Samenvatting Hoorcolleges Geschiedenis van het Medialandschap
70 views 0 purchase
Course
Geschiedenis van het medialandschap
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Media and Society Into the 21st Century
Alle hoorcolleges met aantekeningen van het vak Geschiedenis van het Medialandschap aan de Universiteit Utrecht (blok 1, jaar 1).
Hoort bij het boek Media and Society Into the 21st Century: A Historical Introduction van Gorman en McLean.
Geschiedenis van het medialandschap
Hoorcollege 1 4-9-2019
Leerdoelen
- Kennisverwerving van mediageschiedenis
- De voor een goed begrip van mediageschiedenis benodigde algemene historische kennis
opfrissen of zo nodig verwerven/bijspijkeren
- Bewustzijn kweken van rol en status van theoretische kaders, óók in de mediageschiedenis
- Kennismaking met (media historisch) bronnenonderzoek
- Training in effectief en nauwkeurig omgaan met de stof in woord en geschrift (academische
vaardigheden)
Academisch schrijven aanbevolen: Kate L. Turabian, A manual for writers of research papers, theses
and dissertations
>> pdf online
GML
- Geschiedenis van het medialandschap sinds ca. 1450 > Einde ME, printing revolution, drukpers
met los zetsel in West-Europa werd een belangrijk medium
- Opgedeeld in de Vroegmoderne periode (tot 1789, incl. Ancien Régime, Franse revolutie) en
moderne periode (vanaf 1789, Franse revolutie)
- West-Europa, i.h.b. Nederland + een (flink) beetje VS
- Live hoorcolleges: theater, film, televisie in relatie tot elkaar en geplaatst in maatschappelijke
context
- Ook de drukpers. Die is onmisbaar als je media in onderlinge wisselwerking wilt begrijpen
- Hedendaagse ‘’nieuwe media’’: online hoorcollege + hoofdstuk in handboek
Jürgen Habermas (geb. 1929)
- Structuurverandering van de openbaarheid (strukturwandel der öffentlichkeit, 1962) > centrale
rol in het nadenken over mediageschiedenis
- Frankfurter Schule, kritische theorie > ontstaan na WO1 als inspanning van Duitse
wetenschappers, geïnspireerd door Marx aan de ene kant, en aan de andere kant Sigmund Freud
(psychoanalyse), de schule bestond uit verschillende mensen en zij probeerden een nieuwe
maatschappij theorie te ontwikkelen die duidelijk moest maken waarom de grote arbeiders de
omslag naar een socialistische, later communistische samenleving, niet in Duitsland heeft
plaatsgevonden, maar in Rusland. Ze dachten dat het een Duitse samenleving zou zijn. Hier
hadden ze een kritische theorie over.
- Strukturwandel: theorie over ontstaan en verdere ontwikkeling van de ‘’openbaarheid’’ of
‘’publieke sfeer’’ (synoniemen)
- Structural transformation of the public sphere (1989) > Engelse vertaling
Het boek is zo belangrijk door de datum van publicatie. In 1989 was de val van de Berlijnse Muur.
Hoe bouwen opnieuw een democratische samenleving op, het nadenken daarover hielp met het
boek van Habermas.
- Toepassing, kritiek, aanpassing
Habermas’ theorie over de openbaarheid
- Centrale thema: relatie overheid – burgers gezien in context van modernisering van de westerse
samenleving
o Economische modernisering
o Politieke modernisering
, Bijzondere aandacht voor de rol in dit alles van de media
- Startpunt: overgang Middeleeuwen/vroegmoderne tijd (ca. 1450-1500); nadruk op 18 e/19e eeuw
en redenerend naar het heden toe (vanuit de blik van het heden terugkijken naar het verleden)
- NB: theorie van Habermas is finalistisch (beweegt naar het einde, situatie van vandaag de dag) /
teleologisch (het doel van de geschiedenis is het heden) > beperkte blik op het verleden, maar in
de tijd van Habermas heel gangbaarder
- Bovendien: theorie van Habermas (modernisering, openbaring) is normatief (komen we op
terug), norm die aan de samenleving wordt opgelegd (zou moeten ontwikkeld) zoals H. dat
omschrijft
Economische modernisering
- Van een agrarische-rurale (landbouw/platteland) economie (Middeleeuwen)
- via handelskapitalisme (late Middeleeuwen/vroegmoderne tijd) > meer dan alleen landbouw
- naar Industrie- en consumptiekapitalisme (vanaf late 18 e eeuw)
Kenmerken agrarisch-rurale economie
- Wildernis met hier en daar domeinen; agrarische productie gericht op zelfvoorziening (bijna
alleen landbouwproducten, spullen produceren voor de gemeenschap)
- Ruilhandel als aanvulling; handel nog heel beperkt, zeker over lange afstand (zoals zout, om
voedingsmiddelen mee te bewaren) eerste handelscontacten, kon gaan over lange afstanden
- Geld was nog niet belangrijk. Wat iets anders is dan ‘’geld bestond nog niet’’, overblijfsel van de
romeinen, het werd meer gebruikt als schat, om rijkdom op te slaan, geeft status. Niet gebruikt
voor het economische verkeer
- Kooplieden (voor zover bestaand) trokken rond van domein naar domein, steden (die er nog
nauwelijks waren) functioneerden nog niet als handelscentra.
Veranderingen, heel langzaam na het jaar 1000 omdat er nieuwe technieken in de landbouw
kwamen
- Landbouwoverschotten door verbetering van agrarische technieken (drieslagstelsel, je laat een
deel van je grond open, en van meer kracht/vruchtbaarheid voorzien, waardoor je een hogere
agrarische productie kon genereren). Er was een surplus (meer produceren dan nodig was)
- Met het surplus kwamen o.a. grondstoffen beschikbaar voor nijverheidsproductie; b.v.
lakennijverheid in Vlaanderen.
- Produceren voor een anonieme markt (niet meer als ruilhandel)
- Leidde tot groeiend handelsvolume
- Kooplieden kozen vaste vestigingsplaats in de nu zowel in aantal als in omvang groeiende steden
(kernen van handelseconomie die ontstaat)
- Geld werd als belangrijk als tussenschakel (als medium!) in de handel > met geld kan je weer wat
anders kopen
- Nieuwe economische constellatie wat ontstaat = handelskapitalisme (14 e eeuw, dus 1300-1400)
Nog later (3e fase, 2e helft 18e eeuw)
- Industriële revolutie
- Massaproductie voor massamarkten (voor het eerst mogelijk om grote hoeveelheid goederen te
maken voor een grote groep mensen, mondiaal/wereldwijd)
- Wereldwijd transport van grondstoffen en producten (niet alleen producten afzetten, maar ook
grondstoffen) > voor het eerst mondiaal economisch systeem
- Kolonialisme (vanuit koloniën aanvoer van grondstoffen, koloniën vormden bovendien
afzetmarkten voor koloniale mogendheden
- Handelskapitalisme gaat daarmee over in het industrie- en consumptiekapitalisme (massaal
machines, massaal consumptie)
, Politieke modernisering
- Van feodaal koningschap (Middeleeuwen)
- Via new monarchy en absolutism (vroeg-moderne periode)
- Naar parlementaire (massa-)democratie
Kenmerken feodaal koningschap (west europa, ca. 800-1150)
- Feodaliteit: ooit ingevoerd om gezag van koning te versterken (voor 800 had je nog geen
koningen, maar stamhoofden/leiders, die gingen op plundertocht)
- Principe: leenheer geeft bescherming en grond (=bestaansmiddel) aan leenman (vazal) in ruil
voor diens belofte van trouw en bijstand met ‘’raad en daad’’ (met name in rechtspraak en
oorlogvoering). Koning is de hoogste leenheer in de feodale piramide van leenheer/vazal-relaties
- Beperkte effectiviteit van feodaal koningschap door diverse factoren
o Werkte alleen in geval van fysieke nabijheid leenheer
o Opvolgingsproblemen feodale koningen
o Verbrokkeling van feodale rijken door vererving (vechtuuuh)
- Gevolg: een feodale koning was niet meer dan primus inter pares (??), centrale staatsgezag was
in feodale koninkrijken veelal zwak
Vanaf ca. 1150: versterking koningschap dankzij opkomst geldeconomie
- Koningen lieten vazallen hun verplichtingen afkopen met geld
- Koningen gaven steden vrijheden in ruil voor geld/belastingbetaling
- Koningen leenden geld bij kooplieden/bankiers
Koningen gebruikten het geld om:
1. Soldaten in te huren (o.a. inzetbaar tegen ongehoorzame vazallen)
2. Ambtenaren in te huren om daarmee een bestuursapparaat te vormen (bureaucratie: bestuur op
afstand, onafhankelijk van medewerking vazallen)
3. Geleerden in te huren: die ontwikkelden o.a. concepten en theorieën om daarmee koninklijk
gezag ideologisch te legitimeren (b.v. raison d’etat en droit divin)
Effect van al die dingen bij elkaar: centrale staatsgezag werd sterker. Benaming voor dit nieuwe type
staat: New Monarchy, in overtreffende trap (17/18 e eeuw): absolute monarchie (begon al in 1500)
Tegelijkertijd: Potentiële verzwakking koningschap (van de middelen die ook voor versterking konden
zorgen, kon ook leiden tot verzwakking) dankzij opkomst geldeconomie:
- New Monarchies maakten zich soms al te afhankelijk van geldschieters en belastingbetalers (en
dus m.n. van de stedelijke burgerij) > handelskapitalisme als nieuw systeem
- Economisch sterke burgers ontwikkelden politiek zelfbewustzijn en gingen over van alles ‘’in
debat’’, óók over de grenzen van de koninklijke macht > kunnen we limieten stellen aan de
koninklijke macht?
Dit had (politiek bewustzijn, in debuat gaan) Twee effecten (volgens Habermas)
1. Debatterende burgers verzinnen conceptueel onderscheid tussen privé-sfeer van de burgers en
de sfeer van het openbaar (staats-)gezag (t eerst in Engeland, laatste kwart 17 e eeuw)
Privé-sfeer omvat: religie, economie, huiselijke sfeer en kunst; staat mag zich daar in principe
niet mee bemoeien (volgens de burgers….)
2. Vorming van een sociaal domein voor rationeel debat tussen burgers, die samen een publiek
vormen. Naam voor dat domein: de burgerlijke openbaarheid of (synoniem) publieke sfeer
(eerste x dat hij dit gebruikt)
o Eerste literaire publieke sfeer, later politieke publieke sfeer
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EliseR. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.45. You're not tied to anything after your purchase.