In deze samenvatting zijn de slides, mijn notities en de oplossingen in verwerkt. Het is redelijk compleet. Met deze samenvatting heb ik een 17 gehaald. Een vriendin die niet naar de lessen is geweest, heeft een 14 gehaald met deze samenvatting.
Internationale handel
1. Hoofdstuk 1 – Een overzicht van internationale handel 2
1.1. Inleiding 2
1.2. Handelsbalans 2
1.3. Internationale handel in België 3
1.4. Internationale handel 4
1.5. Vrijhandelszone 9
1.6. Oefeningen 10
2. Hoofdstuk 2 – Buitenlandse handel (aanpak van export) 13
2.1. Exportstrategie 13
2.2. Binnenlandse vs. Buitenlandse verkoop 13
2.3. Tussenpersonen bij ontstaan van handelscontracten 13
2.4. Incoterms 2010 16
2.5. Instanties België 18
2.6. Oefeningen 19
3. Hoofdstuk 3 – Internationale documenten 21
3.1. Vervoersvormen 21
3.2. Internationale documenten 21
3.3. Oefeningen 23
4. Hoofdstuk 4 – Douaneformaliteiten 25
4.1. Douane: enkele begrippen 25
4.2. Taken douane 26
4.3. Soorten belastingen m.b.t. buitenlandse handel 26
4.4. Douaneformaliteiten 27
4.5. Douanewaarde 28
4.6. Soorten douaneverrichtingen 31
4.7. Oefeningen 38
5. Hoofdstuk 5 – Betalingstechnieken 39
5.1. Internationale overschrijving 39
5.2. Cheque 40
5.3. Wissel 42
5.4. Documentair incasso 44
5.5. Documentair krediet 45
5.6. Oefeningen 50
6. Hoofdstuk 6 – Europese Unie 52
6.1. Wat is de EU? 52
6.2. Welke landen zijn lid? 52
6.3. Realisaties en ambities 52
6.4. Instellingen en wetten 54
6.5. Handelsbeleid 55
6.6. Brexit 56
7. Hoofdstuk 7 – Risico’s bij internationale handel 57
7.1. Betalingsrisico 57
7.2. Politiekrisico 58
7.3. Wisselkoersrisico 58
7.4. Transport- en logistiekrisico 62
7.5. Oefeningen 63
8. Zelfevaluaties 64
9. Voorbeeldexamen 66
10. Examenvragen 2018-2019 71
Pagina 1 van 73
,1. Hoofdstuk 1 – Een overzicht van internationale handel
1.1. Inleiding
Hoe beslis jij om een nieuwe pc te kopen? Hoe denk je dat dit 10 jaar geleden gebeurde?
Veranderend consumptiegedrag Veranderende marktomstandigheden
Vroeger: verschillende winkels bezoeken om - Snelle beschikbaarheid van heel veel producten
informatie te vragen en goederen te door: lokale opslag, snelle transporten, veel meer
vergelijken wereldwijde logistieke goederenstromen
Nu: - Global sourcing (= Inkoop van basismaterialen
- Internet vergelijkingen en aankoop, zelfs buiten de landsgrenzen) want goederen zijn
over de grenzen ergens anders goedkoper en goederen zijn niet
- Nood om producten te kopen aangepast aan overal beschikbaar
individuele noden
- Lokale verkoop en expertise verliest aan
belang door ‘zelfkennis’ van consument
Wat zijn volgens jou de groeilanden? Hoe exporteren zij hun producten naar Europa?
Volgens mij zijn de BRICS-landen groeilanden. De zeven grootste groeilanden zijn China, Brazilië,
Rusland, Indië, Mexico, Zuid-Korea, Indonesië. Zij exporteren via zeevervoer dus veel meer
intercontinentaal vervoer.
Wat zijn redenen voor internationale handel?
- Global sourcing
o Goederen zijn niet overal beschikbaar (door klimaat, bodem, reliëf)
o Goederen zijn goedkoper ergens anders (door lage lonen, overheid, …)
- De vervoertechnieken hebben zich ontwikkeld (bv. koelschepen, tankschepen,
containerschepen, luchtvervoer, pijpleiding)
1.2. Handelsbalans
Extra uitleg ter verduidelijking:
Indien C, G, I of X stijgt of M daalt dan stijgt het BBP (Y).
Indien C, G, I of X daalt of M stijgt dan daalt het BBP (Y).
(X – M) heet netto-export, handelsbalans of betalingsbalans.
X < M = negatief saldo (handelstekort)
X > M = positief saldo (handelsoverschot)
1.2.1. Invoer- en uitvoerquote
Invoerquote (m) geeft de verhouding weer van de waarde van de invoer van goederen en diensten
t.o.v. de waarde van het BBP tegen marktprijs.
m = (M/BBP) * 100
Uitvoerquote (x) geeft de verhouding weer van de waarde van de uitvoer van goederen en diensten
t.o.v. de waarde van het BBP tegen marktprijs.
x = (X/BBP) * 100
Pagina 2 van 73
, 1.2.2. Openheidsgraad
De openheidsgraad is de uitvoer in procenten van beschikbare middelen (wat een land zelf heeft
geproduceerd) en wat een land heeft ingevoerd aan goederen en diensten.
x’ = (X/BBP+M) * 100
1.3. Internationale handel in België
- Zeer belangrijk
- X en M groeien continu sinds WO II
- Laatste 15 jaar groei meer dan verdubbeld
- Laatste 15 jaar meer export dan import
- Handelssaldo stabiel (d.w.z. (X – M) stabiel over de jaren)
- Vlaams Gewest 80%, Waalse Gewest neemt toe, Brusselse Gewest neemt af
- 75% gebeurt met andere EU-lidstaten
- Buurlanden belangrijkste handelspartners: Frankrijk, Nederland en Duitsland
- VS en Azië belangrijkste niet-EU handelspartners
- Onevenwicht in handel met Ierland (Apple en Rynair), China en Japan
- Afrika kleine handelspartner
- Belangrijkste exportproducten: chemische en farmaceutische producten, vervoermaterieel en
machines, tapijten, diamanten, chocola, witloof
- Belangrijkste importproducten: chemische en farmaceutische producten, machines en
elektronisch materiaal en minerale producten
1.3.1. Nettoruilvoet
Nettoruilvoet geeft de verhouding weer van eenheidswaarden van in- en uitvoer. (Index X/Index M) *
100
Index X = hoeveelheden Q * prijs P
Index M = hoeveelheden Q * prijs P
Als nettoruilvoet slechter wordt, moet men meer goederen exporteren (omdat prijs van de goederen
van de invoer is gestegen) om dezelfde hoeveelheid goederen te importeren.
Oefening
Van Adventrureland zijn voor een bepaald jaar de volgende indexcijfers bekend (basisjaar = 100);
- volume goedereninvoer: 177,5
- volume goederenuitvoer: 120,1
- invoerprijzen: 122,2
- uitvoerprijzen: 110,4
a. Bereken de nettoruilvoet t.o.v. het basisjaar.
(110,4/112,2)*100 = 98,40
98,40 < 100 (basisjaar)
b. Is de nettoruilvoet verbeterd of verslechterd? Motiveer je antwoord.
De nettoruilvoet is verslechterd. We moeten meer goederen gaan uitvoeren om dezelfde
hoeveelheid goederen te betalen.
Indien de nettoruilvoet groter was dan 100 zou dit betekenen dat het indexcijfer van de uitvoer
groter is dan dit van de invoer. M.a.w. kan je ook zeggen dat de gemiddelde prijzen bij de uitvoer
sterker gestegen zijn dan deze bij de invoer. Hieruit volgt dat het mogelijk is meer invoer te
Pagina 3 van 73
, betalen met minder uitvoer. Men zegt in dat geval dat de nettoruilvoet verbeterd is.
c. Is de handelsbalans verbeterd of verslechterd? Motiveer je antwoord. Vertrek daarbij van een
evenwichtige handelsbalans in het basisjaar.
117,5 x 112,2 = 13 183,5
120,1 x 110,4 = 13 259,04
Nettoruilvoet = (13 259,04/13 183,5) * 100 = 100,57
100,57 > 100
Een evenwichtige handelsbalans: X – M = 0. De handelsbalans wordt in geldwaarde uitgedrukt. Als
de prijzen van X stijgen zal X dus stijgen en zal er een overschot van de betalingsbalans zijn m.a.w.
de betalingsbalans zal verbeteren:
X stijgt -> (X-M) stijgt.
1.4. Internationale handel (IH)
Internationale handel is de uitwisseling van goederen en diensten die de nationale grenzen
overschrijden. Uitwisseling wil zeggen handel tegen geld én ruil van goederen tegen goederen.
- IH kan enkel worden gerealiseerd door een aantal ondersteunende functies:
vervoer, verzekeren tegen schade tijdens het vervoer, opslag, douane en
overheidsreglementering en betalingsvormen.
- Technieken om taken van de handelaar te vereenvoudigen: incoterms, tussenpersonen,
betalingstechnieken, bijzondere douanereglementeringen, vormen van bescherming tegen
wisselkoersrisico, vervoerschade en wanbetaling
- Ontstaan soorten marketing:
1. traditioneel exporteren
= export zonder marketing
2. Exportmarketing
= export met marketing om langer te kunnen verkopen (Bol.com)
multimarket marketing
= export met aangepaste marketing per regio (Coca cola: WK-reclame = 32 landen)
global marketing
= export waarbij goederen en diensten zijn afgestemd op de wereldmarkt (Coca Cola)
Motieven om met export te starten
Pro-actieve motieven Reactieve motieven
- Ondernemingsdoelstellingen en - Reactie op de concurrentie
managementcultuur - Te kleine en/of verzadigde thuismarkt
- Groei- en continuïteitsdoelen - Overproductie/ -capaciteit
- Technologische competenties - Incidentele, onverwachte orders
- Internationaliseerbaar product - Verkoop van overtollige seizoensgevoelige
- Kansen op de buitenlandse markt verkregen producten
d.m.v. marktinformatie - Aantrekken van nieuwe klanten
- Schaalvoordelen/standaardisatie
- Belastingsvoordelen (bv. Ryanair)
Pagina 4 van 73
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Motivated. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.