Economie Mobiliteit
Hoofdstuk 1
Schaarste
- in economie: relatieve schaarste = een product is schaars als er middelen moeten worden
geofferd om het te maken
- absolute schaarste = tekort aan een goed
- taxirit = schaars, tijd opgeofferd door bestuurder en geld geïnvesteerd
Goederen en diensten
- goederen: stoffelijk
- diensten: onstoffelijk
- goederen en diensten samen zijn producten
Vrije goederen
- producten die niet schaars zijn, bv lucht en wind
Arbeidsdeling
- mensen specialiseren zich door zich toe te leggen op één activiteit
- mensen doen meer ervaring op dus bekwaamheid neemt toe
- ruil van goederen tegen goederen = directe ruil / ruil in natura
Transactiekosten
- alle kosten die gemaakt worden om een ruil tot stand te brengen en af te wikkelen noemen
we transactiekosten
- door hoge transactiekosten is er indirecte ruil gekomen. Een algemeen begeerd goed als
ruilmiddel
- geld gebruiken we als rekenmiddel, spaarmiddel, ruilmiddel en betaalmiddel,
Marktsector
- producenten en consumenten
- prijs door vraag en aanbod
- deel van de transacties in de marktsector vindt plaats in zwarte circuit. het zwarte circuit
hoort bij de informele marktsector
- in formele circuit worden transacties opgegeven aan de belastingdienst
Niet marktsector
- activiteiten van de overheid en de non-proJit sector, want voor overheidsdiensten geen
marktprijs wordt berekend of omdat de prijs niet helemaal wordt bepaald door vraag en
aanbod
- de activiteiten worden geregistreerd dus onderdeel van de formele sector
- een deel van de activiteiten van de niet marktsector wordt niet geregistreerd. Die zijn
onderdeel van grijze circuit en behoord dus tot de informele economie. bv wassen van auto
ouder in ruil voor geld
Activiteiten in grijze circuit te verdelen in:
- huishoudelijke arbeid
- vrijwilligerswerk
- doe het zelf arbeid
- directe ruil
, Hoofdstuk 2
Betalingsbereidheid
- het maximale bedrag dat een persoon voor een product wil betalen
- Karlijn: 50 euro
Alex: 100 euro
Daan: 150
werkelijke kosten zijn 40 euro. Dus alle 3 hoeven ze minder te betalen dan ze bereid waren.
Dit heet consumentensurplus.
- Tom heeft betalingsbereidheid van 500 euro. Hij ziet een vakantie van 450 euro. Zijn
welvaart neemt dus toe met 50 euro.
Kosten en Baten
- kosten: de waarde van de opgeofferde schaarse middelen
- baten: de mate van de behoeftebevrediging = waarde van het bezit
Pareto-efJiciëntie
- de totale welvaart is efJiciënt of Pareto optimaal als de welvaart van één persoon niet kan
toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt
- iedereen wilt natuurlijk een zo groot mogelijke welvaart
- doet geen uitspraak over de wenselijkheid of rechtvaardigheid van de verdeling
Kritiek welvaartstheorie
- alleen gekeken naar ruiltransacties in de formele economie
- niet naar activiteiten in de informele economie gekeken zoals verbouwen eigen groenten en
opknappen huis
- ook niet naar schade aan milieu gekeken
Nivellering en denivellering
- nivellering: (inkomens)verdeling gelijker maken
- denivellering; (Inkomens)verschillen worden groter
Individuele consumentensurplus
- iemand hoeft minder voor een product te betalen dan hij bereid was te betalen
- berekening: betalingsbereidheid - werkelijke prijs = baten - kosten
Leveringsbereidheid
- de laagste prijs waarvoor een aanbieder zijn product wil verkopen
- stel leveringsbereidheid is 50 euro. Aan de winkelketen wordt 100 euro in rekening
gebracht. Producentensurplus is 50 euro. Dit is niet de winst want naast brandstoJkosten
ook nog andere constante kosten. Die worden van het producentensurplus betaald.
- producentensurplus van een product = verkoopprijs - extra kosten per product = (p - mk)
Individuele producentensurplus
- verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs waartegen je een product wilt
verkopen
- geeft voordeel weer dat aanbieder heeft van de ruil
Een prijsdaling leidt tot een toename van het totale consumentensurplus, door:
- toename van het surplus van de bestaande klanten
- ontstaan van surplus bij nieuwe klanten doordat de prijs is gedaald tot onder de
betalingsbereidheid van de klant
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fleurvandeyckk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.