Hoofdstuk 1
De overheid – algemene kenmerken
Iedereen heeft te maken met de overheid. Wanneer iedereen zijn eigen gang gaat en alleen
opkomt voor zijn eigen belangen, wordt onze samenleving een anarchie en geldt het recht
van de sterkste.
We hebben een overheid nodig die ons beschermt, helpt en ondersteunt (denk aan het
verstekken van studiefinanciering, subsidies).
Als je praat over de overheid, heb je het over meer dan 1600 organisaties. Je kan beter
spreken over het openbaar bestuur in Nederland. Het openbaar bestuur bestaat uit
overheidsorganisaties en uit organisaties en personen die zelf niet tot de overheid
behoren, maar die belast zijn met de uitvoering van een bepaalde overheidstaak.
Ook zelfstandige bestuursorganen (ZBO), zoals de Kamer van Koophandel, De
Rijksdienst Wegverkeer (RDW), de Autoriteit Financiële Markten, de Dienst Uitvoering
Onderwijs (DUO) en de Nederlandsche Bank behoren tot de overheid.
Art. 134 lid 1 GW bepaalt dat bij of krachtens de wet openbare lichamen voor beroep
en bedrijf en andere openbare lichamen ingesteld kunnen worden.
Ook de rechterlijke macht in Nederland behoort tot de overheid en daaronder valt volgens
de Wet op de rechterlijke organisatie ook het OM.
De overheid heeft dus verschillende verschijningsvormen en rollen. De overheid is niet alleen
wetgever, maar ook bestuurder, uitvoerder, rechtspreker en handhaver.
Als we het hebben over de overheid wordt er een onderscheid gemaakt tussen:
1. Organen die wel rechtstreeks worden gekozen
2. Organen die niet rechtstreeks worden gekozen
De overheid houdt zich bezig met het behartigen van algemene belangen (denk aan; onze
veiligheid, volksgezondheid, bescherming van het milieu en de werkgelegenheid).
Regels zijn nodig als instrument om beleid te realiseren, om gedrag van burgers en
bedrijven te beïnvloeden en te sturen en om, algemene belangen te behartigen en veilig te
stellen.
Maar het uitvoeren van de regels brengen veel administratieve lasten en kosten voor burgers
en bedrijven met zich mee. De samenleving kan daardoor verstarren, en dat is slecht voor
het ondernemersklimaat, het imago van de overheid en het remt economische
ontwikkelingen af. Burgers en bedrijven gaan regels negeren.
Wanneer regels burgers en bedrijven te veel gaan afremmen en hen onnodig op kosten
jagen, kan dat leiden tot een vermindering van de acceptatie en naleving ervan, met alle
handhavingsproblemen van dien.
Iedereen denkt anders over de overheidsbemoeienis. Hierbij komt deregulering kijken.
Dit betekent dat de overheid zich meer terugtrekt en aan het bekijken is welke regels er nog
nodig zijn en welke regels overbodig zijn of wat losser kunnen worden opgesteld. De
overheid is niet altijd op alle terreinen nadrukkelijk aanwezig, maat stelt soms algemene
voorwaarden en de details daarvan worden aan de niet-overheid of burgers overgelaten.
,Participatiesamenleving: het komt er op neer dat de burger meer verantwoordelijkheden,
maar deze ook moet nemen om zelf vorm en inhoud te geven aan zijn eigen welzijn en
woonomgeving en om daarnaast bij te dragen aan de samenleving. De overheid verdwijnt
meer naar de achtergrond.
De verzorgingsstaat is onbetaalbaar geworden door de vergrijzing van de bevolking en door
de economische crisis. Er wordt een groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid, eigen
kracht en sociale netwerken en collectieve voorzieningen van de burger. De overheid regelt
niet alles, maar heeft vooral een faciliterende rol.
De overheid kan bij het behartigen van de algemene belangen ingrijpen in de rechten en
vrijheden van burgers en ondernemers en kan bij overtredingen sancties opleggen.
Alleen de overheid heeft die bevoegdheid en dat verschaft de overheid een bijzondere
machtspositie.
Het publiekrecht kenmerkt zich door de ongelijkheid van partijen. De overheid beschikt over
het geweldsmonopolie. De overheid heeft als enige in de samenleving het recht om te
beslissen om geweld tot te passen. Maar het wordt wel gecontroleerd door volk
vertegenwoordigende organen, zoals het parlement, de provinciale staten en gemeente
raden en de rechter. De overheid moet zich kunnen verantwoorden voor het gebruik van
haar machtspositie.
De overheid is door zijn machtspositie op veel terreinen monopolist. Maar de overheid dient
wel integer te zijn (‘de afwezigheid van fraude en corruptie’). Integriteit is een maatstaf voor
de kwaliteit van het functioneren van de overheid. Werkgevers zijn verplicht een
integriteitsbeleid te voeren als onderdeel van wat genoemd wordt ‘goed werkgeverschap
en bestuur’. Dit beleid moet er onder meer gericht zijn op het voorkomen van
belangenverstrengeling, discriminatie en misbruik van bevoegdheden.
In de wet is ook opgenomen dat overheden gedragscodes voor werknemers moeten
opstellen en dat elke ambtenaar een eed of belofte moet afleggen. Elke provincie en
gemeente moet een ‘klokkenluidersregeling’ vaststellen. Een belangrijk aandachtspunt
daarbij is de arbeidsrechtelijke bescherming van de ambtenaar die op basis van een
dergelijke bescherming van de ambtenaar die op basis van een dergelijke regeling een
(vermoedelijk) misstand meldt.
Om de integriteit van gemeentebestuurders te versterken, stelt de Gemeentewet het
opstellen van gedragscodes verplicht. Deze gedragscodes worden opgesteld door de raad
en gelden voor de leden van de raad (art. 15 lid 3 Gemw), de wethouders (art. 41c lid 2
Gemw) en de burgemeester (art. 69 lid 2 Gemw). In deze gedragscodes worden zaken
geregeld als het vervullen va nevenfuncties, regels over verboden handelingen, het omgaan
met geheime informatie, het aannemen en melden van geschenken, het gebruik van
gemeentelijke voorzieningen en het declareren van kosten.
In de praktijk vervult de burgemeester de rol van hoeder van de gemeentelijke integriteit (art.
170 lid 2 Gemw).
De overheid – bijzonder kenmerken
Gedecentraliseerde eenheidsstaat:
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Gedecentraliseerd betekent dat de
organisatie van de overheid in Nederland uit verschillende lagen bestaat.
Naast de centrale overheid, ook wel het Rijk of de Rijksoverheid genoemd, kennen we in
Nederland de decentrale overheden, ook wel de lagere overheden genoemd provincies,
gemeenten en waterschappen. Het begrip lagere overheid geeft aan hoe de overheden vaak
naar elkaar kijken.
,Tussen de verschillende overheden is er dus sprake van een zekere rangorde of hiërarchie.
Als laagste staan de gemeenten en waterschappen, daarboven staan de provincies. De
hiërarchie brengt met zich mee dat de gemeente niet zelf kan bepalen welke taken en
bevoegdheden ze heeft.
Het Rijk en de provincie kunnen namelijk door middel van hun regelgeving de bevoegdheden
van gemeenten beperken of zelfs naar zich toe trekken. De hogere overheden oefenen
toezicht uit op de gemeenten, waarbij gedacht moet worden aan de goedkeuring van
gemeentelijke besluiten door de provincie, of de schorsing en vernietiging van besluiten door
de regering (art. 132 lid 2 tot en met 4 GW). Dit toezicht door hogere overheden is nodig om
de eenheidsstaat te waarborgen.
Centrale overheid
Uit de Grondwet blijkt dat de Rijksoverheid 2 belangrijke bestuursorganen kent. Dit is in
eerste plaats de regering, die bestaat uit de ministers en de koning (art. 42 lid 1 GW). En in
de tweede plaats is iedere minister een bestuursorgaan met eigen bevoegdheden (minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
Naast de bestuursorganen regering en individuele ministers behoren ook de zogeheten
gedeconcentreerde overheidsorganen tot de centrale overheid (Belastingdienst).
Gedeconcentreerde overheidsorganen zijn zelfstandig opererende onderdelen van een
ministerie en werken verspreid over Nederland. Elk onderdeel, zoals in dit voorbeeld een
belastinginspectie, werkt dus zelfstandig in een bepaald deel van ons land. Ze doen dat wel
onder verantwoordelijkheid van de betreffende minister, in dit geval de minister van
Financiën.
Decentrale overheden
De grondwet noemt de decentrale overheid de openbare lichamen. Dit zijn volgens art. 123 t/
m 136 GW de provincies en gemeenten en volgens art. 133 GW de waterschappen en
volgens art. 134 GW de openbare lichamen voor beroep en bedrijf.
Het begrip decentralisatie wijst op het overlaten of overdragen van taken en bevoegdheden
door hogere overheden.
De gemeente is van alle decentrale overheden de overheid die het dichtste bij de burger
staat. De gemeente weet wat er speelt in de woonomgeving van de burgers en kan er actief
bij worden betrokken.
De gemeente is belast met de uitvoering van heel veel landelijke wettelijke regelingen waar
burgers direct mee in aanmerking komen, omdat de gemeente het dichtst bij de burger staat.
Besluiten van de gemeente worden ook wel producten genoemd. Naast landelijke regelingen
voert de gemeente ook veel eigen regelingen uit. Een bekend voorbeeld daarvan is de APV.
Hierin worden allerlei zaken geregeld waar burgers dagelijks mee in aanraking komen.
Als we het hebben over decentrale overheden kun je die onderverdelen:
1. Territoriale decentralisatie
2. Functionele decentralisatie
Ad 1. Territoriale decentralisatie
Voorbeelden zijn de provincies en gemeenten. Dit zijn decentrale overheden die binnen hun
eigen grondgebied (territorium) bevoegdheden hebben op het gebied van regelgeving en
bestuur ter behartiging van algemene belangen.
, Ad 2. Functionele decentralisatie
Dit zijn de in paragraaf …. Genoemde voorbeelden en de opgeheven product- en
bedrijfschappen, ook wel raakgerichte decentrale overheden genoemd. Deze hadden voor
de behartiging van algemene belangen bepaalde bevoegdheden gekregen, maar waren voor
de uitoefening daarvan niet gebonden aan een bepaald grondgebied.
De zelfstandige bestuursorganen (ZBO) horen hier ook bij. Zij danken hun bestaan niet aan
de Grondwet maar aan een bijzondere wet. Een ZBO is een organisatie die nagenoeg
zelfstandig een bepaalde taak van de centrale overheid uitvoert. Dat doet ze onder
verantwoordelijkheid van een bepaalde minister, de minister is alleen niet hiërarchisch
bovengeschikt aan het ZBO. De minister kan daarom een ZBO geen aanwijzingen geven.
Hierin verschilt dit type overheidsorganisatie van de hiervoor genoemde gedeconcentreerde
bestuursorganen (zoals belastingdienst) waar de minister wel aanwijzingen kan geven. De
minister kan een ZBO alleen door middel van wet- en regelgeving gestuurd worden.
Voorbeelden van een ZBO:
- Commissariaat voor de Media
- Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)
- De Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
- Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ)
- De Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheden (CBR)
De ZBO’s werden gezien als de oplossing voor alle management- en sturingsproblemen bij
de centrale overheid. Er is een Kaderwet zelfstandige bestuursorganen in werking getreden.
De 2 doelstellingen van deze wet zijn harmonisatie en herstel van het primaat van de
politiek.
Dualisering van decentrale overheden
Monisme:
Monisme hield in dat het college een van de raad afgeleide en daarmee aan de raad
ondergeschikte positie innam. In het monistische stelsel bezat de gemeenteraad alle
bevoegdheden, zowel de regelgevende als bestuurlijke bevoegdheden en had het college
deze bevoegdheden uitsluitend op basis van een uitdrukkelijke overdracht (delegatie) door
de raad of op basis van een zogeheten medebewindswet.
Dualisme:
Het dualisme dat op 7 maart 2020 in werking is getreden met de Wet dualisering gemeente
bestuur, richt zich op de verhouding tussen de raad en het college.
De raad is nog steeds het hoofd van de gemeente (125 lid 1 Gemw). Maar het college is
nevengeschikt aan de raad in die zin dat zowel de raad als het college eigen zelfstandige
taken hebben.
- Raad: volksvertegenwoordiging, kaderstelling, en controleren van college.
- College: belast met het besturen van de gemeente.
Een wethouder kan dus geen raadslid meer zijn en personen van buiten de raad kunnen niet
tot wethouder benoemd worden. De functies zijn dus gescheiden.
Met de invordering van het dualisme hoopte de wetgever dat de verhoudingen binnen de
gemeente helderder zouden worden, waardoor de burger meer betrokken zou raken bij de
lokale politiek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller llentjes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.