het materiele strafrecht bepaalt de inhoudelijke grenzen van strafrechtelijke aansprakelijkheid.
1.2 het strafbare feit
er kan gesproken worden over een strafbaar feit als het voldoet aan de volgende voorwaarde:
- het moet gaan om een menselijke gedraging
- die past binnen een wettelijke delictomschrijving
- die wederrechtelijk is
- en aan de schuld van de verdachte te wijten is
menselijke gedraging: de gedraging kan zowel bestaan uit handelen of nalaten. Het woord gedraging
impliceert dat er een zekere mate van wil, die heeft geleid tot die gedraging, aanwezig moet zijn.
De wettelijke delictsomschrijving: op grond van art. 1 Sr moet een gedraging passen binnen een
wettelijke strafbepaling. In de strafbepaling wordt de omschrijving gegeven van het strafbare feit. De
delictsomschrijving bestaat uit bestanddelen, de vereisten waar de gedraging aan moet voldoen wil
er sprake zijn van het strafbare feit en soms ook de kwalificatie van het strafbare feit. Vaak staat er
ook de strafbedreiging in de strafbepaling zelf. Wanneer aan de bestanddelen is voldaan, dan luidt de
kwalificatie van de strafbare gedraging bv diefstal. De strafbedreiging is bv een gevangenisstraf van
ten hoogste vier jaren.
Wederrechtelijkheid en schuld: gelden als algemene voorwaarden voor strafbaarheid dat een
gedraging wederrechtelijk moet zijn geweest en aan de schuld van de dader te wijten moet zijn. Ze
gaan dus eigenlijk ervan uit dat hier aan wordt voldaan. Soms worden de wederrechtelijkheid en de
schuld al in de delictsomschrijving genoemd. Wederrechtelijkheid en schuld zijn in dat geval
bestanddeel van het strafbare feit. Echter, ook wanneer wederrechtelijkheid en schuld geen
bestanddeel zijn, moet aan deze voorwaarden worden voldaan om tot strafbaarheid te komen.
Wanneer wederrechtelijkheid en schuld geen bestanddeel worden het ook wel elementen van het
strafbare feit genoemd.
Ernstige feiten worden vaak aangemerkt als misdrijven en minder ernstige feiten als overtredingen.
Bij misdrijven zijn opzet of schuld als bestanddeel vereist, bij overtredingen komen meestal geen
subjectieve bestanddelen in de delictsomschrijving voor. Voorts zijn verschillende
deelnemingsvormen, zoals medeplichtigheid en poging, bij overtredingen niet strafbaar, nu deze
door de wetgever onvoldoende strafwaardig worden geacht.
Commune delicten en delicten van bijzondere wetgeving: commune delicten worden strafbaar
gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Ze worden in titels onderverdeeld in welk rechtsgoed zij
beschermen. Een rechtsgoed is een belang dat strafrechtelijke bescherming verdient, zoals de
openbare orde. In bijzondere wetten staan ook strafbepalingen bv in de wet wapen en munitie of in
de Opiumwet.
Krenking en gevaarzettingsdelicten: krenkingsdelict wordt daadwerkelijk krenking van een
rechtsgoed strafbaar gesteld, bv bij mishandeling. In het geval van een gevaarzettingsdelict wordt het
veroorzaken van gevaar voor een in een bepaalde delictsomschrijving beschermd rechtsgoed
strafbaar gesteld, bv het rijden onder invloed. Kenmerkend voor het concrete gevaarzettingsdelict is
dat het gevaar zich in concreto heeft voorgedaan. Bv opzettelijke brandstichting. Deze is pas
strafbaar indien daadwerkelijk gevaar voor goederen of personen is ontstaan. Een abstract
gevaarzettingsdelict daarentegen berust op een wettelijk vermoeden dat bepaalde gedragingen voor
,een bepaald beschermd rechtsgoed algemeen gevaarlijk zijn. Bv het rijden onder invloed. Of die
vrees daadwerkelijk is ontstaan bij de ontvanger van de bedreiging is niet relevant.
Formele en materiele delicten: bij formele delicten is voor strafbaarheid een bepaalde handeling en
dus niet het intreden van het gevolg voldoende. Bv het voorhanden hebben van een vuurwapen, dit
zijn veelal gevaarzettingsdelicten. Materieel omschreven delicten zijn veelal krenkingsdelicten.
Daarbij staat wel het gevolg centraal en eventueel de gedraging die daartoe heeft geleid. Bv doodslag
en oplichting.
Kwaliteit en algemene delicten: algemene delicten kunnen door eenieder worden gepleegd.
Sommige delictsomschrijvingen richten zich echter tot personen met een bepaalde hoedanigheid,
dan spreekt met van kwaliteitsdelict, bv iemand die in faillissement verkeerd. Overigens kan een
kwaliteitsdelict wel worden medegepleegd door iemand zonder desbetreffende kwaliteit.
Commissie en omissiedelicten: commissiedelicten zijn strafbare feiten die door handelen worden
begaan. Een commissiedelict of handelingsmidrijf is een misdrijf waarbij de strafbare daad bestaat uit
een bij de wet verboden handeling. Omissiedelicten, zijnde een misdrijf waarbij het constitutief
element bestaat uit het niet verrichten van een handeling, bv niet voldaan aan een ambtelijk bevel of
wegblijven als getuige. Sommige commissiedelicten kunnen overigens ook door nalaten worden
begaan, men spreekt dan van oneigenlijk omissiedelict.
Materieel strafrecht 1.3 legaliteitsbeginsel
1.3.1 algemeen
Het legaliteitsbeginsel wordt allereerst uitgelegd als een algemeen verbod op het opleggen van
sancties voor handelen of nalaten dat niet strafbaar was toen het werd gepleegd: ‘nullum crimen,
nulla poena sine lege’. Een bepaalde daad kan niet met terugwerkende kracht werken. Het beginsel
wordt ook geschonden als de straf met terugwerkende kracht wordt verhoogd, veranderd de wet
dan krijgt de verdachte de gunstigste straf.
1.3.2 verbod op onduidelijke wetgeving
Het moet duidelijk zijn wat verboden is en niet, een delictsomschrijving mag dus niet vaag zijn. Een
delictsomschrijving wordt als voldoende duidelijk gezien, wanneer het de burger uit de
bewoordingen van de betreffende bepaling en, indien nodig, met behulp van jurisprudentie of
rechtsgeleerd advies, duidelijk is welk handelen en nalaten hem strafbaar doet zijn.
Accessibility= toepasselijke regels eenvoudig moeten zijn te achterhalen.
Foreseeability= dat een interpretatie door de rechter van een strafbepaling redelijkerwijs
voorzienbaar moet zijn geweest op het moment van het plegen van het feit.
1.3.3 interpretatie van regels: verbod op analoge interpretatie
De burger mag niet voor grote verassingen te komen staan, je maakt de grenzen van de wet niet zelf
groter. Als je dit wel doet extensieve interpretatie, dit mag soms maar dan moeten er wel hele goede
argumenten voor zijn. Als iemand zegt dat bier verboden is, mag je dus wel wijn drinken en daar niet
voor opgepakt worden. Als een rechter onduidelijkheden vindt heeft hij verschillende
interpretatiemethodes die wel is in strijd zijn met verbod op analoge:
- Grammaticale: waarbij naar de letter van de wet wordt gekeken.
- Wethistorische: waarbij men let op de ontstaansgeschiedenis van de wet.
, - Systematische: waarbij wordt gekeken naar de plaats van de regel in het systeem van
regelgeving. Bv in het strafrecht staat niet wat er onder ‘goed’ valt, maar in het civiele recht
wel, dan zou de rechter die interpretatie kunnen gebruiken.
- Teleologische: die uitgaat van het maatschappelijke doel dat de wetgever heeft willen
dienen.
Je hebt nog een 5de die niet zo van belang is, de anticiperende interpretatie, waarbij wordt
vooruitgelopen op wetgeving die nog niet is ingevoerd. Bv de erkenning van elektriciteit als goed art.
310 Sr (teleologische).
1.3.4 verbod van terugwerkende kracht
Een daad kan niet met terugwerkende kracht strafbaar gemaakt worden, gevolg art. 1 Sr. Ook geldt
hierbij dat de dader gunstigste straf krijgt, indien wet verandert. (bij verjaring geldt in strafzaken, dat
de verandering direct van toepassing is.
1.3.5 toepassing van voor de verdachte gunstige bepaling bij verandering wetgeving
Art. 1 lid 2 Sr, wanneer dus bv na het plegen van een feit de maximale op dat feit gestelde geldboete
wordt verlaagd, dan kan het oude maximum niet meer worden opgelegd. Rechter kan dit zo
toepassen zonder toetsing van een maatstaaf.
Materieel strafrecht H1.4
Rechtsmacht= de bevoegdheid die de staat zichzelf geeft om de Nederlandse strafwet toe te passen.
Zonder rechtsmacht kan de Nederlandse rechter een verdachte niet veroordelen.
Rechtsmacht:
Territorialiteitsbeginsel art. 2 Sr
Vlagbeginsel art. 3 en 8a Sr
Beschermingsbeginsel art. 4 Sr
Universaliteitsbeginsel art. 4 sub e en art. 8b sub 3 Sr
Actief nationaliteitsbeginsel art. 7 lid 1 en 2 en art. 8 Sr
Passief nationaliteitsbeginsel art. 5 Sr
Actief domicilliebeginsel art. 7 lid 3 Sr
Ad 1: territorialiteitsbeginsel
- Het feit is gepleegd op Nederlands grondgebied
- Maak niet uit door wie
- Misdrijf en overtreding
Ad 2: vlagbeginsel
- Gepleegd buiten het grondgebied van NL
- Maar wel aan boord van een Nederlands vliegtuig of vaartuig.
- Maakt niet uit door wie
- Misdrijf en overtreding wat betreft art. 8a
Ad 3: beschermingsbeginsel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekelitjens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.