Samenvatting van alle stof van periode 3 van de OWE Gezond Leven 2 aan de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de HAN. Praktijk, Productleer en Voedselbereiding, Communicatie, Sociale Wetenschappen, Onderzoek, Pathofysiologie, Dieetleer, Het Diëtistisch Consult. Alle theorie uit de handleiding geko...
Voeding en Dietetiek, Fysiotherapie, Logopedie, Ergotherapie
Gezond Leven 2 (VED103)
All documents for this subject (1)
4
reviews
By: chelseavandijk • 2 year ago
By: tomspaargaren96 • 3 year ago
By: d0cb • 3 year ago
By: mariskasadaf • 4 year ago
Seller
Follow
veraaalbers
Reviews received
Content preview
SAMENVATTING PERIODE 3
PRODUCTLEER EN
VOEDSELBEREIDING
THEMA 1: LEKKER GEMAKKELIJK EN LEKKER HIP
VOEDINGSKUNDIGE VISIE OP AFVALDIËTEN
Afvaldieet: een voorgeschreven eetpatroon dat gewichtsverlies als doel heeft.
Het voedingscentrum adviseert om gewicht te verliezen door gezonder en minder te eten. Daarbij hoort
voldoende variatie, beweging en het behouden van een volwaardige voeding.
Veel afvaldiëten hebben gewichtsverlies tot gevolg; de inname is lager dan de behoefte. Daarbij komen er wel
veel nadelen bij kijken omdat er vaak een tekort aan (bepaalde) voedingsstoffen ingenomen wordt. Bij een te
lage inname verdwijnt er naast vetmassa ook spiermassa.
De verschillende afvaldiëten zijn in te delen in een aantal categoriëen:
- Eiwitrijk: A: veel energie uit vet en eiwit en zeer weinig uit koolhydraten, en B: normale hoeveelheid energie
uit vet, relatief veel uit eiwit en matig uit koolhydraten.
- Vetarm/koolhydraatrijk
- Maaltijdvervangers en (zeer) laag energetische dieetvoedingen
- Lage Glycemische Index
- Bepaalde producten zijn verplicht/moeten vermeden worden (met onvoldoende wet. onderbouwde regels)
- Gericht op een gezond eetpatroon
Eiwitrijk A: Atkins, Dukan, Paleo, Dr. Frank.
Kenmerken: meer dan 20% van de energie uit eiwitten en weinig energie uit koolhydraten om zo het
bloedsuikergehalte te beïnvloeden met gewichtsverlies tot gevolg.
Pluspunten: eiwitten verzadigen per kcal beter, er blijft veel spiermassa behouden.
Nadelen: bevat vaak weinig vezels. Op lange termijn risico op tekorten door te weinig fruit, vezels en calcium.
Fysiologische effecten: de hoge verzadigende waarde van eiwitten zal zorgen voor een lagere energie-inname.
Eiwitrijk B: Total Wellbeing, Mayo, South Beach, Scarsdale, 17 dagen
Kenmerken: meer dan 20% van de energie uit eiwitten, weinig uit V.vet en matig uit koolhydraten. Bepaalde
koolhydraten worden gemeden. Een aantal diëten schrijft het gebruik van koolhydraten met een lage
Glycemische Index aan.
Pluspunten: hoge verzadiging door eiwitten, hoeveelheid groente, fruit, mager vlees en vis is positief.
Minpunten: tekort aan vitaminen, kan (misschien) opgelost worden door het omzetten van ‘groente-calorieën’
naar Vit. A.
Fysiologische effecten: de GI geeft een inschatting voor de snelheid waarmee de bloedsuikerspiegel stijgt na het
eten van koolhydraten. Deze maat is lastig toe te passen. Onvoldoende onderbouwing over GI/GL.
Vetarm/koolhydraatrijk: Vetvrij, Ornish, Genesis
Kenmerken: weinig energie uit (verzadigd) vet, normale hoeveelheid eiwitten en veel koolhydraten.
Pluspunten: vermindering van de hoeveelheid vet leidt tot een lagere inname en uiteindelijk gewichtsverlies
Minpunten: beperkte hoeveelheid vetten kan zorgen voor een tekort aan vetoplosbare vitamines.
Fysiologische kenmerken: afhankelijk van de wijze van de vervanging van vet zal minder vet leiden tot een
,lagere energie-inname. Vezelrijke producten bevatten vaak meer koolhydraten, weinig vet en een lage
energiedichtheid. Als suiker vet vervangt, is dit dieet minder gunsitg
Maaltijdvervangers en (zeer) laag energetische dieetvoedingen: Herbalife, Cambridge, Modifast
Kenmerken: de voedingen/vervangers moeten voldoen aan strenge eisen
Pluspunten: de producten bevatten voorgeschreven vitamines en mineralen.
Minpunten: de mate van het gewichtsverlies is afhankelijk van wat er naast de voeding gegeten wordt.
Fysiologische effecten: door de (zeer) lage hoeveelheid energie is het gewichtsverlies in de eerste weken groot.
Lage Glycemische index: Snelle Fatburner, GL-dieet, Montignac
Kenmerken: voedingsmiddelen met een lage GI. Het bloedsuikergehalte stijgt minder snel, met gewichtsverlies
tot gevolg (geen wetenschappelijk bewijs).
Pluspunten: hoog gebruik van groente, fruit, peulvruchten, volkorenproducten en vezels en weinig V.vet.
Minpunten: bepaald producten hebben een hoge GI, maar leveren veel nuttige voedingsstoffen. Sommige
diëten hebben extra (niet wetenschappelijke) regels.
Fysiologische effecten: de GI geeft een inschatting voor de snelheid waarmee de bloedsuikerspiegel stijgt na het
eten van koolhydraten. Deze maat is lastig toe te passen. Onvoldoende onderbouwing over GI/GL. Een hoge
vezelinname zorgt voor een goede verzadiging.
Bepaalde producten zijn verplicht/moeten vermeden worden: negatieve calorieën, Moerman, Carr, Sapvaste,
Fit4Life, Detox, De Hormoonfactor, Bloedgroepdieet
Kenmerken: mijden of verplicht eten van producten. Theorieën variëren, maar zijn slecht onderbouwd.
Pluspunten: -
Minpunten: het mijden van groepen die belangrijke voedingsstoffen leveren, kan over tijd een groot risico op
tekorten vormen. Snel gewichtsverlies zal (bijv. bij sapvasten) bestaan uit vocht- en later spierverlies.
Fysiologische effecten: een sterke beperking in producten zorgt voor een lage inname en gewichtsverlies.
Gericht op een gezond eetpatroon: Happy Weight, Get with the program, Dr. Phill, EGA, Afvallen op Maat
Kenmerken: door gezonder te eten en te leven is het mogelijk om gewicht te verliezen
Pluspunten: het eetpatroon wordt gezonder. Gedragsveranderingen als gevolg van deze methoden zijn langer
vast te houden.
Minpunten: -
Fysiologische effecten: een gezond, gevarieerd en volwaardig eetpatroon is het uitgangspunt. De hoeveelheid
die per dag genuttigd wordt is niet lager dan 1000-1500 kcal. Het gewichtsverlies zal niet meer dan 0,5-1 kg zijn
,COMMUNICATIE
ELEMENTAIRE SOCIALE VAARDIGHEDEN
1 WAARNEMEN EN INTERPRETEREN
1.1 HET COMMUNICATIEPROCES: DE PLAATS VAN WAARNEMING EN INTERPRETATIE
Onder communicatie verstaan we een doorlopend proces waarin personen informatie uitwisselen en
waarbij zij voortdurend op elkaar reageren. Degene die spreekt/informatie geeft is de zender.
Degene tot wie de informatie is gericht is de ontvanger. Datgene wat de zender aan de ontvanger wil
laten weten is de boodschap. Dit alles vindt plaats in de context van de situatie. De boodschap wordt
via een kanaal doorgegeven (gesprek, schrift, telefoon, enz.). De informatie wordt geëncodeerd en
omgezet in een door de zender gekozen code (encoderen). De ontvanger moet deze boodschap weer
decoderen. In een communicatieproces wisselen zender en ontvanger regelmatig van rol, soms
vervagen deze rollen en ben je zender en ontvanger tegelijk. Waarnemen is het doormiddel van
zintuigen kennis nemen en als er aan datgene wat we hebben waargenomen betekenis wordt
toegekend, spreken we van interpreteren. Waarnemings- en interpretatiefouten kunnen leiden tot
ernstige communicatiefouten een zorgen voor een kloof tussen datgene wat er bedoelt wordt en dat
wat de ander daaruit begrijpt.
1.2 FACTOREN DIE HET PROCES VAN WAARNEMEN EN INTERPRETEREN BEÏNVLOEDEN
- Contextuele factoren:
De plaats waar gecommuniceerd wordt: uit de fysieke omgeving kunnen storingen komen, zoals
verkeerslawaai, een rinkelende telefoon, slechte akoestiek, enz.
Aanwezigheid van derden: als er anderen meeluisteren, voel je je soms niet vrij om te zeggen wat je
wil of om een persoonlijk gesprek aan te knopen. De boodschappen die worden uitgezonden dekken
niet helemaal de lading van het gesprek of de intenties van de partner. Als beide partners dit weten
is dit geen probleem, anders kunnen er wel misverstanden ontstaan omdat de interpretatie niet
overeenkomt met de bedoeling.
Tijdsdruk: Als je onder tijdsdruk informatie opneemt is het lastig om hoofd- en bijzaken uit elkaar te
houden. Ook is het maar de vraag of je onder tijdsdruk bij het verstrekken van informatie wel direct
de meest relevante punten aan de orde stelt. Ook speelt tijd een rol in situaties die zo lang duren dat
vermoeidheid optreedt.
Pregnanties: een aantal andere factoren, aspecten van de situatie die zo sterk de aandacht trekken
dat zij een speciale betekenis geven aan afzonderlijke elementen van de situatie. Bijv.
verandering/beweging: als één iemand beweegt, trekt deze de aandacht naar zich toe.
Afwijking: als één van de deelnemers eruit springt door kleding of haardracht zal dit meteen opvallen
(denk aan cursief gedrukte tekst).
Herhaling: Als iemand regelmatig vragen stelt zal dit gaan opvallen, anderen herkennen een patroon
in het gedrag.
Intensiteit: door bepaalde woorden of zinnen met meer nadruk, goed gearticuleerd of met
stemverheffing uit te spreken, zal de ander de extra betekenis begrijpen.
- Factoren aan de kant van de zender
De zender wil informatie achterhouden: doordat de zender informatie niet verteld, bijv. door enkele
details naar voren te halen, maar niet de hoofdzaak te vertellen, kan de ontvanger op een
dwaalspoor gebracht worden.
De zender weet niet precies wat hij wil/moet zeggen: als je ergens je mening over moet geven of als
je nog niet goed heb nagedacht over wat je wilt gaan zeggen, zeg je soms iets heel anders dan dat je
bij nader inzien bedoelt. Ook kan je verhaal zo onsamenhangend, tegenstrijdig of vaag worden dat de
ontvanger en niks van begrijpt.
, De zender is erg met zichzelf bezig: soms ben je meer bezig met jezelf dan met het duidelijk
formuleren van je gedachten. Bijv. als je gespannen, verlegen, moe of ziek bent.
De zender spreekt een andere taal dan de ontvanger: als je wilt dat je boodschap goed overkomt, zul
je je woordgebruik, zinsbouw en voorbeelden moeten aanpassen aan het ‘referentiekader’ van de
ander, zodat hij je begrijpt. Het gebruik van vakjargon valt hier ook onder.
Pregnantie door de zender: door gebruik te maken van de aspecten van pregnantie, kan de zender
onderdelen van zijn boodschap speciaal benadrukken.
Het non-verbale gedrag is niet in overeenstemming met wat iemand zegt: bijv. iemand zegt
glimlachend tegen je dat hij vreselijk kwaad is. Het is voor de ontvanger erg moeilijk om uit deze
tegenstrijdige waarnemingen de juiste te kiezen.
-Factoren aan de kant van de ontvanger
Een aantal factoren beïnvloeden de waarneming. Deze bepalen welke selectie we maken uit de
prikkels die op ons afkomen. Deze selectie bepaalt al voor een groot deel onze interpretatie van de
situatie; wat je niet opvalt kun je immers niet betrekken in de afweging van de boodschap.
Kennis en ervaring: we nemen bij voorkeur informatie waar die ons bekend voorkomt of waar we al
eerder ervaring mee hebben opgedaan. Wanneer we kennis nemen van feiten of opvattingen die
strijdig zijn met eerdere ervaringen en overtuigingen levert dat spanning op.
Gevoelens: wanneer je je op je gemak voelt, zullen je andere en meer dingen opvallen dan wanneer
je gespannen of onzeker bent; je blik wordt vernauwd. Gevoelens van sympathie en antipathie
zorgen ervoor dat je bij verschillende mensen gedrag anders waarneemt of interpreteert.
Aandacht: we richten onze aandacht op informatie die voor ons doel nodig is, als het niet bij het doel
past, verdwijnt het automatisch naar de achtergrond.
Opvattingen, normen, waarden en cultuur: We nemen eerder/gemakkelijker informatie waar als deze
past binnen ons referentiekader. Als informatie hierbuiten valt, leidt dit tot spanningen. Informatie
waarmee je het eens bent of die je eigen standpunt ondersteunt, kun je beter onthouden. Ook de
betekenis van bewegingen kan per cultuur verschillen.
Motivatie: als je ergens geïnteresseerd in bent, zul je meer opnemen. Ook weet je er waarschijnlijk al
meer van, dus zal de informatie aansluiten bij al bestaande gegevens.
Humeur: je emotionele toestand heeft invloed op de wijze waarop je waarneemt en interpreteert.
Als je blij bent, zie je alles van de zonnige kant.
Lichamelijke gesteldheid: je lichamelijke conditie is van invloed op hoe en wat je waarneemt.
Hieronder vallen wel of niet goed kunnen zien of horen, maar ook vermoeidheid, medicijn- of
drugsgebruik of dronkenschap. Daardoor kan de waarneming ernstig worden vertroebeld.
Afweermechanismen: soms kan informatie ons zo (dreigen te) raken dat we het blijkbaar niet
aankunnen om de informatie goed tot ons door te laten dringen. We nemen het dan ook werkelijk
niet waar.
1.3 INTERPRETATIEFOUTEN
Bij een correcte waarneming kunnen toch interpretatiefouten ontstaan,
Acceptatie van selectieve informatie: je accepteert dat je selectief waarneemt en verandert daar
niets aan.
Te snel begrijpen en reageren: je neemt niet de tijd om eerst de hele situatie in beeld te brengen,
maar reageert op het eerste beste wat je hoort of ziet. Je reageert alleen op de inleidende woorden
en denkt te weten wat het vervolg is.
Generaliseren: we komen te snel tot een algemeen oordeel op grond van een gebeurtenis.
Vooroordelen: Onze interpretatie wordt nogal eens gekleurd door ongegronde of voorbarige
opvattingen over personen of situaties.
Stereotyperingen: je scheert hele groepen over één kam door ieder lid vaste eigenschappen of
kenmerken toe te schrijven.
Halo-effect: de interpretatie van informatie wordt misleid door het uitstralingseffect van
eigenschappen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller veraaalbers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.73. You're not tied to anything after your purchase.