College 2 van Vloeiendheid 2. Mijn documenten zijn een uitgebreide uitwerking van de colleges afbeeldingen.
In dit college gaat het over het stotteronderzoek bij schoolgaande kinderen met intermediate stotteren. Het begint met een korte terugblik naar vloeiendheid 1 in jaar 1.
De stotterstadia k...
Onderzoek bij schoolgaande kinderen.
HC2 van Vloeiendheidsstoornissen 2.
Opfrissen van de stof:
1. In de stotterdiagnostiek wordt meegenomen:
a. De hoorbare kenmerken.
b. Hoorbare/zichtbare kenmerken en uitlokkende factoren.
c. Hoorbare- , zichtbare kenmerken en emoties.
2. Binnen het vier componentenmodel zijn ‘aanloopjes’ bij stotteren een voorbeeld van:
a. De sociale component.
b. De emotionele component.
c. De verbale component.
d. De cognitieve component.
3. Wanneer een persoon die stottert zegt: ik kan niet eens normaal praten… hoort dat binnen
het vier componentenmodel bij:
a. De verbale component.
b. De cognitieve component.
c. De sociale component.
d. De emotionele component.
4. De metafoor van de ijsberg maakt stotteren inzichtelijk door:
a. Praten zelf zit boven de waterspiegel en denken en voelen zit onder de
waterspiegel.
b. Omgeving is een deel van de ijsberg boven de waterspiegel en spreken eronder.
c. Denken en voelen boven de waterspiegel en spreken eronder.
d. Persoon die stottert is zelf het deel boven de waterspiegel en de omgeving eronder.
5. Uit hersenonderzoek bij personen die stotteren blijkt:
a. Een grotere activiteit in de cortex van de rechterhersenhelft.
b. Een grotere activiteit in de cortex van de linkerhersenhelft.
c. Geen verschil in hersenactiviteit tussen PDS en vloeiende sprekers.
d. Grotere activiteit in de auditieve cortex.
6. Hard duwen op een woord is een voorbeeld van:
a. Vermijding.
b. Klassieke conditionering.
c. Operante conditionering.
d. Kernstottergedragingen.
7. In het ICF model wordt bij participatie beschreven:
a. Hoe een persoon die stottert omgaat met zijn stotteren.
b. Hoe de omgeving van een PSD reageert op het stotteren.
c. In welke situatie de PDS het meeste last ervaart.
d. Het stotterende spreken zelf.
8. De SSI-4 meet:
a. De impact van het stotteren op het leven van een persoon die stottert.
b. Hoeveel iemand stottert.
c. Of er risico bestaat op blijvend stotteren.
, d. De hoorbare en zichtbare symptomen van stotteren.
9. Stottermodificatie is een techniek waarbij:
a. De spraak wordt vertraagd, waardoor de PDS vloeiender is.
b. Middels operante conditionering de spraak vloeiender wordt.
c. Stotters makkelijker en communicatiever worden gemaakt.
d. De lengte en de duur van de stotters worden verminderd.
Borderline stotteren.
- Meer dan 10 onvloeiendheden per 100 woorden.
- Vaak meervoudige herhalingen. Dus meer dan 2 keer herhalen.
- Meer herhalingen en verlengingen dan revisies en incomplete zinnen.
- Onvloeiendheden zijn los en ontspannen.
- Reacties op de onvloeiendheden zijn zeldzaam. Soms is er wel bewustzijn van dat het
praten wat anders gaat dan bij anderen, maar het kind heeft er geen last van.
- Er zijn geen secundaire gedragingen.
Beginnend stotteren.
- Tekenen van spanning en haast tijdens een moment van onvloeiendheid.
- De stem gaat omhoog aan het heinde van een herhaling of verlenging.
- Meer vastzetten van de articulatoren wanneer het een kind niet lukt om aan een woord
te beginnen.
- Ontsnappingsgedragingen.
- Kind wordt zich bewust van de problemen en vertoont frustratie, maar nog geen
duidelijk negatieve gevoelens over zichzelf als spreker.
- Frequentie van de niet-vloeiendheden is meer dan 10%
Intermediate stotteren.
- Meestal tussen 6 en 13 jaar.
- Kerngedragingen:
o Nog steeds herhalingen en verlengingen.
o Meest opvallend: er komen blokkades bij. Vechten om het spreken weer op gang
te krijgen.
Herhalingen, verlengingen en blokkades kunnen tegelijkertijd voorkomen en hierdoor is het
onderscheid tussen de onvloeiendheden soms moeilijk te vinden.
- Secundair gedrag:
o Ontsnappingsgedrag.
o Vermijdingsgedrag.
- Gevoelens en attitude:
o Angst, schaamte en frustratie.
o Negatief zelfbewustzijn.
Bij beginnend stotteren zitten de negatieve gevoelens nog niet zo diep. Gevoelens zitten kort vast
aan het stottermoment en dan is het klaar. Het heeft nog niet zoveel invloed op het zelfvertrouwen
en het zelfbewustzijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annefreerkjedevries. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.