Inhoudsopgave
Les 1: Wat kost het? ................................................................................................................................... 2
Constante en variabele kosten............................................................................................................................. 2
Break-even ........................................................................................................................................................... 3
Integrale kostprijs ................................................................................................................................................ 4
Kostprijs bij verschillende producten ................................................................................................................... 5
Differentiële calculatie ......................................................................................................................................... 6
Les 2: Wel of niet investeren? ..................................................................................................................... 6
Wat heb je nodig? ................................................................................................................................................ 6
Boekhoudkundige terugverdienperiode .............................................................................................................. 7
Vermogenskostenvoet ......................................................................................................................................... 8
Economische terugverdienperiode en NCW ........................................................................................................ 9
Les 3: Salaris ............................................................................................................................................. 10
Werkkostenregeling ........................................................................................................................................... 10
Kilometervergoeding.......................................................................................................................................... 12
Privégebruik auto van de werkgever ................................................................................................................. 12
Uurtarief............................................................................................................................................................. 13
Pensioen ............................................................................................................................................................. 14
1
,Samenvatting Bedrijfseconomie Parate Kennis 2019-2020
B-cluster
Les 1: Wat kost het?
Uitgaven: uitgaande geldstroom die tot afname van voorraad liquide middelen leiden
• Daadwerkelijke geld uitgeven
Kosten: leiden tot afname van eigen vermogen onafhankelijk van moment van uitgeven
• Uitgaven in verleden/heden/toekomst die toegerekend worden aan periode(n) waarop ze betrekking
hebben
o Uitgave verleden bv. afschrijvingskosten
o Uitgave heden bv. contante inkoop van dienst die op dat moment wordt uitgevoerd
uitgave tegelijk met toerekening van kosten
o Uitgave toekomst bv. jaarlijkse betaling van vakantiegeld of voorziening
Constante en variabele kosten
Constante kosten (C) = vaste kosten zijn constant zo lang productieomvang binnen beschikbare capaciteit
blijft
• Veranderen bij uitbreiding of inkrimping van productiecapaciteit
Variabele kosten (V) variëren met productieomvang
• Soorten:
o Degressief stijgend: variabele kosten per stuk dalen als productie stijgt
o Progressief stijgend: variabele kosten per stuk stijgen als productie stijgt
o Proportioneel: variabele kosten per stuk veranderen niet als productie verandert
Berekening v = V / W
• v = variabele kosten per stuk
• W = werkelijke of verwachte productie
Totale kosten TK = V + C
Berekeningen:
• Variabele kosten per stuk
o Verschil in totale kosten berekenen = A
o Verschil in productieomvang berekenen = B
o Variabele kosten per stuk = A / B
• Totale variabele kosten
o Productieomvang • variabele kosten per stuk
• Constante kosten
o Totale kosten = V + C
o C = totale kosten – V
Theorie uit opdrachten van PK:
• Bij een rekening courant krediet staat de onderneming rood op de zakelijke bankrekening. Als de
onderneming dan een uitgave doet per rekening courant neemt deze schuld toe. Uitgaven zijn dus een
uitgaande geldstroom, die tot een afname van de voorraad liquide middelen leidt.
• Kosten zijn onafhankelijk van het moment van uitgeven. Kosten leiden tot een afname van het eigen
vermogen. Kosten definiëren we als: uitgaven in het verleden, het heden of de toekomst, die we
toerekenen aan de periode(n) waarop ze betrekking hebben. Volgens deze definitie zijn alle kosten
gebaseerd op uitgaven.
o De maandelijkse dotatie aan de voorziening is een voorbeeld van het toerekenen van kosten
van een uitgave in de toekomst.
o Afschrijvingskosten van een vast actief is een voorbeeld van het toerekenen van kosten van
een uitgave in het verleden.
o De contante inkoop van een dienst, die op dat moment wordt uitgevoerd, is een voorbeeld
van het toerekenen van kosten van een uitgave in het heden.
2
, Samenvatting Bedrijfseconomie Parate Kennis 2019-2020
B-cluster
• Er zijn uitgaven die nooit tot kosten leiden:
o Contante inkoop, die geactiveerd wordt op de balans (nog niet verbruikt).
o Winstuitkering (dividend) aan aandeelhouders
o Privéonttrekking bij een eenmanszaak
o Aflossen van een schuld
• Er zijn kosten die geen uitgave zijn:
o Afschrijving op een vast actief
o Maandelijkse dotatie (toewijzing) aan de voorziening groot onderhoud
• Er zijn uitgaven die ook kosten zijn:
o Een verrichte dienst van een derde, die niet wordt geactiveerd op de balans en direct wordt
afgerekend
• Als de productieomvang verandert, dan verandert het totaal van de variabele kosten ook. De
proportioneel variabele kosten per eenheid veranderen bij een verandering van de productieomvang
niet. Als er binnen de beschikbare productiecapaciteit een verandering van de productieomvang
plaatsvindt dan veranderen de constante kosten niet. De totale constante kosten veranderen wel
door een uitbreiding of inkrimping van de productiecapaciteit.
o De loonkosten van personeel in vaste dienst zijn constante kosten
o Grondstofkosten zijn variabele kosten
o De kosten voor uitzendkrachten zijn variabele kosten
o Afschrijvingskosten zijn constante kosten
Break-even
Bij break-even afzet of break-even omzet zijn totale opbrengsten gelijk aan totale kosten winst is nul +
constante kosten zijn precies terugverdiend
p = verkoopprijs exclusief btw per stuk
v = variabele kosten per stuk
q = afzet
Dekkingsbijdrage = contributiemarge: marge die overblijft om constante kosten te dekken en daarna winst te
maken
• p–v
• Gebruiken om te berekenen welke afzet nodig is om bepaalde winst (W) te behalen
o q=(C+W)/(p–v)
• Bij positieve dekkingsbijdrage wordt er bij elke verkoop, constante kosten gedekt daarom beter om
te blijven produceren
Break-even afzet = BEA in hoeveelheden = q
Break-even omzet = BEO bedrag in euro’s = p • q
Bij één homogeen product en variabele kosten zijn proportioneel variabel berekening:
• BEA = C / ( p – v )
• Afronden omhoog anders krijg je het aantal producten waarbij je nog steeds verlies lijdt.
Bij minder verkopen dan break-even afzet gaat onderneming verlies lijden acties:
• Afzet stimuleren:
o Reclamecampagne constante kosten hoger moet meer producten verkocht worden
voordat BEA is bereikt
o Prijsverlaging dekkingsbijdrage per product wordt kleiner moet meer producten
verkocht worden
• BEA verlagen:
o Verlagen constante kosten minder producten hoeven verkocht te worden moeilijk om
op korte termijn te beïnvloeden
o Verhogen verkoopprijs exclusief btw per stuk dekkingsbijdrage per product wordt vergroot
minder producten nodig om C terug te verdienen
Risico dalen afzet
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yg99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.