Definitie: Onderzoek is een doelgericht proces waarbij men op een systematische manier op basis van een
onderzoeksontwerp, data verzamelt en analyseert, om op een betrouwbare en valide wijze onderzoeksvragen te
beantwoorden die deel uitmaken van een probleemstelling.
Hier leiden we enkele dingen uit af:
▪ Onderzoek is doelgericht; het doel is om onderzoeksvragen over een bepaald onderwerp te
beantwoorden. Dit voorafgaand afgebakend door een probleemstelling.
▪ Systematisch werken is hier van toepassing.
▪ Men werkt aan de hand van een vooraf vastgesteld onderzoeksontwerp.
▪ Daarna zal de dataverzameling en -analyse plaatsvinden.
▪ Het validiteit en betrouwbaarheid nastreven.
1.2. SOORTEN ONDERZOEK
1.2.1. VERSCHILLENDE DOELEN: FUNDAMENTEEL EN PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK
Beide onderzoeken moeten volgens een wetenschappelijke aanpak worden geleverd, dus via een systematisch
stappenplan en een transparante manier van werken.
1.2.1.1 FUNDAMENTEEL ONDERZOEK
Heeft oog op kennisvermeerdering, om algemeen gelende kennis te ontwikkelen. Het heeft dus theoretische
relevantie.
Je beantwoord vragen die geen onmiddellijke meerwaarde hebben voor de praktijk, vragen die niet hoofdzakelijk
zijn gericht op de toepassing ervan in de praktijk.
Opdrachtgevers zijn vaak universiteiten of andere onderzoeksinstellingen die willen namelijk bijdragen tot een
wetenschappelijk kennis over een bepaald onderwerp.
1.2.1.2. PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK
,Het houdt zich hoofdzakelijk bezig met vragen uit de praktijk te beantwoorden. Een praktijkprobleem is afkomstig
uit het werkveld, uit de dagelijkse praktijk, uit de samenleving.
Het levert kennis op die mensen in staat stelt om maatschappelijke verschijnselen in de werkelijkheid te analyseren
en eventueel ook te beïnvloeden en te veranderen. Het kan worden gehanteerd om de praktijk op de werkvloer
en/ of het beleid te ondersteunen, te evalueren, bij te sturen, …
Opdrachtgevers zijn vaak organisaties, bedrijven of federale, regionale en lokale overheden.
Wanneer een onderzoeker zelf mee wordt betrokken in de uitvoering van zijn aanbevelingen, spreekt men van
een actieonderzoek (meer informatie, zie kader p. 19-20).
1.2.2. VERSCHILLENDE GRONDVORMEN: KWANTITATIEF EN KWALITATIEF ONDERZOEK
Beide vormen zijn gelijkwaardige vormen en worden als complementair beschouwd
1.2.2.1. KWANTITATIEF ONDERZOEK
▪ Er wordt een onderwerp in de breedte onderzocht. Hier wordt heel wat verschillende informatie over
het onderwerp verzamelt, zonder er echt die op in te gaan.
▪ Gebeurd via enquêtes, experimenten of kwantitatieve vormen van observatie.
▪ Bedoeling is om ideeën, attitudes en/of gedragingen van de bevraagde mensen te beschrijven.
▪ Alles wordt omgezet in cijfermateriaal en de verwerking gebeurt door middel van statische analyses.
▪ Men wil cijfers van de steekproef laten gelden voor de ruimere populatie. Dit betekent dat de steekproef
voldoende groot en zo representatief mogelijk moeten zijn.
1.2.2.2. KWALITATIEF ONDERZOEK
▪ Hier wordt het thema in de diepte onderzocht
▪ Gebeurd via interviews, focusgroepen, observaties, …
▪ Bedoeling is om zo op zoek te gaan naar de belevingen van mensen en betekenissen die bepaalde
gedragingen, gebeurtenissen, … voor hen hebben.
▪ Men wil taal en geen cijfers, het gebeurt dus door inhoudelijke analyse.
▪ Steekproef is redelijk klein. Men streeft naar diversiteit in de doelgroep.
1.2.3. VERSCHILLENDE TIJDSPERSPECTIEVEN
Cross-sectioneel onderzoek vs. longitudinaal onderzoek
▪ Cross-sectioneel onderzoek
✓ Mensen worden eenmalig, op een bepaald tijdstip, onderzocht
▪ Longitudinaal onderzoek
✓ Loopt langer doorheen de tijd: er worden dan meerdere onderzoeksmomenten ingelast
Trendonderzoek vs. Panelonderzoek
▪ Trendonderzoek
✓ Op regelmatige tijdstippen onderzoek gedaan, maar niet telkens bij dezelfde doelgroep
▪ Panelonderzoek
✓ Wordt ook op regelmatige tijdstippen onderzoek gedaan, maat wel bij dezelfde doelgroep
Retrospectief vs. Prospectief onderzoek
▪ Retrospectief onderzoek
, ✓ Blikt letterlijk terug in de tijd
▪ Prospectief onderzoek
✓ Kijkt vooruit in de tijd
1.3. EISEN AAN ONDERZOEK
1.3.1. WETENSCHAPPELIJKE EISEN
De onderzoeker moet zich aan enkele criteria houden van een wetenschappelijk onderzoek. Deze criteria bepalen
de wetenschappelijkheid van een onderzoek:
▪ Empirisch
✓ Het moet gericht zijn op onderwerpen die zintuigelijk waarneembaar zijn.
✓ Sommige studies beschrijven fenomenen uit de werkelijkheid, andere studies gaan na of
veronderstellingen (hypothesen) in de werkelijkheid kloppen. Een hypothese toetsten via een
onderzoek houdt in dat deze veronderstelling falsifieerbaar of weerlegbaar moet zijn.
▪ Onafhankelijk
✓ Van de opdrachtgever en de onderzoeker. De opdrachtgever kan een onderzoek laten opzetten,
maar er eigenlijk bij gebaat is dat de resultaten een bepaalde richting uitgaan. Er moet ook
onafhankelijkheid zijn van de invloeden van de onderzoeker. Hij moet proberen objectief te zijn,
maar dit is niet altijd evident.
▪ Betrouwbaarheid
✓ Het verwijst naar de exactheid van een onderzoek. Een onderzoek is betrouwbaar en exact als
het bij herhaaldelijk uitvoering telkens dezelfde of heel gelijkaardige resultaten oplevert. De
exactheid komt in gevaar door toevalsfouten. Een onderzoeker moet ook nauwkeurig te werk
gaan.
▪ Valide
✓ Meten wat je wilt weten. Systematische fouten kunnen de resultaten in een bepaalde richting
sturen en op die manier voor vertekening (‘bias’) van de resultaten zorgen.
✓ Je kun het symbolisch voorstellen. Het stelt de mate voor waarin de verschillende pogingen
evenredig verspreid liggen rond de roos. De betrouwbaarheid wordt in de figuur voorgesteld
door de mate waarin de verschillende pogingen in elkaars buurt liggen.
1.3.2. ETHISCHE EISEN
▪ Recht op informatie
✓ Deelnemers moeten weten wie de opdrachtgever en de onderzoeker zijn. Bovendien moet
worden aangegeven wat het doel van het onderzoek is en wat er met de informatie zal
gebeuren.
▪ Vrijwilligheid
✓ Deelnemers moeten participeren op basis van vrije wil.
, ▪ Anonimiteit en vertrouwelijkheid
✓ Deelnemers nemen bij voorkeur deel en waar mogelijk anoniem aan onderzoek. Je moet er voor
zorgen dat je niet kunt achterhalen wie wat heeft ingevuld. Je mag de gegevens niet
doorgegeven aan derden
1.3.3. PRAKTISCHE EISEN
▪ Efficiënt en budgetvriendelijk mogelijk
▪ In praktijkgericht onderzoek moet het bruikbaar zijn
▪ Het onderzoek hangt ook af van de onderzoekcompetentie en -expertise van de onderzoeker
1.3.4. EMPIRISCHE CYCLUS
Het schetst het verband tussen theorie of ideeën enerzijds en empirische anderzijds. Er zijn 2 bewegingen deductie
en inductie:
▪ Deductie
✓ Vertrekt vanuit de theorie of ideeën. Op basis van een theorie of een idee worden
onderzoeksvragen gesteld of hypothesen geformuleerd. Om een antwoord op deze
onderzoeksvragen of hypothesen te bieden, wordt gekeken naar gegevens uit de realiteit.
▪ Inductie
✓ Vertrekt vanuit de empirische realiteit, de date. Fenomenen of gegevens worden in eerste
instantie waargenomen. In deze waarnemingen is de onderzoeker op zoek naar wetmatigheden.
Daarna zoeken ze verklaringen hiervoor.
We spreken van empirische cyclus als de fasen van inductie en deductie elkaar kunnen opvolgen.
! Bedenking 1: er zijn verschillende soorten wetmatigheden:
▪ Deterministische wetmatigheden
✓ Zijn wetmatigheden waarop geen uitzondering mogelijk zijn
▪ Probabilistische wetmatigheden
✓ Probaliteit betekent waarschijnlijk, en verwijst hiermee naar de kans dat een fenomeen zich
voordoet.
✓ Probabilistische wetmatigheden betekent dus dat de kans groot is dat een fenomeen zich
voordoet, of dat er een verband is tussen bepaalde factoren
✓ We spreken hier over kansen
! Bedenking 2: de empirische cyclus kan zowel starten vanuit de theorie als vanuit de data. Het is mogelijk dat een
volledige cyclus binnen één onderzoek wordt voltooid, maar dit hoeft niet.
, 1.4. HET ONDERZOEKSPROCES: FASEN IN EEN ONDERZOEK
Onderzoek bestaat uit een aantal fasen die elkaar opvolgen. Dit wordt het onderzoeksproces genoemd.
▪ Opmaak onderzoeksplan
✓ Stel een probleemstelling op: schets een aanleiding en de doelstelling van het onderzoek, je
bakent het onderwerp en de doelgroep af en je formuleert onderzoeksvragen
✓ Werk een onderzoeksontwerp uit dat aansluit bij de probleemstelling: onderzoekseenheden
(populatie en steekproef), methoden, grondvorm, …
▪ Dataverzameling
✓ Gegevens verzamelen aan de hand van het dataverzamelingsinstrument bij de beoogde
steekproef. Op die manier verzamel je de nodige informatie om de onderzoeksvraag of vragen
te antwoorden
▪ Data-analyse
✓ Je verwerkt en bestudeert de data zodat je een antwoord op de onderzoeksvragen kunt
formuleren.
▪ Rapportage
✓ Bedoeling om onderzoeksvragen te beantwoorden op basis van de analyse. Je blikt ook terug op
het volledige onderzoeksproces.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bopauwels560. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.