Stofplanning vermogen Stofplanning beleggen
Les 1: H1, H2 Les 1: H14, H15, H16
Les 2: H3, H4 Les 2: H17
Les 3: H5, H6 Les 3: H18
Les 4: H7, H8 Les 4: H19
Les 5: H9, H10 Les 5: H20, H21
Les 6: H11, H13 Les 6: H13
Overige hoofdstukken zijn zelfstudie
Hoofdstuk 13: de DGA en de oude dag
Een DGA valt niet onder de Pensioenwet. Volgens de Pensioenwet is een DGA een werknemer die
persoonlijk 10% of meer van de aandelen met stemrecht in de BV bezit. Tot 1 april 2017 had de DGA
de keuze om het pensioen te verzekeren of om pensioen op te bouwen in eigen beheer. Per 1 april
2017 is deze laatste mogelijkheid vervallen. De wetgever heeft bepaalde grenzen gesteld aan de
mogelijkheden van de pensioenopbouw voor DGA’s
Pensioengevend salaris: De DGA kan kiezen wat voor soort pensioenregeling hij wil. Bij alle
regelingen gelden dezelfde maxima die ook gelden voor een werknemer. Als het pensioen
wordt verzekerd, mag het loon in natura worden meegenomen als dit volgens de
pensioenregeling is toegestaan. Het is fiscaal gezien niet toegestaan om, net als bij
werknemers, over de fiscale bijtelling van de auto van de zaak pensioen op te bouwen.
Eigen bijdrage: de DGA kan ervoor kiezen om de inleg of premie voor zijn pensioenopbouw
volledig zelf te betalen. Over de eigen bijdrage wordt geen loonbelasting geheven.
AOW-franchise: hier moet DGA in zijn pensioenregeling rekening mee houden.
Hoogte pensioendotatie: is bekend hoe hoog de jaarlijkse opbouw van pensioen moet zijn,
kan berekend worden hoeveel geld er nodig is om het pensioen te financieren. De
berekeningssystematiek voor de premie is gelijk aan die van een werknemer.
Beleggen tijdens de opbouw: de DGA kan met de verzekeraar afspraken maken over de
beleggingsmogelijkheden. Afhankelijk van de regeling kan, als het pensioen wordt verzekerd,
het beleggingsrisico worden verschoven naar de verzekeraar.
Pensioenopbouw in eigen beheer:
Op 7 maart 2017 heeft de eerste kamer ingestemd met het afschaffen van pensioen in eigen beheer
per 1 april 2017.
Een directeur-grootaandeelhouder onder de Pensioenwet had tot 1 januari 2020 de volgende drie
mogelijkheden ten aanzien van zijn bestaande PEB, te weten:
Afkopen van het pensioen in eigen beheer tegen gunstige fiscale condities (uitfaseren PEB);
Omzetten van het PEB in een oudedagsverplichting (ODV);
Bevriezen van het pensioen in eigen beheer.
,De DGA heeft er tot 1 januari 2020 voor kunnen kiezen om zijn PEB om te zetten naar een
oudedagsverplichting (ODV). De oudedagsverplichting rent vanaf het moment van de omzetting
verplicht op met toepassing van een wettelijk vastgestelde marktrente. Het is niet mogelijk om te
doteren aan de ODV.
De oudedagsverplichting moet uiteindelijk worden gebruikt voor het intern (via de eigen BV) of
extern (via een bank of verzekeraar) bedingen van een lijfrente (inclusief lijfrentespaarrekening en
lijfrentebeleggingsrecht).
Hiervoor zijn drie mogelijkheden:
1. Intern vanuit de eigen BV lineair uitkeren voor de duur van 20 jaar vanaf de AOW-leeftijd.
De ODV moet in dit geval tussen de 5 jaar voor de AOW-leeftijd en uiterlijk 2 maanden daarna
starten met uitkeren;
2. Extern afstorten van de ODV naar een bank in een bancaire lijfrente. Als de BV voor deze optie
kiest, is het toegestaan om te kiezen voor een reguliere bancaire lijfrente. De BV zou kunnen kiezen
voor een tijdelijke oudedagslijfrente of voor een ‘levenslange’ oudedagslijfrente van minimaal 20 jaar
vanaf de AOW-leeftijd;
3. Extern afstorten van de ODV naar een verzekeraar in een lijfrenteverzekering. Als de BV voor deze
optie kiest, is het toegestaan om te kiezen voor een reguliere oudedagslijfrenteverzekering. De BV
kan dan kiezen voor een tijdelijke oudedagslijfrente of een levenslange oudedagslijfrente.
Als de DGA kiest voor ingang vijf jaar vóór de AOW-gerechtigde leeftijd en voor intern uitkeren vanuit
de BV of extern uitkeren door middel van een bancaire lijfrente, dan moeten de jaren vóór de AOW-
gerechtigde leeftijd worden opgeteld bij de uitkeringsduur van (minimaal) 20 jaar.
Als de DGA voortijdig overlijdt, moet binnen twaalf maanden na het overlijden de
oudedagsverplichting worden aangewend ten behoeve van de erfgenamen. Als de ODV nog niet
uitkeert, moet de uitkering 20 jaar lineair zijn. Als de ODV al is ingegaan, dan worden de resterende
termijnen uitgekeerd aan de erfgenamen.
Tijdens de uitkeringsfase vindt eveneens oprenting plaats, wederom gebaseerd op de wettelijke
marktrente. Bij het niet-regulier afwikkelen van de oudedagsverplichting wordt de fiscale
balanswaarde van de verplichting van dat moment aangemerkt als loon uit vroegere
dienstbetrekking en is men daarnaast 20% revisierente verschuldigd over de fiscale balanswaarde
van dat moment.
Als de DGA ervoor heeft gekozen om zijn opgebouwde aanspraken ingevolge het pensioen in eigen
beheer niet af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting, blijft voor hem de huidige
regelgeving in de vennootschapsbelasting en loon- en inkomstenbelasting gelden voor de tot en met
30 juni 2017 in eigen beheer opgebouwde aanspraken.
Aan deze opgebouwde aanspraken kan vanaf 1 april 2017 niet meer worden gedoteerd. Actuariële
oprenting van de tot en met 30 juni 2017 opgebouwde aanspraken vindt nog wel plaats.
Op de pensioendatum ontvangt de DGA een uitkering vanuit het PEB. Hij kan het PEB laten uitkeren
vanuit de BV of de waarde afstorten naar een pensioenverzekeraar.
Op het moment dat een DGA zijn bevroren pensioen wil afstorten naar een pensioenverzekeraar,
wordt de commerciële waarde het uitgangspunt voor het af te storten bedrag en niet de lagere
fiscale balanswaarde. Dit kan dus een nadeel zijn als de liquide middelen voor die hogere afstorting
niet aanwezig zijn (en dit is in de praktijk vaak het geval).
, Als de DGA ervoor kiest om zijn PEB af te kopen, dan vormt de commerciële waarde het
uitgangspunt. Daarnaast is de DGA bij afkoop een revisierente verschuldigd van 20%.
Belastingclaimverzekering: als een DGA komt te overlijden, valt het PEB vrij in de winst. Over deze
winst is de vennootschap vennootschapsbelasting verschuldigd. Om de vennootschapsbelasting over
het PEB te kunnen betalen, kan er een belastingclaimverzekering worden afgesloten. Dit is een
overlijdensrisicoverzekering op het leven van de DGA met de vennootschap als verzekeringnemer en
begunstigde. Omdat de BV de verzekeringnemer op de polis is, wordt de uitkering van de
belastingclaim-verzekering meegerekend in de winst van de onderneming. Hierdoor moet er ook
over de uitkering vennootschapsbelasting worden betaald. Bij een vennootschapsbelastingtarief van
25% moet het verzekerd kapitaal op de belastingclaimverzekering 25/75ste van de
pensioenverplichting op de balans bedragen. Als er sprake is van een vennootschapstarief van 16,5%
(winst tot € 200.000), dan is de berekening uiteraard anders. Er moet dan 16,5/83,5ste van de
pensioenverplichting worden afgedekt.
DGA-begrip werknemersverzekeringen: Om in aanmerking te komen voor de
werknemersverzekeringen, waaronder de WIA en de WW, moet er sprake zijn van een
gezagsverhouding tussen het bedrijf waarvoor wordt gewerkt en de werknemer. Bij een DGA is er in
enkele gevallen geen sprake van een gezagsverhouding. In artikel 2 van de Regeling aanwijzing
directeur-grootaandeelhouder 2016 is opgenomen wanneer er geen gezagsverhouding is en dus
géén recht is op werknemersverzekeringen. Dit is het geval bij:
Iemand die alleen of samen met zijn echtgenoot ten minste 50% van de aandelen met
stemrecht in zijn bezit heeft;
Iemand die alleen of samen met zijn echtgenoot een dusdanig deel van de aandelen heeft,
dat de overige aandeelhouders niet gezamenlijk de benodigde meerderheid kunnen krijgen
om hem te ontslaan;
Meerdere aandeelhouders, die allemaal een (nagenoeg) gelijk aantal aandelen met
stemrecht bezitten;
Iemand die samen met bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad ten minste 2/3
van de aandelen met stemrecht in het bezit heeft.
Als een DGA binnen deze omschrijving past, is hij dus niet verzekerd voor de
werknemersverzekeringen en moet hij (als dat wenselijk is) zelf hiervoor voorzieningen treffen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleur2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.