief glucose
en natrium ionen vanuit de voorurine, door lading en osmose volgen chloorionen en water
dan vanzelf. De lis van Henle en de verzamelbuizen nemen extra water terug onder invloed
van ADH uit de hypofyse.
De distale tubulus scheidt actief kaliumionen uit naar de voorurine in ruil voor natriumionen.
Dit wordt gestimuleerd door aldosteron. De afgifte van dit hormoon neemt toe als het
plasmavolume daalt en zorgt dan voor natriumretentie. De cellen van de distale tubulus
kunnen kooldioxide en water omzetten in waterstofionen en bicarbonaat. Vervolgens zijn ze
in staat de H+ naar de voorurine uit te scheiden en het HCO3- af te geven aan het bloed.
Na terugresorptie en excretie is van het filtraat urine overgebleven in de verzamelbuisjes.
Normale urine wisselt sterk van samenstelling afhankelijk van voedingspatroon en
vochtinname, terwijl bloedconcentraties vrijwel constant blijven. Urine stroomt vanuit de
verzamelbuisjes, via calices (kelken), pyela (nierbekkens) en ureters (urineleiders) naar de
blaas. Vanuit de blaas kan urine naar buiten stromen via de urethra. Rondom deze plasbuis
zitten twee sfincters (kringspieren) en bij mannen ook de prostaat. Het parasympathisch
zenuwstelsel laat de blaas aanspannen en sphincter internus relaxeren. De urine is dan
alleen nog maar op te houden met de willekeurige uitwendige kringspier. Continentie voor
urine vereist dat:
- signalen van de volle blaas de hersenen bereiken en daar herkend worden;
- prikkels de sphincter urethrae externum laten aanspannen, tot de wc bereikt.
De intake (binnenkomend vocht) is vrij goed te bepalen: drank, voedsel, infusie. Onmeetbaar
is alleen een paar honderd milliliter water, dat vrijkomt bij verbranding van voedingsstoffen.
Van de output (vochtverlies) is meetbaar: urineproductie, braken en ontlasting. Maar de
hoeveelheid transpiratie kan alleen maar geschat worden op grond van oppervlak en
temperatuur en kan oplopen tot liters per dag. Ook de hoeveelheid ademlucht varieert. Het
niet-meetbare verlies via huid en slijmvliezen wordt samen insensible loss genoemd.
Paragraaf 14.2 Afwijkende vocht- en elektrolytenbalans
De watermassa is klinisch goed te beoordelen: snel gewichtsverlies, slechte huidturgor,
droge slijmvliezen, snelle hartslag, hypotensie, en minder diurese met geconcentreerde
urine zijn tekenen van dehydratie.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauravdnoort. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.