Aantekeningen:
- Intellectueel eigendomsrecht= Niet stoffelijke vermogensrechten beschermen. Bijv. een idee dat je
hebt. Hier wil je een eigendomsrecht op vestigen.
- Octrooirecht= het recht waarmee uitvindingen worden beschermd. Bijv. Philips wilt niet dat Bosch
ook een koffieapparaat maakt etc.
OPEN VRAGEN:
1. In de Rijksoctrooiwet staat het begrip “uitvinding” centraal. Dit begrip wordt nergens in de wet
gedefinieerd. Uit de memorie van toelichting bij de Rijksoctrooiwet kan echter afgeleid worden dat
dit begrip uit een drietal elementen bestaat. Geef de elementen aan die hier worden bedoeld en leg
kort uit wat deze elementen inhouden.
- Weten (aanwenden natuurkrachten)
- Kunnen (wijze waarop aanwendden)
- Vooruitgang —> meerwaarde
(Niet belangrijk)
2. Niet elke uitvinding komt voor octrooi in aanmerking, Er gelden materiële vereisten voor de
octrooibare uitvinding.
a.) Welke eisen zijn dit en uit welk artikel vloeien deze vereisten voort? (TENTAMENVRAAG!!!)
Art. 2 Rijksoctrooiwet
- Nieuwheid jo. Art. 4 ROW.
- Uitvinderswerkzaamheid.
- Toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid.
b.) Geef een korte toelichting op de door u genoemde vereisten en noem bij elk vereiste
het relevante artikel.
- Nieuwheid: nergens op de wereld mag het bekend zijn en niet voor de hand liggen (= niet
doorborduren).
- Uitvinderswerkzaamheid: Art. 2 lid 2 ROW
- Toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid: Aanwijsbaar functionerend zijn.
3. Wat is“nijverheid”?
Industrie.
,4. Welke verleningsprocedure van octrooiverlening kent u?
- Nationaal bv. Nederland: deze aanvraag leidt tot een registratieoctrooi dat alleen voor Nederland
geldig is. Art. 24 ROW (geen inhoudelijke toets, makkelijker + goedkoper).
- Europa via het Europees octrooibureau – 38 lidstaten: Voor een aantal landen tegelijk (max. 38),
hetgeen na toetsing leidt tot een Europees octrooi. (Inhoudelijke toets)
- Internationaal via de WIPO – 188 lidstaten: max. 142 landen. (Inhoudelijke toets)
5. Beschrijf de fasen van de Europese verleningsprocedure.
via het Europees octrooibureau.
6. In welke opzichten wijkt een Europees octrooi af van een octrooi dat is verkregen op grond van de
ROW.
Europese procedure is uitgebreider en langer vanwege de inhoudelijke toets.
7. Voldoet een uitvinding van een springtouw met bijvoorbeeld een display in Nederland aan de
nieuwheidsvereisten wanneer dat springtouw tot nu toe uitsluitend in Californië bekend is?
Nee, het bestaat namelijk al in een ander land, maakt niet uit waar ter wereld.
8. In welke gevallen komt degene die een octrooieerbare uitvinding heeft gedaan, niet voor een
octrooi op zijn uitvinding in aanmerking?
- Uitvinders: art. 13 ROW
- Werkgever/werknemer: Art. 12 ROW
- Bij “botsing”: wie het eerst komt, wie het eerste maalt: art. 9 + 10 ROW. Uitzondering:
voorgebruikregeling: wanneer je eerder dan dat een ander aankomt met een idee dat idee al
gebruikte. (Bijv.: X gebruikt een klep in zijn fabriek. Y verteld later een octrooi te willen vestigen op
een klep gebruik in een fabriek. X mag dan nog doorgaan met gebruik ervan).
- Je mag niet een uitvinding “lenen” en je eigen uitvinding daarop baseren: art. 11 ROW.
9. Hoe wordt een octrooi overgedragen en wanneer kan de nieuwe eigenaar zijn eigendom
tegenover een ieder doen gelden?
- Art. 64(1) ROW bepaalt dat de aanspraak op octrooi overdraagbaar is.
- Bij akte.
- Inschrijven in octrooiregister.
MC-VRAGEN:
Vraag 1
Het octrooirecht kent een Nederlandse (nationale) aanvraagprocedure en een Europese
aanvraagprocedure.
Op welke belangrijke punten verschillen deze twee procedures?
a. De Nederlandse procedure kent een registratieoctrooi dat snel wordt toegekend maar geen
uitgebreid nieuwheidsonderzoek kent. De Europese aanvraagprocedure kent een uitgebreid
nieuwheidsonderzoek, duurt daardoor langer en is duurder. Het geeft wel meer zekerheid omtrent
de nieuwheid.
b. De Nederlandse procedure kent een uitgebreid nieuwheidsonderzoek, duurt daardoor langer en is
duurder. Het geeft wel meer zekerheid omtrent de nieuwheid. De Europese aanvraagprocedure kent
een registratieoctrooi dat snel wordt toegekend maar geen uitgebreid nieuwheidsonderzoek kent.
c. De Nederlandse procedure levert een octrooi dat alleen geldig is in Nederland. De Europese
aanvraagprocedure levert een octrooi dat geldig is in de hele EU.
Vraag 2
, Welke bewering is juist?
a. Een Nederlands octrooi is ook geldig in de rest van de Benelux.
b. Een Europees octrooi is geldig in alle EU-landen.
c. Een PCT-octrooi is geldig in alle landen die bij de aanvraag zijn aangekruist.
Vraag 3
Plastica heeft een uitvinding gedaan maar geen octrooi aangevraagd. De kosten hiervan vond zij te
hoog en dus heeft zij de uitvinding wel in haar bedrijf toegepast maar steeds geheim gehouden wat
de inhoud van haar uitvinding is. Peters Plastics heeft zelfstandig exact dezelfde vinding gedaan maar
hierop wel octrooi aangevraagd. Plastica vreest nu dat zij haar uitvinding niet meer kan toepassen en
vraagt u om advies.
Welke bewering is hier van toepassing?
a. Degene die het eerste octrooi aanvraagt (en krijgt toegekend) mag als enige gebruik maken van de
vinding (heeft een uitvindingsmonopolie).
b. Hier is sprake van de ‘voorgebruiksregeling’. Plastica kan zich hierop beroepen als zij aantoont dat
haar wetenschap niet ontleend is aan hetgeen door de octrooiaanvrager vervaardigd of toegepast
wordt.
c. De uitvinding van Plastica is nieuwheidsschadelijk voor de latere uitvinding van Peters Plastics. (In
de casus staat dat het altijd geheim is gehouden).
Vraag 4
Rubens is werkzaam op de research-afdeling van Fastclean B.V., dat gespecialiseerd is in het
vervaardigen van schoonmaakmiddelen. Rubens blijkt op eigen naam een octrooiaanvraag te hebben
ingediend voor een uitvinding. De uitvinding is in de conclusie beschreven als “een additief voor het
machinaal wassen van flessen
De werkgever van Rubens, die niet op de hoogte is van de octrooi-aanvrage van Rubens, heeft enkele
maanden later een octrooiaanvrage ingediend voor hetzelfde wasmiddel.
Heeft de octrooi-aanvraag door Fastclean B.V. nog kans van slagen?
a. Ja; zolang nog niet op de aanvraag van Rubens is beslist kan Fastclean B.V. haar aanvraag indienen.
b. Ja; de aanvraag van Rubens is niet te goeder trouw verricht.
c. Ja; Rubens is een werknemer van Fastclean B.V. en de uitvinding is in het kader van de
dienstbetrekking gedaan. Art. 12 ROW.
Vraag 5 Art. 53 lid 5 ROW. —> Als octrooihouder je product op de markt zetten betekend dat een
ander dit weer mag doorverkopen (= uitputting).
Stel dat een in Nederland een geneesmiddel twee keer zo duur is als in het Verenigd Koninkrijk (V.K.).
Pharmacent, een Nederlandse groothandelaar koopt in het V.K. dit geneesmiddel. Zowel in
Nederland als in het V.K. is het octrooi voor dit geneesmiddel in handen van de respectievelijke
dochters van hetzelfde Amerikaanse bedrijf.
Als het Amerikaanse bedrijf de import van het geneesmiddel in Nederland wil tegenhouden, hoe zal
de rechter dan oordelen?
a. De rechter zal de import van het geneesmiddel in Nederland verbieden want alleen de
Nederlandse octrooihouder mag het geneesmiddel in Nederland maken of verkopen.
b. De rechter zal de import van het geneesmiddel in Nederland toestaan omdat het
geneesmiddel rechtmatig binnen de EU in het verkeer is gebracht.
c. De rechter zal de import van het geneesmiddel in Nederland toestaan omdat het
Amerikaanse bedrijf geen monopolie mag uitoefenen op de Europese markt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gbag. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.