Vastgoedeconomie hoofdstuk 2
Macro-economie
In de macro-economie onderscheiden we twee sectoren van ‘bedrijven’ in
de markt: de collectieve sector en particuliere sector. De collectieve sector
bestaat uit de overheid in ruime zin (Rijk, provincie en gemeenten) en de
instellingen die de sociale wetten uitvoeren. Zij leveren de collectieve
goederen die voor iedereen nut hebben. De particuliere sector bestaat uit
commerciële ondernemingen die de consumenten voorzien van individuele
goederen en diensten.
Kringlooptheorie
Dit is een model dat de werking van de economie beschrijft als een
circulair systeem waarin geld, goederen, diensten en productiefactoren
voortdurend tussen verschillende economische sectoren bewegen.
De belangrijkste onderdelen zijn:
Huishoudens: die arbeid en kapitaal leveren aan bedrijven en in ruil
inkomen ontvangen.
Bedrijven: die goederen en diensten produceren met behulp van arbeid
en kapitaal en deze verkopen aan huishoudens.
Overheid: die belastingen heft en publieke diensten levert.
Buitenland: dat handeldrijft met een land (import en export).
Financiële sector: waar geldstromen lopen via sparen, lenen en
investeringen.
Gesloten en open economie
, Een gesloten en open economie verschillen in mate waarin een land
handeldrijft met het buitenland;
Gesloten economie
Geen handel met het buitenland
Er is geen import of export; alle goederen en diensten worden
binnen de eigen economie geproduceerd en geconsumeerd.
Deze soort economie komt niet vaak voor, bijna alle landen zijn
afhankelijk van internationale handel.
Open economie
Actieve handel met het buitenland
De mate van openheid wordt vaak gemeten aan de hand van het
aandeel van import en export in het bruto binnenlands product.
Macro-economische vergelijkingen
Y= C+S+B (Nationaal inkomen = consumptie + sparen + belasting)
BBP = C+I+O (BBP = consumptie + investeringen +
overheidsbestedingen)
Y = BBP (Nationaal inkomen = BBP)
Y Nationaal inkomen
C Consumptie
S Sparen
I Investeringen
B Belastingen
O Overheidsuitgaven
E Export Nationaal inkomen
M Import Bruto binnenlands product (BBP)
Het BBP is de totale waarde van alle goederen en diensten die binnen de
landsgrenzen van een land in een bepaalde periode (meestal een jaar)
worden geproduceerd. Het maakt niet uit of deze productie wordt
uitgevoerd door binnenlandse of buitenlandse bedrijven, zolang het binnen
het land gebeurt.
Bruto nationaal product (BNP)
Het BNP is de totale waarde van alle goederen en diensten die worden
geproduceerd door inwoners en bedrijven van een land, ongeacht of
deze productie binnen of buiten de landsgrenzen plaatsvindt.
Het nationaal inkomen kunnen we meten de subjectieve en objectieve
methode.
Subjectieve methode:
Deze methode kijkt naar de inkomensverdeling in de economie. Het BBP
wordt berekend door de soms van alle inkomens (loon, winst, huur, rente)
in een land.
Formule: BBP = Looninkomen + kapitaalinkomen + belastingen
Macro-economie
In de macro-economie onderscheiden we twee sectoren van ‘bedrijven’ in
de markt: de collectieve sector en particuliere sector. De collectieve sector
bestaat uit de overheid in ruime zin (Rijk, provincie en gemeenten) en de
instellingen die de sociale wetten uitvoeren. Zij leveren de collectieve
goederen die voor iedereen nut hebben. De particuliere sector bestaat uit
commerciële ondernemingen die de consumenten voorzien van individuele
goederen en diensten.
Kringlooptheorie
Dit is een model dat de werking van de economie beschrijft als een
circulair systeem waarin geld, goederen, diensten en productiefactoren
voortdurend tussen verschillende economische sectoren bewegen.
De belangrijkste onderdelen zijn:
Huishoudens: die arbeid en kapitaal leveren aan bedrijven en in ruil
inkomen ontvangen.
Bedrijven: die goederen en diensten produceren met behulp van arbeid
en kapitaal en deze verkopen aan huishoudens.
Overheid: die belastingen heft en publieke diensten levert.
Buitenland: dat handeldrijft met een land (import en export).
Financiële sector: waar geldstromen lopen via sparen, lenen en
investeringen.
Gesloten en open economie
, Een gesloten en open economie verschillen in mate waarin een land
handeldrijft met het buitenland;
Gesloten economie
Geen handel met het buitenland
Er is geen import of export; alle goederen en diensten worden
binnen de eigen economie geproduceerd en geconsumeerd.
Deze soort economie komt niet vaak voor, bijna alle landen zijn
afhankelijk van internationale handel.
Open economie
Actieve handel met het buitenland
De mate van openheid wordt vaak gemeten aan de hand van het
aandeel van import en export in het bruto binnenlands product.
Macro-economische vergelijkingen
Y= C+S+B (Nationaal inkomen = consumptie + sparen + belasting)
BBP = C+I+O (BBP = consumptie + investeringen +
overheidsbestedingen)
Y = BBP (Nationaal inkomen = BBP)
Y Nationaal inkomen
C Consumptie
S Sparen
I Investeringen
B Belastingen
O Overheidsuitgaven
E Export Nationaal inkomen
M Import Bruto binnenlands product (BBP)
Het BBP is de totale waarde van alle goederen en diensten die binnen de
landsgrenzen van een land in een bepaalde periode (meestal een jaar)
worden geproduceerd. Het maakt niet uit of deze productie wordt
uitgevoerd door binnenlandse of buitenlandse bedrijven, zolang het binnen
het land gebeurt.
Bruto nationaal product (BNP)
Het BNP is de totale waarde van alle goederen en diensten die worden
geproduceerd door inwoners en bedrijven van een land, ongeacht of
deze productie binnen of buiten de landsgrenzen plaatsvindt.
Het nationaal inkomen kunnen we meten de subjectieve en objectieve
methode.
Subjectieve methode:
Deze methode kijkt naar de inkomensverdeling in de economie. Het BBP
wordt berekend door de soms van alle inkomens (loon, winst, huur, rente)
in een land.
Formule: BBP = Looninkomen + kapitaalinkomen + belastingen