HC1 Paradigma, theorieën en risicofactoren
Pedagogische wetenschappen Bestuderen de opvoeding, het onderwijs en de hulpverlening
aan kinderen en jeugdigen, met het oog op verbetering van de praktijk (Van IJzendoorn & De
Frankrijker, 2002)
• Praktisch gericht
• Empirische benadering
• Verschillende werkvelden
Paradigma: Een geheel van waarden, opvattingen en technieken, gedeeld door leden van een
bepaalde wetenschappelijke gemeenschap.
Als mensen aanhangers zijn van 1 paradigma dan kijken ze als het waren samen door 1 bril.
Eend-konijn illusie. Door paradigmawisseling kun je dezelfde informatie op een andere manier
waarnemen (maar niet twee tegelijk).
Enkele (micro)paradigmata
,Pavlov en klassieke conditionering (Crain, 2000)
Hij merkte dat honden normaal gesproken al beginnen te kwijlen
wanneer voedsel in het zicht komt, maar ze beginnen al eerder.
Als ze de voetstappen horen van de mensen in de gang die het
eten komt brengen.
Klassieke conditionering = respondent leren
Er gaan stimuli vooraf aan responsen en die lokken de
responsen automatisch uit.
• Neutrale stimulus
• Ongeconditioneerde stimulus, ongeconditioneerde respons
• Geconditioneerde stimulus, geconditioneerde respons
• Extinctie (uitdoving): als er geen eten komt na de bel, stopt het
kwijlen na een tijdje.
• Spontaan herstel: toch weer kwijlen volgende keer bel
• Stimulusgeneralisatie: kwijlen bij elke soort bel
• Stimulusdiscriminatie (alleen kwijlen bij de voedselbel)
▫ ‘Experimentele neurose’: Grillig gedragspatroon dat
ontstaat door een lastige taak op het gebied van selectief leren, vooral als er aversieve stimuli
worden gebruikt.
Ik heb eerst stimulusdiscriminatie behandeld (zie ook Crain, p. 172). Daarna heb ik verteld dat
je daar je wel mee moet oppassen: Pavlov leerde een hond te discrimineren tussen een licht in
de vorm van een cirkel en een licht in de vorm van een ellips. Dus na de cirkel volgde wel
voedsel, na de ellips niet. Hij maakte de ellips steeds ronder. Op een gegeven moment gingen
de cirkel en de ellips wel heel erg op elkaar lijken en werd de hond agressief (reageerbuisjes
stukbijten etc.). Volgens Pavlov: acute neurose = experimentele neurose. Uit latere proeven
bleek dat alle eerder geleerde discriminaties verdwenen waren.
Watson (Crain, 2000)
Introduceerde de principes van Pavlov in de psychologie.
Little Albert • Klassieke conditionering van angst
• Stimulusgeneralisatie (bang voor konijnen en veel meer)
Little Peter • Systematische desensitisatie: koppelen van angst met iets ontspannend,
waardoor de angst minder wordt.
Paradigm clash: van factoren in persoon naar factoren in omgeving (Crain, 2000, p. 174)
Watson term Behaviorism: psychologie was alleen een wetenschap als ze bezig zouden zijn
met het verklaren en observeren van observeerbaar gedrag, niet iets in de persoon.
Watson (1924, boek Behaviorism): Geef me een dozijn gezonde en normale kinderen, en mijn
eigen wereld om ze in op te voeden, en ik garandeer dat ik er willekeurig één kan uitkiezen en
hem kan trainen tot eender welke specialist naar mijn keuze: dokter, advocaat, kunstenaar,
handelaar, en zelfs bedelaar en dief, wat ook zijn talenten, karakter, en afkomst moge zijn.
,[Ik ga mijn boekje te buiten en dat geef ik toe, maar dat hebben de voorstanders van de
tegenovergestelde visie ook gedaan en zij doen dit al duizenden jaren.]
Klassieke conditionering in het dagelijks leven
• Fobie
• Misselijkheidsreflex
• Aanval astma of hooikoorts bij confrontatie met bloemetjesbehang (voorbeeld mc-vraag in
cursushandleiding)
• Op rem trappen bij rood licht
• Andere voorbeelden?
Skinner en operante conditionering
Operante conditionering = instrumenteel leren door consequenties die op gedrag volgen.
Niet om initiële stimuli, maar om consequenties die op het gedrag vertonen
Het gaat om gedrag te stimuleren en afleren, door belonen of bestraffen.
• Positieve en negatieve bekrachtiging (reinforcement)
• Positieve en negatieve straf (niet in Crain)
• Onmiddellijke consequenties (werkt het
best)
• Shaping is aanleren
• Continue en partiële bekrachtiging.
Partiële bekrachtiging komt vaker voor en is
moeilijker af te leren. Soms wel reageren
en soms niet bijvoorbeeld. Continue
bekrachtiging is als je altijd een gedrag
ofwel positief ofwel positief bekrachtigd
ofwel negatief.
Vermijdingsgedrag bij angst is een vorm
van negatieve bekrachtiging. Als je
angstige situaties vermijdt, meent de angst
af. Dus vaker doen.
Discriminant is het seintje zullen we maar zeggen. Het set the stage voor het gedrag dat zal
leiden tot de bekrachtiging. Alleen op comando doen.
Bandura’s sociale leertheorie (shaffer & Kipp, 2007)
Meisje leerde weven door te observeren. We kunnen niet zonder cognitieve factoren: leren is
een cognitief proces.
Observationeel leren/imitatie/modeling: Leren dat het resultaat is van het observeren van het
, gedrag van anderen.
Leren is cognitief proces
• Innerlijke representatie
• Nadenken over consequenties op lange termijn
• Plaatsvervangende (vicarious) bekrachtiging (leren als een ander beloond wordt om iets)
• Symbolisch leren (fictieve personen in boek of film; verbale instructie)
• Acquisition vs. performance
Bijvoorbeeld roken of agressie overnemen van anderen. Als je ziet dat agressie zijn doel bereikt
bij anderen neem je dat over. Ook fobieën zijn makkelijk over te nemen.
Acquisition vs. performance: “Bobo doll” experiment.
Drie groepen kinderen krijgen een video te zien waarin een meisje erg agressief met haar pop
omgaat. Groep 1 krijgt een einde te zien waarin het meisje wordt gestraft voor haar gedrag,
groep 2 waarin het meisje een snoepje krijgt (een positieve bekrachtiging voor het meisje), en
groep 3 kreeg geen einde. Daarna zelf met de pop spelen.
Groep 1: veel agressief. Groep 2: weinig agressief. Groep 3: half half. Maar ze konden het
gedrag wel allemaal imiteren. Ze zeiden dat ze een beloning kregen als ze het na konden doen
en toen konden ze het. (cognitive microparadigma)
Belonen leidde tot meer agressie later.
Crick en Dodge’s (1994) theorie van Social Information Processing (SIP)
Gedrag wat een
kind in een sociale
situatie vertoond is
de afspiegeling van
het beeld dat het kind heeft over die sociale situatie. waarnemen maar ook het aandacht richten
op.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IlseUU. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.