Samenvatting van het boek 'Innovatiemanagement' door Bart Bossink en alle stof behandeld bij het vak Management & Organisatie voor Technologische Innovatie (MOTI)
§1
Innovatiemanagement = het beheersen, coördineren en richten van de activiteiten waarmee
een organisatie diens voortbrengingsprocessen en de daaruit voortvloeiende producten en
diensten ten behoeve van afnemers vernieuwt en verbetert.
Innovatietypes Bessant en Tidd:
1. Productinnovatie. Verbeteren en vernieuwen van producten/diensten en combinaties
van diensten en producten.
2. Procesinnovatie. Verbeteren en vernieuwen van voortbrengingsprocessen van de
organisatie. Voortbrengingsprocessen van een organisatie zien als keten van
activiteiten iedere activiteit ontvangt input van de vorige activiteit en levert output
(van hogere waarde) naar volgende activiteit, zodat uiteindelijk een product, dienst of
product-dienst combinatie de keten verlaat.
3. Positioneringsinnovatie. Verbeteren en vernieuwen van de plek (positie) die de
organisatie inneemt in de markt en maatschappij. Een markt creëren die er eerst niet
was, of wijze waarop klanten naar producten/diensten kijken veranderen richten op
een markt waar zij voorheen niet actief waren.
4. Paradigma-innovatie. Verbeteren en vernieuwen van de wijze waarop een organisatie
haar bestaansrecht organiseert en inkadert wijze van kijken naar wat organisatie
doet verandert. Er wordt een nieuw ‘idee’ gecreëerd.
Innovatie is niet hetzelfde als een uitvinding!
Innovatie Uitvinding
Introductie verandering door middel van iets Een idee is een uitvinding als het blijkt te
nieuws werken in een laboratorium/testsituatie
Uitvinding innovatie wanneer het als Uitvinding = creatie van een nieuw
product of dienst kan worden mechanisme of principe op basis waarvan
vermenigvuldigd op een behoorlijke schaal potentieel nieuwe producten en diensten
en tegen redelijke kosten kunnen worden gebaseerd
Innovatie = commerciële exploitatie van een Uitvinding staat op zichzelf, hoeft geen
idee door middel van het toevoegen van bruikbare klanten of gebruikerswens te
waarde voor klanten en gebruikers; kan ook vervullen en omvat ook niet de exploitatie
zonder uitvinding of op basis van al van het idee in de markt of maatschappij.
bestaande uitvinding.
Verschillende visies op innovatie en innovatiemanagement:
1. Klassieke visie. Indeling van product-, proces-, positionerings- en paradigma-
innovatie hoort hierbij al meer dan 50 jaar in gebruik en algemeen geaccepteerd
2. Nieuwe visie. Innovatietypes die afgelopen 15 jaar populair zijn geworden in het veld.
Vaak alleen een nieuwe naam, maar visie vergelijkbaar met klassieke visie.
3. Gradatievisie. Innovatie wordt trapsgewijs beschreven:
Incrementele innovatie = kleine stapsgewijze vernieuwing of verbetering
Radicale innovatie = grote sprongsgewijze vernieuwing
Bedrijfstakinnovatie = vernieuwing van een complete bedrijfstak, vaak een
radicale innovatie die zich als een olievlek uitbreidt over andere bedrijven die
de innovatie overnemen
Socio-technische systeeminnovatie = een bedrijfstakinnovatie die zich
verspreidt over andere bedrijfstakken en over de daarbij behorende klanten en
toeleveranciers
, 4. Tweedelingenvisie. Innovatievormen worden tegenover elkaar geplaatst als twee
tegengestelde en elkaar uitsluitende vormen van innovatie. Voorbeeld: incrementeel
vs radicaal, vraaggedreven vs aanbodgedreven.
Nadeel van gradatie- en tweedelingenvisie: verschillende types innovatie zijn vaak niet zo
eenvoudig te onderscheiden en vallen vaak deels met elkaar samen.
§2
Innovatiemanagementmodel bestaat uit drie processen:
1. Ideatieproces = het genereren, ontwikkelen en verspreiden van nieuwe ideeën,
concepten en plannen die de basis vormen voor innovaties
2. Creatieproces = het omzetten van nieuwe ideeën, concepten en plannen in nieuwe of
verbeterde levensvatbare producten, diensten en processen die opschaalbaar en
winstgevend zijn.
3. Omgevingsfactoren: de invloed die de onderdelen en aspecten van de buitenwereld
uitoefenen op de ideatie- en creatieprocessen van de organisatie.
Ideatie- en creatieprocessen leiden in wisselwerking met elkaar tot innovaties proces vindt
plaats in organisaties en wordt beïnvloed door een omgeving waarin zich ontwikkelingen
voordoen.
Vijf generaties van denken over innovatiemanagement volgens Roy Rothwell biedt een
historisch overzicht van de ontwikkeling van innovatiemanagement in de westerse wereld.
Elke generatie bouwt voort op de vorige generatie ontwikkeling.
1. Technologische druk (technology push).
Van 1950 tot 1960 leidde snelle economische groei tot grote vraag naar producten en
diensten met welke technologie kan dit? De markt nam graag af wat de
technologie mogelijk maakte
2. Marktvraag (market pull).
Midden jaren 60 tot begin 1970 wordt gekenmerkt door een concurrentiestrijd tussen
bedrijven en multinationals. De klant nam nog steeds af wat deze bedrijven
bedachten, maar ging zich meer verdiepen in kwaliteitsverschillen. Ook variatie nam
toe in wat werd aangeboden bedrijven moesten zich onderscheiden ten opzichte
van de concurrentie. De klant bepaalde steeds meer welke producten en diensten ze
wilden kopen. Veel bedrijven richtten zich daarom op marktonderzoek*.
3. Koppeling van technologische druk en marktvraag.
Van midden jaren 1970 tot midden 1980 was er economische recessie markten
namen af. Bedrijven gingen niet meer maken wat ze konden maken of wat ze
gevraagd werd, maar gingen zich richten op een combinatie van beide. In deze
periode moesten technici en marketeers samenwerken met elkaar ten behoeve van
innovatie niet eenvoudig, want R&D en marketing gaan vaak niet goed samen.**
4. Integratie van bedrijfsprocessen.
Van midden 1980 tot midden 1990 ging het beter met de westerse economie.
Innovatieve bedrijven gingen zich meer richten op geïntegreerde innovatieprocessen
en de daaruit voortvloeiende producten en diensten. In dit stadium werden de technici
en marketeers al zo vroeg mogelijk bij elkaar gebracht, dus al bij het ontwikkelen van
het product- of dienstidee. Typerend voor deze generatie is naast samenwerking
tussen R&D en marketing ook sterke verbindingen met leveranciers en een nieuwe
relatie met klanten.
5. Systeemintegratie en netwerken.
Vanaf 1990 innoveren bedrijven steeds sneller en flexibeler om klanten te winnen en
concurrenten op afstand te zetten. Het integreren van alle betrokkenen leidt tot
samenwerking tussen verschillende bedrijven. Kernleveranciers werden bijvoorbeeld
, overgenomen door bedrijven en klanten en bedrijven gaan partnerschappen aan
samen langetermijnresultaat bereiken.
In de ontwikkeling van generatie 1 naar 5 wordt steeds meer samengewerkt en
benaderingen worden geïntegreerd. Dit kan leiden tot een snellere ontwikkeling van
innovaties en tot kostenverlagingen in dit ontwikkelproces.
De indeling van Rothwell stopt na 1990. Er wordt regelmatig gespeculeerd dat er een zesde
generatie innovatiemanagement kan zijn. Deze wordt gekenmerkt door openheid en wordt
dan ook ‘Open innovatie’ genoemd (H7).
* Marktonderzoek bestaat uit een brancheonderzoek en een klantonderzoek.
- Brancheonderzoek: hoe zien omzetten en winsten eruit in de gekozen branche?
Welke veranderingen worden verwacht binnen de gekozen branche?
- Klantonderzoek: welke consumenten of bedrijven kopen het nieuwe product of de
nieuwe dienst? Wat is de koopfrequentie? Welke meerwaarde heeft het product/de
dienst voor de klant? Wat doet de concurrentie om de klant aan zich te binden?
Door marktonderzoek kan onderzocht worden of innovatieve ideeën kans van slagen hebben
bij de toekomstige klant.
** R&D en marketing bereiken het volle potentieel als ze met elkaar samenwerken, omdat ze
elkaar aanvullen en elkaar nodig hebben. R&D kan nieuwe mogelijkheden aandragen en
marketeers kunnen inschatten of hier vraag naar is.
In het innovatiemanagementmodel zijn drie niveau’s te onderscheiden waarop innovatie
plaatsvindt. Op deze niveaus zijn verschillende elementen te onderscheiden:
1. Ideatieniveau: innovatieleiders, innovatiekampioenen, innovatieve ondernemers
2. Creatieniveau: innovatieteam, innovatieproject, innovatief bedrijf
3. Omgevingsniveau: markt en maatschappij, kennis en technologie, beleid en regulatie
Het innovatiemanagementmodel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cecilevrijburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.