Samenvatting MGZ Q3 Radboud Universiteit. Volledig en uitgebreid opgesteld vanuit hoorcollege's, werkgroepen, responsiecolleges, practica, E-Learnings, ZSO's, Athena- en MFVN-samenvattingen en leerboeken. Overzichtelijk opgedeeld in kopjes op submodules. Ideaal als naslagwerk of wanneer je studiest...
Beeldvorming en ioniserende straling ............................................................................................. 46
Straling van buitenaf....................................................................................................................... 46
Röntgenfoto’s .............................................................................................................................. 46
CT-Scan (computertomografie) ................................................................................................ 46
Straling van binnenuit..................................................................................................................... 47
Scintigrafie ................................................................................................................................... 47
PET-Scan (positronenemissietomografie) .............................................................................. 47
Dosis en schade ............................................................................................................................. 48
Circulatie .............................................................................................................................................. 49
Bloedvaten ....................................................................................................................................... 49
Bloeddrukregulatie.......................................................................................................................... 52
Hart ................................................................................................................................................... 53
Respiratie ............................................................................................................................................. 55
Anatomie van het respiratoire systeem ....................................................................................... 55
Ademmechanica ............................................................................................................................. 56
Het meten van de longfunctie ....................................................................................................... 58
Hormonale huishouding ..................................................................................................................... 59
Hypofyse / hypothalamus .............................................................................................................. 59
Bijnier ................................................................................................................................................ 61
Schildklier ......................................................................................................................................... 62
Water- en zouthuishouding ............................................................................................................... 64
Nieren ............................................................................................................................................... 64
Osmo- en volumeregulatie ............................................................................................................ 65
Anatomie en histologie................................................................................................................... 67
2
, MGZ Q3 | Jelte de Jager
Farmacokinetiek
Farmacologische fasen:
- Farmaceutische fase
o Desintegratie van de toegediende stof, oplossen van de werkzame stof
- Farmacokinetische fase
o Absorptie
o Distributie (verdeling over het lichaam)
o Biotransformatie
o Excretie
- Farmacodynamische fase
o Farmacon-receptor
o Interactie
Absorptie
Hoe komt het geneesmiddel in het lichaam?
Absorptie van een geneesmiddel begint bij desintegratie: het uiteenvallen van de stof.
Vervolgens wordt de stof opgelost (dissolutie) en opgenomen in het bloed. Dissolutie hangt
onder andere af van deeltjesgrootte, hardheid en uiteenvaltijd.
Meestal wordt een medicijn oraal toegediend, in tablet of drankvorm. Een suspensie
is een tussenvorm hiervan, waarin kleine stukjes van het medicijn in een drankje aanwezig
zijn. Suspensie en drank worden sneller geabsorbeerd dan een tablet.
CR → capsule met gereguleerde afgifte. Het is een medicijn dat langzaamaan vrij komt.
Bepaalde medicijnen werken snel en geheel, andere medicijnen hebben een hoge dosering
en komen langzaam vrij. Wanneer dit medicijn bijvoorbeeld wordt geprakt door het eten,
komt de gehele dosering in een keer vrij: er is sprake van dose-dumping.
Er zijn ook medicijnen met een maagsap resistente coating. Deze medicijnen zijn meestal
niet stabiel bij maagzuur, dus moeten ze pas later (in het duodenum) uiteenvallen. De
coating lost pas op bij een hogere pH.
Chemische factoren op absorptie
De mate van absorptie hangt af van een aantal chemische factoren van het geneesmiddel:
- Niet polaire en lipofiele stoffen kunnen snel diffuseren doordat ze oplosbaar zijn in het
celmembraan
- Sterk wateroplosbare middelen kunnen niet door het celmembraan diffuseren, ze
kunnen door transporters of aquaporines. Lipofiele middelen worden veel sneller
opgenomen en verdeeld in het lichaam.
- Diffusie is de belangrijkste opnamemanier
- Wanneer een geneesmiddel zelf niet lipofiel genoeg is, wordt er soms een pro-drug
van het molecuul gemaakt die wel opgenomen kan worden. Deze pro-drug is niet
actief, maar wordt gemetaboliseerd in de lever, waarna het wel actief is.
Een molecuul dat basisch of zuur is, is polair, dus wordt het niet goed geabsorbeerd. Dit
geldt ook voor opname via de huid. Wanneer het zwak zuur of basisch of neutraal is, kan het
makkelijk diffunderen door membranen.
De meeste geneesmiddelen worden voornamelijk in de dunne darm opgenomen, omdat de
verblijftijd hier het langste is.
Hoe lipofieler een geneesmiddel is, hoe makkelijker het wordt opgenomen in darm en andere
membranen. Sommige geneesmiddelen gebruiken transporters om vanuit de darm in het
bloed te komen.
3
, MGZ Q3 | Jelte de Jager
Biologische beschikbaarheid
De biologische beschikbaarheid van een geneesmiddel is de fractie van de toegediende
dosis van een geneesmiddel die ongemetaboliseerd in de algemene circulatie terecht komt.
Enzymen en in de darmwand en lever kunnen deze geneesmiddelen metaboliseren voordat
ze in de arteriële circulatie terecht komen. De mate van biologische beschikbaarheid wordt
bepaald door hoe volledig een geneesmiddel uit de darm wordt geabsorbeerd maar is
daarnaast nog afhankelijk van het first-pass-effect. Dit houdt in dat een deel van het
farmacon al kan worden afgebroken door de lever voordat het in de algemene circulatie
terecht komt.
Door een geneesmiddel parenteraal (niet oraal) toe te dienen omzeil je dit effect dus.
Inname
De voornaamste innameroutes zijn:
- Oraal
- Rectaal
- Sublinguaal (onder de tong)
- Epitheel (huid,)
- Inhalatie
- Injectie
o Subcutaan (huid)
o Intramusculair
o Intraveneus
o Intrathecaal
(ruggenmerg)
Wanneer er sprake is van diarree
kan orale inname geen effect geven:
geneesmiddelen worden meteen via
de feces uitgescheiden.
4
, MGZ Q3 | Jelte de Jager
Distributie
Wanneer het geneesmiddel is geabsorbeerd (opgenomen in het bloed), zich moeten
verdelen over het lichaam. Dit heet distributie.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen geneesmiddelen die zich vrij in het bloed bevinden en
geneesmiddelen die aan een eiwit (meestal albumine (zure geneesmiddelen), soms ook β-
globuline en glycoproteïne (basische geneesmiddelen)) gebonden zijn. Ongebonden
geneesmiddelen noemen we Fu (fraction unbound). Dit is relevant omdat:
- Alleen ongebonden geneesmiddelen kunnen diffuseren in de cel.
- Alleen ongebonden geneesmiddelen kunnen binden aan receptoren.
Gebonden geneesmiddelen worden minder snel uitgescheiden.
De mate van distributie hangt af van een aantal factoren:
- Bloedstroomsnelheid
- Permeabiliteit van capillairen
- Eiwitbinding
- Accumulatie van geneesmiddelen in bepaalde weefsels (voornamelijk vet)
Verdeling
Geneesmiddelen zullen het snelst verdelen naar weefsels die goed doorbloed zijn. Lipofiele
middelen zullen sneller verplaatsen naar weefsels met veel vet. Ouderen en mensen met
overgewicht hebben gemiddeld meer vetweefsel. Hierdoor hebben ze een groter
verdelingsvolume voor lipofiele middelen en zal de Cmax (maximale concentratie in het
plasma) minder hoog zijn.
Hydrofiele middelen zullen vooral naar waterachtige omgevingen verplaatsen. De verdeling
is dus afhankelijk van chemische eigenschappen van het middel en van de patiënt. Verdeling
in het lichaam:
Bloedplasma 5%
Interstitieel 16%
Intracellulair 35%
Transcellulair 2%
Vetweefsel 20%
In de lever is er een ruimte tussen haarvaten en wanden van de sinusoïden, wat ervoor zorgt
dat ervoor zorgt dat eiwitgebonden geneesmiddelen in contact kunnen komen met de lever.
Deze ruimte heet gefenestreerd endotheel (fenestrae). Alle stoffen kunnen dus bij de lever
komen om gemetaboliseerd te worden, gebonden en ongebonden stoffen.
Andere weefsels, zoals het brein, zijn echter goed beschermd tegen
lichaamsvreemde stoffen uit het bloed. Lipofiele stoffen kunnen wel door de tight junctions
heen.
Verdelingsvolume = het schijnbare volume waarover het geneesmiddel zich verdeelt als het
in het lichaam is gekomen. (L/kg)
𝐹⋅𝐷
𝑣𝑑 =
𝐶0
F = biologische beschikbaarheid (bij IV, F=1)
D = dosis
C0 = de concentratie
Als het verdelingsvolume heel groot is, betekent dit dat het geneesmiddel lipofiel is. Het
middel hoopt zich dan op in het vetweefsel, in plaats van in de bloedbaan.
Een geneesmiddel wordt altijd chemisch een beetje vettig gemaakt, zodat het dan goed
wordt opgenomen uit het maag-darmkanaal en makkelijk kan verspreiden door het lichaam.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jeltedejager9. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.08. You're not tied to anything after your purchase.