Psychoanalytische theorie – Sigmund Freud
In de tijd voor Freud werd er gelooft dat getoond gedrag van mensen bewust en rationeel was. Freud
zette dit op zijn kop met een theorie en behandeling waarin het bewustzijn niet meer de kern was. Hij
vergeleek persoonlijkheid met een ijsberg. De top laat zichzelf duidelijk zien en de rest is niet te zien. Hij
zag mensen niet als rationele wezens, maar wezens die worden gedreven door impulsen en streven naar
het bevredigen van diepe en blijvende seksuele en agressieve neigingen. Hierdoor veranderde de kijk op
persoonlijkheid, gezondheid en geest.
Hysteria volgens Freud: door repressie van behoeftes en wensen (unconsious) ontwikkelen lichamelijke
symptomen die niet somatisch en medisch aantoonbaar zijn.
Twee belangrijke aannames die onderliggend zijn aan Freuds conceptie:
- Motivational determinism: gedrag is nooit per ongeluk, het is psychologisch besloten door mentale
motivationele oorzaken.
- Deze oorzaken zijn buiten het bewustzijn en dus onbewust van een persoon.
Topographical model of mind (3 levels):
- Consious: Bevat datgene (gedachten) waar je zelf nu bewust van bent.
- Preconsious: (geheugen) elementen die uit je bewustzijn zijn, maar gemakkelijk naar bewustzijn gehaald
kunnen worden. (Telefoonnummer, laatste film die je gezien hebt)
- Unconsious: niet direct toegankelijk voor bewustzijn. Opslag voor neigingen/driften, gevoelens en
ideeën die gelinkt zijn aan angst, conflict en pijn. Deze hebben voortdurend invloed op acties en
bewustzijn. Door een onderdrukkingsmechanisme is het niet mogelijk om bewust te zijn van deze
gevoelens, behalve onder bepaalde omstandigheden. (Bijv. trauma’s en sociaal ongepast gedrag, gebeurt
door bescherming van onszelf)
Consious en preconcious hebben ook invloed op gedrag, Freud zag ze als minder belangrijk als
unconsious (waar de basis operaties van persoonlijkheid plaats vinden).
(Kritiek: sommige dingen doe je geautomatiseerd chaotisch: onwaarschijnlijk werkelijkheid)
Structural model of personality: Interactie van drie aspecten, ID, EGO en superego, zorgen voor
complexiteit van het menselijk gedrag.
- ID: (0-18 maanden) Originele (basis) component van persoonlijkheid, alle aspecten die zijn geërfd,
instinctief en primitief zijn van persoonlijkheid. Ontstaat bij geboorte.
- Pleasure principle: behoeftes moeten onmiddellijk bevredigd worden en vermijding van pijn. (Honger
eten) Onbevredigde behoeftes zorgen voor spanning.
- via Primary process thinking: denken zonder logische regels om spanningen (van onbevredigde
behoeftes) proberen te verminderen/ontladen. (dag dromen/fantaseren)
Wish fulfillment: inbeelden van iets wat behoefte bevredigd, werkt alleen op korte termijn.
- EGO: (18 maanden-3 jaar) voor die tijd vooral door ID geleid. Ontstaat uit ID en neemt hier energie uit.
Zorgt dat impulsen van ID effectief worden geuit, door betrekken van buitenwereld (realiteit).
Functioneert meest in consious en preconsious, maar door verband met ID ook in unconsious.
- Reality principle: realiteit betrekken bij de behoefte door risico’s en opties te overwegen. Doel van EGO
is delay the discharge: spanning van ID te verlagen en uit te stellen tot geschikter moment.
- via Secondary process thinking: voldoening krijgen door gepast tijdstip of behoefte te koppelen aan iets
,uit de werkelijkheid (plan vormen). Bestaat uit realiteit, logisch nadenken, plannen en cognitieve mentale
processen.
Reality testing: mentaal nagaan of dit plan kan werken.
(EGO veranderd door de tijd en ID niet)
- Superego: (4 jaar) bevat morele kant, afwegen normen en waarden. Functioneert in consious,
preconsious en unconsious.
- Introjection: waarden van ouders (en omgeving) tot je nemen, dit vormt superego. Vooral om straf te
vermijden en goedkeuring te krijgen.
Verdeeld in 2 subsystemen:
- Ego-ideal: zorgt voor regels over goed gedrag, wat ouders goedkeuren. (Dingen waarnaar je streeft)
Belonen.
- Consience: zorgt voor regels over slecht gedrag, wat ouders verbieden en straffen. Zorgt voor
schuldgevoelens. (dingen die je vermijd) Straffen.
- 3 doelen superego:
- ID impulsen voorkomen die worden afgekeurd door de maatschappij/ouders.
- EGO dwingen om moraal te handelen i.p.v. rationeel.
- Streven naar perfectie in gedachte, spraak en daad.
Ego strength: Ego moet dus een manier vinden om alle spanning weg te halen (van id) op een manier
dat sociaal acceptabel (superego) en realistisch is.
Er zijn 2 soorten drive/instincten (ID):
- Life/sexual instincten (eros): voortplanting, overleven, plezier, vermijden van pijn
(zoals honger, seks, libido)
- Death instincts (thanatos): iedereen wilt onbewust terug naar de dood (zelfmoord: apoptosis komt voor
in bepaalde omstandigheden) Life instincts meer aanwezig van death insticts.
Agressie: zelf vernietigende behoeftes die men naar andere uit/afreageert. Als life instincts deze drive
naar de achtergrond duwt, blijft de spanning bestaan.
De mens is een energiesysteem: ID, EGO en superego strijden om de beschikbare energie door
onvervulde drives.
- Maximum van de hoeveelheid energie, als veel is gebruikt op een gebied dan is er minder om op andere
doelen te richten.
- Energie kan worden geblokkeerd d.m.v. onderdrukken en de energie gaat niet weg als het geblokt is.
Wordt op een andere manier tot uitdrukking gebracht met minder weerstand.
- De geest functioneert om een staat van rust te bereiken.
Catharsis: uiting en bevrijden van opgebouwde spanning (drives te groot) bijvoorbeeld in agressie: minder
spanning en verdrijving energie. Vaak doordat defense mechanismen niet meer werken.
2 voorspellingen hierover:
- Spanning is niet meer opgekropt wat lijdt tot vermindering van spanning.
- Omdat de spanning is verminderd is er minder kans dat de persoon agressie vertoont in de nabije
toekomst.
Onderdrukken van agressie lijdt tot:
- Displacement: opgebouwde spanningen worden in andere dingen geuit (hond schoppen)
- Sublimation: verandering sociaal onacceptabele uiting van energie naar acceptabele (niet slaan, maar
klagen)
Anxiety: (conflicten tussen ID, EGO en superego) door kindertijd (fixatie), behoeftes en drang, of trauma’s.
Door Freud niet gezien als drive maar als een waarschuwingssignaal dat er iets slechts kan of gaat
gebeuren.
- Realistische anxiety: ontstaat door extern gevaar, het is gebaseerd op realiteit. Gaan hiermee om door
, het op te lossen, te vermijden of te vluchten van de situatie die voor het gevoel zorgt. (Bijv. een auto-
ongeluk, worden gebeten door een hond of tegen worden geschreeuwd op werk om het maken van een
fout) Ego lastiggevallen door externe dreiging, in andere twee is het intern.
- Neurotische anxiety: direct conflict tussen ID en EGO: bang zijn voor uiting onbewuste (impulsen) van ID
wat ervoor zorgt dat je wordt gestraft. Angst komt niet van het uiten van deze impulsen, maar voor de
consequenties hiervan. Moeilijker op te lossen dan realistische anxiety, voorzichtig rijden of een hond
vermijden is makkelijker dan het ontsnappen van ID EGO heeft geen controle hierover.
- Morele anxiety: conflict tussen ego en superego. Angst ontstaat door het overtreden van morele codes
(gevoel van schuld of schaamte). Angst wordt niet veroorzaakt door de straf van omgeving maar door
consious. Hoe groter superego, hoe meer anxiety. (Bijv. bent op dieet maar eet toch vet)
Twee manieren hoe EGO op anxiety reageert:
1. Problem-oriented coping efforts nemen toe, bewust proberen omgaan met de dreiging werkt vooral
goed bij reality anxiety.
2. Neemt deel in defence mechanisms: tactieken om andere soorten van anxiety de vermijden. Wanneer
dit goed werkt, blijft anxiety weg.
Defense mechanisms: manieren om beter met anxiety om te gaan en andere soorten te vermijden
(energie loslaten). Dit kan onbewust en bewust.
- Repression: onbewust mechanisme in dienst van het ego die dreigende gedachtes van het conscious
weghoudt. Dreiging ontstaan in jezelf. (Bijv. iemand overleden, ‘het is niet gebeurd, ze leeft nog‘).
Tijdens oedipus complex worden agressieve gedachten naar same-seks ouder onderdrukt.
- Denial: ontkennen dat iets plaats heeft gevonden of dat iets bestaat. Dreiging ontstaat van buitenaf. Dit
is bewust. (Bijv. zeggen dat je niet boos bent als je dat wel bent, of dat roken niet slecht is voor je)
Werken beide goed op korte termijn, op lange termijn gaan ze tegen je werken. Alle energie gaat naar
denial of repression en de EGO heeft weinig energie meer over voor andere dingen.
- Projection: onacceptabele impulses/wensen/kwaliteiten toeschrijven aan dat iemand anders die heeft.
Zorgt voor vermindering van energie om impulsen/behoeften te onderdrukken. De superego en de EGO
herkennen deze impulsen/behoeften niet van jou zelf. (Bijv. agressieve gevoelens hebben naar iemand
alleen die onderdruk je, je projecteert deze agressie op andere mensen, dat zij jou haten. Hierdoor is je
impuls wel geuit, alleen niet op een schadelijke manier voor jezelf).
- Rationalisatie: rationele uitleg of excuus vinden voor het eigen onacceptabele gedrag. Komt vaak voor bij
situaties met succes en falen, behoud zelfvertrouwen. (Bijv. goed praten ‘ik betaal geen belasting omdat
dat geld naar de oorlog gaat’).
- Intellectualisatie: in koude, vrijstaande, intellectuele termen denken over dreigingen/gevaar. Dissociëren
gedachten van gevoelens. Aandacht op losstaande details vestigen (bijv. alles lezen en leren over een
ziekte die je echtgenoot heeft, om zo de spanning te verminderen).
- Displacement: Impuls van een bedreigend doel naar ander ‘makkelijker’ doel verplaatsen. Impuls wordt
dus wel geuit. (Bijv. student is boos op haar professor, maar uit dit op haar vriendje. Omdat dit minder
‘gevaarlijk’ is).
- Sublimation: Impuls naar acceptabele manier omzetten. De impuls wordt wel geuit maar op een andere
gekozen manier, hierdoor verminderd de anxiety. Freud zag deze manier als de meest volwassen manier.
- Isolation: gedachtes en gevoelens onderdrukken. Ervaring wel erkennen, alleen de gevoelens isoleren.
(Bijv. moeder kan fantaseren over wurgen van kind, hoeft niet boos te zijn)
- Reaction formation: tegenovergestelde benadrukken/gedragen van je onacceptabele
impuls/mening/gedrag (Bijv. iemand positief beoordelen terwijl je een hekel hebt aan diegene).
- Regression: terug naar een eerdere fase door opgeven huidige manieren (Bijv. kind gaat duimen als het
nerveus is) Terug relateren naar de wereld die effectief was.
Denial en repression kunnen zorgen voor hysterical disorders: door het onderdrukken en ontkennen
van het onderbewustzijn kunnen bepaalde klachten op spelen, die niet medisch aantoonbaar zijn.
Lichamelijk zijn mensen dan in orde.
Psychosexual development: energie uiting door bepaalde lichaamsdelen (erogenous zone: een gebied
van het lichaam die op de seksuele energie focust in die periode).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Bruny. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.