Craig, B: Introduction to the Practice of Statistics
Aantekeningen van de hoorcolleges van Onderzoekspracticum 1. Bij de colleges is aangegeven welke literatuur erbij hoort. Hierbij staat IRM voor 'Introduction to Research Methods in the Social and Behavioral Sciences 2ed' (Linting, M., van Ginkel, J.R. & Van der Voort, A.) en MMC voor 'Introduction ...
Extensive summary Craig, B: Introduction to the Practice of Statistics - Statistics
Summary Lectures and Readings: Statistics 1 - Introduction (FSWPE1-032)
Detailed Summary: Lectures and Readings STATISTICS 2.2 FSWPE2-022
All for this textbook (11)
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Pedagogische Wetenschappen
Onderzoekspracticum 1
All documents for this subject (64)
1
review
By: helenaboer • 4 year ago
Seller
Follow
ahuisman00
Reviews received
Content preview
College 1 Inleiding in onderzoek (IRM P1, C1)
Het gaat niet om de wiskunde, maar om de interpretatie van de gegevens. Wat betekent het
getal dat uit de formule komt? → logisch nadenken. Het is ook belangrijk dat je onderzoeken
van anderen kunt begrijpen en kritisch kunt bekijken → kaf van het koren scheiden.
Rooster
14x2 uur hoorcollege
10x2 uur werkgroep → niet verplicht. Zo wel: maak opdrachten voor de werkgroep.
Tentamen: 30 MC-vragen + open deel (open boek!)
OP1 en SPSS zijn aparte vakken, maar inhoudelijk samenhangend.
SPSS: eerste werkgroep verplicht!
Pedagogische vragen: ‘’hoe kan ik ouders helpen die een kleuter hebben die veel schreeuwt
en slaat?’’.
Het lastige aan pedagogiek is dat iedereen er iets van vindt. De enige manier om hier mee
om te gaan is door te onderzoeken.
- Up-to-date blijven: wat eens aanvaard werd is nu ondenkbaar of discutabel.
Wetenschappelijk onderzoek: zoektocht naar kennis, de ‘waarheid’.
- Wat is goede kennis?
- Hoe kom ik aan goede kennis?
- Hoe gebruik ik die kennis?
→ kernwoord: kwaliteit. Fundament voor die kwaliteit: wetenschappelijke methode.
Kenmerken wetenschappelijke kennis
- Vastomlijnde methode
- Criteria
- Systematisch empirisme: kennis door ervaring en waarneming, niet op basis
van bedenken; ook van alle kanten bekijken, en regelmatig tegenkomen.
- Publieke verificatie: iedereen moet kunnen zien en weten wat je hebt gedaan,
en het kunnen herhalen.
- Oplosbare problemen: er moeten wetenschappelijke tools zijn om de vraag te
tackelen.
Onderzoek: hoe, wat en waarom?
- Welke doelstellingen kent onderzoek?
- Wat voor soorten onderzoek zijn er om dit doel te behalen?
- Hoe weet je of het doel behaald is?
Doelen van onderzoek: onderscheid tussen
- Fundamenteel onderzoek: ‘’hoe verloopt de ontwikkeling van een kind?’’
- Toegepast onderzoek: ‘’rekening houdend met de ontwikkeling, hoe kunnen we
pesten op school aanpakken?’’
,Patronen en fenomenen
- Beschrijven: hoeveel kinderen zijn er veilig of onveilig gehecht?
- Voorspellen: wat betekent dit voor de latere ontwikkeling? → relatie tussen twee
kenmerken.
- Verklaren: waarom is dit zo?
- Om te kunnen verklaren heb je beschrijven en voorspellen nodig; de een is
niet belangrijker dan de ander, alle drie zijn nodig.
→ theorieën ontwikkelen en toetsen mbt deze patronen en fenomenen.
Soorten onderzoek (Leary)
1. Beschrijvend
- hoeveel kinderen in Nederland worden mishandeld?
- wat is de mening van de Nederlandse ouder over kinderopvang?
2. (Cor)relationeel → al het onderzoek waarbij je relaties tussen verschillende
variabelen gaat bekijken (voorspellend). Dat er een relatie tussen twee variabelen
bestaat, betekent niet dat deze variabelen elkaar ook beïnvloeden. Er kan mogelijk
een derde variabele een rol spelen.
- wat is de relatie tussen kenmerken van het kinderdagverblijf en de sociale
vaardigheden van kinderen?
- wat is de relatie tussen de hoeveelheid uren die je in je studie steekt en de
cijfers die je haalt?
3. Experimenteel → onafhankelijke variabele manipuleren en kijken wat voor effect dat
heeft (verklarend); belangrijk dat variabele random wordt toegewezen! Manipulatie is
essentieel.
- heeft het soort muziek op de achtergrond invloed op het
concentratievermogen van kinderen tijdens leesles?
- heeft suikerconsumptie een effect op externaliserend probleemgedrag?
4. Quasi experimenteel: wil de causale relatie beïnvloeden, maar is niet in staat de
variabele te manipuleren en de groep random te vormen.
- is het gebruik van kalmerende middelen van invloed op de tentamencijfers?
→ de groep wordt gevormd door te vragen wie die middelen al gebruiken en
wie niet, dus het middel wordt niet random toegewezen aan een bepaalde
groep; er wordt gebruik gemaakt van bestaande groepen.
‘’Park maakt jeugd crimineel’’ → suggereert een causale relatie.
- Wat voor soort studie moet gedaan zijn om deze uitspraak te kunnen doen?
- Als je dat niet hebt gedaan, wat is dan een voor de hand liggende alternatieve
verklaring?
Theorie en hypothesen
, - Theorie: een stelsel van uitspraken dat de relaties tussen concepten beschrijft en
verklaart.
- Hypothese: een als voorlopige waarheid aangenomen, maar nog te bewijzen
uitspraak die getoetst wordt.
- Voorspelt wat er gaat gebeuren (onderbouwd!); vooraf (a priori), niet achteraf
(post hoc).
Hoe kun je tot een hypothese komen?
- Propositie die logisch volgt uit de theorie → deductief (nu meest voorkomend)
- Propositie die waarschijnlijk volgt uit de geobserveerde feiten → inductief
Eis: falsificeerbaar (moet verwerpbaar zijn).
Operationaliseren
- Conceptuele definitie: omschrijft het begrip, als het ware uit het woordenboek.
- Operationele definitie: hoe wordt het gemeten?
Begrip zoals bedoeld → operationalisatie → begrip zoals bepaald
Wanneer heb ik voldoende bewijs?
- Het logische probleem van empirisch bewijs: we kunnen een theorie niet logisch
bewijzen met empirische ondersteuning voor hypothesen, alleen falsificeren.
- Het praktische probleem van empirisch weerleggen (falsificeren)
- Onderzoek goed uitgevoerd?
Oplossingen:
- Meerdere studies (meta-analyse)
- Methodologisch pluralisme
→ nooit na een studie denken dat je de waarheid nu weet.
Scientific filter
Tip college 2, 3 en 4: check inhoud, soms herhaling van stof → zelf bepalen of je komt.
, College 2 Meten en ethiek (IRM P1, C4; P1, C10; App1)
Soorten metingen (binnen ons onderzoek)
1. Observatie
2. Fysiologische maten
3. Zelfrapportage
4. Archiefonderzoek
Vaak worden meerdere methoden naast elkaar gebruikt (methodologisch pluralisme).
1. Observatie
Drie beslissingen:
- Setting: naturalistisch of vooropgezet (contrived)?
- Naturalistisch: mensen observeren in hun natuurlijke omgeving; je vraagt ze
niet om naar de universiteit te komen. Ook pas je geen interventie toe, je
probeert niet iets te beïnvloeden → blijft zo natuurlijk mogelijk. In hoeverre ben
je in staat om er met je handen af te blijven? Je hebt helemaal geen controle
over wat er gebeurt tijdens de observatie. In hoeverre kun je objectief
waarnemen? Je kunt geen vast codeerschema maken, omdat er veel dingen
gebeuren die je niet kunt coderen.
- Vooropgezet: situatie die speciaal is ingericht voor observatie en registratie
van gedrag; niet linken aan een laboratorium. Het belangrijkste nadeel is dat
je het realisme kwijt bent. De moeder gedraagt zich bijvoorbeeld anders; dit
hangt af van de mate waarin verteld wordt wat geobserveerd gaat worden. Ze
kan sociaal wenselijk gedrag vertonen.
- Veldexperiment: tussenvorm met natuurlijke omgeving + manipulatie. Je
manipuleert iets in de natuurlijke omgeving. Realistischer dan
laboratoriumonderzoek, maar er is toch een zekere mate van controle.
- Onderzoeker: verborgen of openlijk?
- Openlijk: belangrijk nadeel is reactiviteit → mensen gaan zich anders
gedragen als ze weten dat je ze observeert.
- Verborgen: belangrijk nadeel is ethiek → mensen observeren in hun doen en
laten terwijl ze het niet weten is ethisch niet verantwoord.
- Tussenoplossingen: niet alles vertellen (bijv. niet vertellen dat je specifiek de
hygiëne komt observeren); informanten gebruiken; indirect meten (bijv. vuilnis
doorzoeken).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ahuisman00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.