Een handige en uitgebreide samenvatting van Kracht van argumenteren geschreven door Arend Soeteman en Theo E. Rosier EN het boek De Pleitwijzer geschreven door Ankie Broekers-Knol en Maria Ijzermans. De hoorcolleges zijn er OOK in verwerkt!! Deze samenvatting heb ik geschreven voor het vak Juridisc...
§Hoofdstuk 1
Een betoog bestaat uit verschillende redeneringen. Redenering: onder een redenering verstaan we een
verzameling beweringen, waarvan er één een conclusie is en de andere gebruikt worden om die ene conclusie
te verdedigen. Een redenering heeft 1 conclusie.
Premissen: beweringen die aangevoerd worden om een conclusie te verdedigen.
Redeneringen onderscheiden zich van een betoog. Een redenering heeft slechts een conclusie; een betoog kan
vele conclusies hebben. Een redenering kent een verzameling premissen die gezamenlijk de conclusie
ondersteunen.
Redeneren is een doelgerichte menselijke activiteit. Criteria die wet moeten hanteren bij het beoordelen van
redeneringen:
De gegeven omschrijving van een redenering maakte al duidelijk dat het doel van redeneren is: het verdedigen
van een conclusie. Dit betekent dat we in de redenring de waarheid of aanvaardbaarheid van de conclusie
aannemelijk proberen te maken.
- Waarheid van een bewering bedoelen we dat de bewering klopt met de werkelijkheid.
- Aanvaardbaarheid mogen we redelijkerwijs aannemen dat de bewering klopt met de werkelijkheid.
We moeten 2 verschillende perspectieven onderscheiden:
1. Het perspectief van de spreker: is van belang gelijk te krijgen. Hij redeneert om een publiek van de
juistheid van zijn conclusie te overtuigen.
2. Het perspectief van zijn publiek: is het van belang om na te gaan of de spreker gelijk heeft en daarom
van ons gelijk hoort te krijgen.
Het doel van de redenering kunnen we dienovereenkomstig vanuit het perspectief van het publiek als volgt
preciseren: het doel is aan te tonen dat een redelijk oordelend publiek de conclusie van de redenering als waar
hoort te accepteren.
De discipline die zich bezighoudt met dat gelijk krijgen, staat bekend als de retorica: de kunst van het goed en
overtuigend spreken en argumenteren. De retorica is uiteindelijk gericht op een bij het publiek te bereiken
effect.
3 principes die bij de interpretatie een rol horen te spelen:
1. Maximaal argumentatieve interpretatie: wanneer redelijkerwijs verschil van mening mogelijk is over
de vraag of een bepaalde tekst als redenering of argumentatie bedoeld is, interpreteer die tekst dan
als redenering of argumentatie.
2. Externaliseringsbeginsel: let op wat de ander zegt, en niet op wat je denkt dat hij zegt. Je luistert dus
alleen naar wat er daadwerkelijk wordt gezegd.
3. Principe van de redelijke spreker. Interpreteer het gezegde zo redelijk mogelijk. Geef, bij
verschillende mogelijkheden, als het even kan de voorkeur aan die interpretatie die de redenering
acceptabel maakt.
Wanneer we ons nu afvragen of door deze redenering aangetoond wordt dat de conclusie juist is dan zijn 2
punten van belang.
1. Zijn de premissen die aangevoerd worden waar? Het is enigszins omstreden of we van normen wel
kunnen zeggen dat ze waar of onwaar zijn Waarheid
2. Volgt de conclusie uit de aangevoerde premissen? Wil aangetoond worden dat een conclusie waar is
dan moet de redenering geldig zijn geldigheid
Als aan beide voorwaarden voldaan is dan spreken van een deugdelijke redenering.
Met 2 beoordelingsdimensies beschrijven we 2 soorten kritiek die je op een redenering kunt hebben.
1. Externe kritiek: bestrijden dat de premissen waar zijn.
2. Interne kritiek: bestrijden dat de conclusie uit de premissen volgt. Je kijkt dan niet naar de
werkelijkheid buiten de redenring maar je concentreert je op de interne relatie tussen premissen en
conclusie.
1
,De geldigheid van redeneringen vormt het onderwerp van logica, ook wel spreken van logische geldigheid.
Geldigheid is een eigenschap van redenering, terwijl waarheid een eigenschap van een bewering is. Waarheid
is een eigenschap van beweringen, namelijk de eigenschap dat die beweringen kloppen met een werkelijkheid.
Geldigheid is een eigenschap van redeneringen. Redeneringen zijn geldig als er tussen de beweringen van zo’n
redenering de genoemde relatie bestaat: als de premissen waar zijn is altijd ook de conclusie waar.
§Hoofdstuk 2
§Paragraaf 2.1
Een aristotelisch (of klassiek) syllogisme is een redenering die bestaat uit 2 premissen en een conclusie:
De major (P1)
o Dwingende uitspraak, er wordt een uitspraak gedaan over het geheel.
De minor (P2)
o Uitspraak op basis van major, zoek gelijkenis.
De conclusie (C)
o Op basis van twee premissen.
o Geldigheid zegt iets over het verband tussen twee premissen.
o Waarheid zegt iets over het juist zijn van de premissen.
Voorbeeld:
P1 alle misdrijven zijn delicten
P2 alle handel met vrouwen is een misdrijf
C alle handel met vrouwen is een delict
Propositie: bewering die waar of onwaar is, dan wel onduidelijk of het waar is.
Eigenschappen van het Aristotelisch:
Ieder syllogisme bevat 3 proposities
Iedere propositie bevat 2 termen
Iedere term komt in totaal 2 keer voor in het syllogisme: er zijn dus 3 verschillende termen.
De proposities waaruit een aristotelisch syllogisme is opgebouwd bevatten altijd 2 termen: een subject (S) en
een predikant (P). Deze termen worden verbonden door een koppelwerkwoord (is of zijn). Deze termen duiden
op verzamelingen (dingen) of klassen (objecten).
In Aristotelische proposities worden relaties gelegd tussen verschillende verzamelingen. Twee onderscheiden:
1. Onderscheid naar kwaliteit: proposities zijn bevestigend of ontkennend
2. Onderscheid naar kwantiteit: er kan iets gezegd worden over alle leden van de door de subjectsterm
aangeduide verzameling of enkel iets over sommige van die leden.
Binnen de aristotelische logica bestaan 4 verschillende proposities:
1. Algemeen bevestigende proposities: alle mensen in sterfelijk: alle leden van de verzameling mensen
zijn ook lid van de verzameling sterfelijken.
2. Particulier bevestigende proposities: sommige Grieken zijn Atheners: sommige leden (minstens een)
van de verzameling Grieken zijn ook lid van de verzameling Atheners.
3. Algemeen ontkennende proposities: geen mens is een vis: geen enkel lid van de verzameling mensen
is ook lid van de verzameling vissen.
4. Particulier ontkennende proposities: sommige juristen zijn geen rechter: sommige leden (minstens
een) van de verzameling juristen zijn geen lid van de verzameling rechters.
Het syllogisme heeft 3 proposities en iedere propositie heeft 2 termen. Dus in totaal 6 termen.
Drie verschillende termen:
De grote term
o Het predicaat van de conclusie
o Maior de premissen die de grote term omvat
o Zegt iets over het handelend persoon
De kleine term
o Het subject van de conclusie
2
, o Minor de premissen die de kleine term omvat
o Het onderwerp
De middenterm
o Major en minor komen beide in de middenterm voor
o Zij maakt het mogelijk in de conclusie een relatie tussen de grote en de kleine term te leggen.
o Komt in beide premissen voor en niet in de conclusie
Voorbeeld:
P1 Alle misdrijven zijn delicten
P2 Alle handel met vrouwen is een misdrijf
C Alle handel met vrouwen is een delict
‘Handel met vrouwen’ is het subject van de conclusie en dus de kleine term.
‘Delict’ is het predikaat van de conclusie en dus de grote term.
‘Misdrijven’ is de middenterm.
P1 is de grote term en is dus de major, P2 bevat de kleine term en is dus de minor.
Termen worden ofwel gedistribueerd ofwel ongedistribueerd gebruikt.
Gedistribueerd: zegt iets over alle leden van de door de term aangeduide klasse
Ongedistribueerd: er wordt in de propositie verwezen naar slechts een deel van de gehele groep
Voorbeeld:
Algemeen bevestigende propositie: alle juristen zijn academici.
- Juristen wordt gedistribueerd gebruikt: in de propositie wordt iets beweerd over alle juristen.
- Academici wordt ongedistribueerd gebruikt: er wordt in de propositie niet verwezen naar alle
academici, maar alleen naar de academici die ook jurist zijn.
Twee manieren geldigheid Aristotelisch syllogisme toetsen:
1. Aan de hand van regels. Distributie leerden we iets in propositie of niet
2. Aan de hand van de cirkels van Euler.
Euler gebruikte cirkels om de betekenis van proposities grafisch weer te geven. Voorbeelden:
Algemeen ontkennende propositie: geen jurist is academici
Juristen Academici
Algemeen bevestigende propositie: alle juristen zijn academici
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rue2015. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.