100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting P4 FOR Accountancy/ Finance & Control Avans $4.30   Add to cart

Summary

Samenvatting P4 FOR Accountancy/ Finance & Control Avans

 118 views  11 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Basisboek Bedrijfseconomie: H5, 7, 8, 9, 15 & 16 Bedrijfsadministratie met ERP: H5 module 1, H6 & H7.1

Preview 4 out of 33  pages

  • Unknown
  • June 4, 2020
  • 33
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting FOR P4

Week 1: Jaarrekening en Externe Verslaggeving
 BE H15 + 16

Onderwerpen week 1 :
o Onderdelen van het jaarverslag
o Basisprincipes voor de jaarrekening
o Prijsgrondslagen

Lesdoelen week 1:
• De student uitleggen wat het begrip publicatieplicht betekent en welke criteria de omvang
van de publicatieplicht van een organisatie bepalen.
• De student kan de verschillende onderdelen van een jaarverslag benoemen en uitleggen
wat er in de verschillende onderdelen staat.
• De student kan de basisprincipes voor de jaarrekening uitleggen en toepassen op
eenvoudige gebeurtenissen.
• De student kan benoemen wat het historische kostenstelsel en het
vervangingswaardestelsel zijn en uitleggen hoe beide gebruikt worden bij het opstellen van een
jaarrekening.

BE; hoofdstuk 15: externe verslaggeving
Belanghebbenden externe verslaggeving:
 Ondernemingsleiding  management
 Eigenaren van de onderneming  voor zover dit anderen zijn dan bestuurders van het bedrijf.
Bijv. de directie van een nv of bv heeft de wettelijke plicht rekening en verantwoording af te
leggen aan de aandeelhouders.
 Werknemers  de wet op de ondernemingsraden verplicht de bedrijfsleiding om hierover
informatie te verstrekken.
 De ficus (deelgerechtigde in de winst van de onderneming)  kan zich op grond van de
belastingwet de voor de heffing benodigde informatie verschaffen.
 Kredietverschaffers  banken bijvoorbeeld, zullen in het algemeen in een positie verkeren dat
zij de voor hen relevante info over solvabiliteit en rentabiliteit verkrijgen, alvorens tot het
verstrekken van een lening over te gaan.

Externe verslaggeving heeft nog een extra dimensie t.o.v. interne verslaggeving  de
ondernemingsleiding geeft misschien in de gepubliceerde jaarrekening een rooskleurig beeld van
de financiële positie dan in werkelijkheid het geval is (creative accounting). redenen hiervoor:
- Het veiligstellen van bonussen
- Het voorkomen van ontevredenheid bij aandeelhouders
- Openhouden van mogelijkheid om tegen gunstige voorwaarden kredieten te kunnen opnemen.

Publicatieplicht- in de meeste landen heeft de overheid het nodig geoordeeld om ondernemingen
die als rechtspersoon worden gedreven te verplichten info over hun financiële presteren openbaar
te maken, zodat alle belanghebbenden toegang krijgen tot die info.
De publicatie geschiedt in de vorm van een jaarverslag dit bevat drie onderdelen:
1. De jaarrekening
2. Het verslag van de directie
3. De accountantsverklaring




1

,1. jaarrekening
De jaarrekening bestaat uit:
- De balans
- De resultatenrekening
- Een toelichting op beide stukken.

Binnen de EU gelden 2 verschillende sets van regelgeving met betrekking tot de jaarrekening:
- Alle beursgenoteerde ondernemingen zijn verplicht om de International Financial Reporting
Standards (IFRS) toe te passen, die zijn opgesteld door de International Accounting
Standards Board (IASB). De IASB is een organisatie die zich ten doel stelt om op mondiaal
niveau te komen tot eenduidige verslaggevingsregels. De IFRS zijn erop gericht vergelijkingen
van winstcijfers mogelijk te maken tussen internationaal opererende ondernemingen. Ze zijn
zeer gedetailleerd en bieden weinig keuzevrijheid bij het opstellen van de jaarrekening.
- Niet-beursgenoteerde ondernemingen vallen onder de wettelijke regels van het land van
vestiging. Voor deze regels heeft de EU normen gegeven waar minimaal aan voldaan dient te
worden, maar er is ook veel overgelaten aan de wetgevers van de lidstaten zelf. In NL zijn de
wettelijke regels te vinden in Boek 2, Titel 9 van het BW. De regels geven relatief veel speling
aan de ondernemingsleiding bij het opstellen van de jaarrekening.  uitgangspunt is dat de
grondslagen in overeenstemming zijn met maatschappelijk als aanvaardbaar beschouwde
normen.
Niet-beursgenoteerde ondernemingen mogen er in NL voor kiezen om vrijwillig de strengere
IFRS-regels toe te passen.

De verplichting voor beursgenoteerde ondernemingen om de IFRS te volgen, geldt alleen voor de
geconsolideerde jaarrekening. Dit is de jaarrekening die een beeld geeft van de financiële
positie van het totale concern, dat wil zeggen van de holding + de werkmaatschappijen. De
vennootschappelijke jaarrekening, de jaarrekening van alleen de holding mag opgesteld
worden volgens de nationale wetgeving.

Voor het opstellen van een jaarrekening gelden enige fundamentele uitgangspunten die in acht
genomen dienen te worden. De basisprincipes hebben als doel om de jaarrekening een relevant en
betrouwbaar document te laten zijn:
 Relevant de mate waarin de lezer van een jaarverslag daaraan nuttige info kan ontlenen. Hij
krijgt info op grond waarvan hij beslissingen kan nemen, zoals het verkopen van zijn aandelen
in de onderneming of het eisen van een bepaald dividend.
 Betrouwbaarheid de mate waarin de lezer van het jaarverslag erop mag vertrouwen dat de
gepresenteerde info juist is. betrouwbaarheid houdt tevens controleerbaarheid in: een externe
accountant moet in staat zijn een gedegen oordeel te vellen over de jaarrekening.
Het is onmogelijk om zowel maximale relevantie als maximale betrouwbaarheid te verkrijgen 
een betrouwbare jaarrekening is vaak minder relevant en een relevante jaarrekening is vaak
minder betrouwbaar.

Basisprincipes jaarrekening :
 Toerekening  jaarrekening is gebaseerd op een opbrengsten-kostenconfrontatie. Dit dient
toegerekend te worden aan de juiste periode. Deze toerekening leidt ertoe dat het opstellen
van de jaarrekening gepaard gaat met een bepaalde mate van subjectiviteit. De
ondernemingsleiding dient aannames en schattingen te doen. Regels voor de toerekening
worden aan de opbrengstenkant gegeven door het realisatieprincipe en aan de kostenkant door
het matchingprincipe:
- Realisatieprincipe  schrijft voor dat de omzet geboekt dient te worden als de
onderneming de risico’s m.b.t. het geleverde definitief heeft overgedragen aan de klant.
Dan is de overeengekomen prestatie door de onderneming geleverd. Het moment van
realisatie normaal bereikt op het moment dat verkoop en levering hebben plaatsgevonden.
Er mag niet gewacht worden met nemen van winst totdat klant betaald heeft. Indien kans
is op wanbetaling, kan hiermee rekening worden gehouden door het vormen van een
voorziening dubieuze debiteuren. Bij lang lopende werken (bijv. groot bouwproject) wordt
al tussentijds winst genomen.
- Matchingprincipe  houdt in dat kosten worden toegerekend aan de periode waarin de
daaruit voortvloeiende opbrengst ontstaat. De aanschafprijs van een machine met een
levensduur van 10 jaar, gekocht in 2017, mag niet in 2017 geheel ten laste van het
resultaat komen. Er moet geactiveerd worden en vervolgens afgeschreven ten laste van de
resultatenrekening in de 10 gebruiksjaren. In de ideale wereld zou er ieder jaar afschreven


2

, worden naar rato van de opbrengst die deze machine elk jaar levert.  moeilijk te bepalen
dus veel gebruiken lineaire afschrijving. Het matchingprincipe kan op 2 manieren nader
worden ingevuld:
Bij product matching worden kosten beschouwd als product costs  ze worden eerst
toegerekend aan de producten die dankzij het maken van de kosten vervaardigd zijn en
vervolgens worden ze ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin deze
producten verkocht worden.
Bij period matching worden kosten behandeld als period costs  ze worden niet in de
voorraadwaardering opgenomen, maar direct toegerekend aan de periode waarop ze
betrekking hebben.
 Voorzichtigheid  winst worden pas genomen als ze gerealiseerd zijn en verliezen zodra ze
geconstateerd worden. Er moet wel bewaakt worden dat dit niet ontaardt in het verschuiven
van winsten over de jaren.
 Continuïteitsveronderstelling  principe dat activa en passiva van een onderneming
gewaardeerd moeten worden o.b.v. de veronderstelling dat de onderneming in de afzienbare
toekomst voortgezet wordt. Dus het houdt in dat er verondersteld wordt dat de onderneming
het in de productiemiddelen geïnvesteerde vermogen terug zal terugverdienen. In dat geval is
waardering o.b.v. inkoopprijzen gerechtvaardigd. Als het waarschijnlijk is dat liquidatie van de
onderneming (bijv. door faillissement) ophanden is, dient een jaarrekening o.b.v.
liquidatiewaarde opgesteld te worden. Deze waarde zal lager liggen dan de going-concern-
waarde: in geval van faillissement zal er sprake zijn van een gedwongen verkoop van de
activa van het bedrijf. Er zal dan gewaardeerd dienen te worden tegen de lagere verwachte
opbrengstwaarde.
 Vergelijkbaarheid  de onderneming dient elk jaar dezelfde grondslagen voor de bepaling
van vermogen en resultaat te gebruiken, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen die
een wijziging rechtvaardigen. Dus: om een zinvolle tijdsvergelijking mogelijk te maken, dienen
van jaar tot jaar dezelfde uitgangspunten gehanteerd te worden bij het opstellen van de
jaarrekening. De regelgeving wordt regelmatig aangepast. Ook is er ontwikkeling in de
opvattingen over de meest juiste manier van verslaggeving. Het kan dus noodzakelijk zijn om
op een gegeven moment deze uitgangspunten aan te passen. In dat geval is er sprake van
stelselwijziging: een verandering in de grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening.
Mag dus alleen plaatsvinden als hier gegronde reden voor is en er moet aangegeven worden
wat de effecten zijn van de stelselwijziging op het EV en resultaat. Door het invoeren van IFRS
voor alle beursgenoteerde in EU is aan de mogelijkheid tot bedrijfsvergelijking een belangrijke
impuls gegeven.

2. Directieverslag
In het directieverslag worden in ieder geval twee onderdelen opgenomen:
1. Er dient een uiteenzetting gegeven te worden over de gang van zaken in het afgelopen
boekjaar en de financiële toestand van de onderneming op balansdatum. Dit deel vormt als
het ware het verbale spiegelbeeld van de cijfermatige jaarrekening.
2. Er moet aandacht besteed worden aan de verwachtingen voor de toekomst. Deze
toekomstparagraaf is zeer belangrijk voor bijv. een belegger die overweegt om aandelen in
een bepaalde onderneming te kopen. Hij kan in het directieverslag lezen van welke
factoren de ontwikkeling van omzet en winst afhankelijk is.

3. accountantsverklaring
Accountantsverklaring- verklaring van accountant over de juistheid van de jaarrekening.
Een buitenstaander kan niet beoordelen of een jaarrekening op de juiste is wijze is gemaakt. ook
kan de buitenstaander niet bij de financiële gegevens die zijn gebruikt voor de balans en
resultatenrekening en hij kan ook niet vaststellen of de wettelijke bepalingen in acht zijn genomen.
Vandaar dat de ondernemingsleiding verplicht is om een accountant een onderzoek te laten
instellen naar de jaarrekening. Deze controleplicht geldt in NL alleen voor grote en middelgrote
ondernemingen.

De accountantsverklaring kan leiden tot de volgende conclusies:
1. Goedkeurende verklaring  jaarrekening voldoet aan eisen.
2. Verklaring met beperking  bedenkingen materieel
3. Verklaring van oordeelonthouding  onzekerheden van diepgaande invloed. Accountant
kan geen oordeel over de getrouwheid van de jaarrekening vormen.
4. Afkeurende verklaring  jaarrekening voldoet niet aan de eisen.




3

, BE; hoofdstuk 16: de jaarrekening nader bekeken
Een activum dient aan 2 voorwaarden te voldoen:
1. Het is in de beschikkingsmacht van de onderneming
2. Het levert naar verwachting economische voordelen voor de onderneming op
Een vrachtwagen die gekocht wordt door een transportbedrijf is een activum, want het bedrijf kan
doen en laten wat hij wil met de auto (beschikkingsmacht) en door het inzetten van de auto zal hij
opbrengsten verkrijgen (economisch voordeel).

Vaste activa- productiemiddelen die gedurende meerdere jaren hun diensten aan de onderneming
bewijzen en kunnen onderverdeeld worden in: immateriële-, materiele- en financiële vaste activa.
1. Immateriële vaste activa
Niet-grijpbare bedrijfsmiddelen. We zullen de volgende categorieën bespreken:
 Onderzoek en ontwikkeling  het is de vraag of aan het twee criteria van activum voldaan
wordt. Er R&D-uitgaven gedaan met de bedoeling om later economische voordelen er uit te
halen, maar op het moment dat de onderzoeksuitgaven gedaan worden, is er nog niet zeker
dat dit resultaat oplevert. Vandaar dat de onderzoeksuitgaven volgens IFRS niet op de balans
gezet mogen worden, omdat er nog geen concrete verwachting van economisch voordeel is. de
onderzoekskosten dienen ten laste gelegd te worden van de periode waarin zij gemaakt zijn.
Voor de uitgaven die gedaan worden om een nieuw product op de markt te kunnen zetten,
geldt dat ze wel geactiveerd dienen te worden, op voorwaarde dat de technische
uitvoerbaarheid van het project gebleken is en er voldoende verwachting is van economische
voordelen.
 Gekochte concessies, octrooien en merken  het gaat om contractueel vastgelegde rechten.
Dient op de balans gezet te worden.
2. materiele vaste activa
Bedrijfsterreinen, gebouwen, machines, auto’s, computers. Normaal voldoet deze categorie wel aan
de eis van economisch voordeel. Er kunnen wel vraagpunten ontstaan bij de eis van de
beschikkingsmacht van de onderneming. Gekochte productiemiddelen dienen op de balans te staan
en gehuurde niet, wel worden de huurkosten in resultatenrekening vermeld. Vormen van leasen:
 Operational lease  korte termijn opzegbaar & onderhoudskosten voor rekening van
leasemaatschappij. Deze vorm is te vergelijken met huur. Het object komt niet op de balans te
staan en de leasetermijnen worden als kosten in de resultatenrekening opgenomen.
 Financial lease  wordt overeenkomst gesloten voor de geschatte economische levensduur.
Niet tussentijds opzegbaar. Onderhoudskosten zijn toe te rekenen aan gebruiker. De gebruiker
draagt het risico van economische veroudering en van tegenvallende onderhoudskosten. De
gebruiker is dus geen eigenaar in juridische zin maar wel in economische zin. Financial lease
wordt dus on-balance verwerkt.
Lineaire afschrijving- ieder jaar wordt gelijk bedrag afgeschreven.
Degressieve afschrijving- afschrijvingsbedrag wordt ieder jaar kleiner. Degressieve afschrijving
vindt ook plaats als de boekwaardemethode gebruikt wordt: elk jaar wordt een vast percentage
van de boekwaarde afgeschreven. Als verwacht wordt dat de boekwaarde van de vaste activa niet
volledig wordt goedgemaakt door toekomstige ontvangsten, dient een bijzondere
waardevermindering te worden toegepast. Als waarschijnlijk is dat het in het activum
geïnvesteerde bedrag niet terugverdiend zal worden, eist het voorzichtigheidsprincipe dat het
daaruit voortvloeiende verlies direct wordt genomen. De grootte van de bijzondere
waardevermindering wordt bepaald door de boekwaarde van het activum te vergelijken met de
realiseerbare waarde (de hoogste van directe opbrengstwaarde en bedrijfswaarde). Indien een
impairment is toegepast en later blijkt dat directe opbrengstwaarde en/of bedrijfswaarde door
veranderende omstandigheden hoger moeten worden ingeschat, wordt de waarde van het activum
weer verhoogd d.m.v. een bijzondere waardevermeerdering  mag er nooit toe leiden dat er een
hogere boekwaarde tot stand is gekomen dan de boekwaarde die verkregen zou zijn o.b.v. het
oorspronkelijke afschrijvingsschema.
3. financiële vaste activa
Hierbij gaat het vooral om deelnemingen in het aandelenkapitaal van andere ondernemingen.

Vlottende activa ontstaan en gaan weer teniet binnen een jaar. Kunnen worden onderverdeeld in
voorraden, onderhanden projecten, effecten en liquide middelen.
1. voorraden
Matchingprincipe  voor de voorraadwaardering betekent dit dat de aanschafkosten of de
vervaardingskosten in de voorraadwaardering moeten worden opgenomen, zodat ze in de periode
van verkoop ten laste van het resultaat gebracht kunnen worden als ‘kostprijs verkopen’. Alle


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukmuskens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.30  11x  sold
  • (0)
  Add to cart