MONSIEUR IBRAHIM ET LES FLEURS DU CORAN
-
VOLLEDIGE NEDERLANDSE VERTALING
Let op: vertaling ligt zo dicht mogelijk bij Eric-Emmanuel Schmitts originele manier van schrijven in
het Frans, sommige zinnen kunnen dus lastiger te begrijpen zijn. Bedankt voor je begrip.
,Pg.5 – (pg. 1, 2, 3 & 4 zijn de schutbladen (lege bladen))
BEGIN
Toen ik elf was, brak ik mijn spaarvarken en ben ik naar de hoeren gaan
kijken. Mijn varken is een geverniste porseleinen spaarpot met een gleuf
die het muntje wel erin laat, maar niet eruit.
Mijn vader had hem uitgezocht, deze unieke spaarpot waar je alleen geld
in kan doen, omdat dat overeen komt met zijn opvatting van het leven:
geld is gemaakt om te bewaken, niet om uit te geven. Er zat tweehonderd
franc in het binnenste van het varken, vier maandlonen.
Op een middag, voor het naar school gaan, zei mijn vader tegen mij:
“Mozes, ik begrijp het niet… Er mist geld. Voortaan schijf je in het
keukenschrift alles wat je uitgeeft wanneer je boodschappen doet.” Dan,
alsof het nog niet genoeg is om me te laten uitschelden op school,
evenals thuis, de afwas, leren, koken, boodschappen doen, niet genoeg
om alleen te leven in een groot zwart, leeg liefdeloos appartement, om
meer slaaf te zijn dan de zoon van een advocaat zonder vrouw of relatie,
moet ik ook nog doorgaan voor een dief! Omdat ik toch al werd
beschuldigd van stelen kon ik het net zo goed ook doen. Er zat dus
tweehonderd franc in het spaarvarken, tweehonderd franc. Dat is de prijs
van een meisje in de Rue de Paradis. Het is de prijs om een man te
worden. De eersten vroegen me om mijn ID kaart, ondanks mijn stem,
ondanks mijn gewicht (ik ben groot als een zak uit de suikerfabriek),
twijfelden ze eraan dat ik zestien jaar was zoals ik beweerde. Ze hadden
me steeds groter zien worden de afgelopen jaren als ik langsliep, me
vastklampend aan mijn groentenet.
Pg.6
Aan het eind van de straat op de stoep was er een nieuwelinge, ze was
rond, mooi als een schilderij. Ik toonde haar mijn geld. Ze lachte. “Jij bent
zestien jaar? Jij?” “Jawel, sinds deze maand.” Het word opgezet. Ik kon het
nauwelijks geloven, ze was tweeëntwintig jaar, ze was een oudje en ze
was helemaal voor mij. Ze had me uitgelegd waar ik me kon wassen,
waarna we de liefde hadden bedreven. Natuurlijk wist ik dat al maar ik liet
het me zeggen zodat ze zich op haar gemak voelde omdat ik van haar
stem hield, een beetje pruilerig, een beetje bedroefd. Tenslotte viel ik
bijna flauw. Op het eind streelde ze zacht mijn haren en zei: “je moet
terugkomen en me een cadeautje geven.” Het verpestte bijna mijn
blijdschap: ik was het cadeautje vergeten. Dit was het, ik was een man
geworden. Ik was gedoopt tussen de dijen van een vrouw. Ik kwam
moeizaam op mijn voeten omdat mijn benen nog trilden, en de ellende
begon, ik was het beroemde cadeautje vergeten. Ik keerde terug naar het
appartement, stormde mijn kamer binnen, keek om me heen of ik iets
kostbaars zag om te geven waarna ik vliegensvlug terugging naar de Rue
Let op: vertaling ligt zo dicht mogelijk bij Eric-Emmanuel Schmitts originele manier van schrijven in
het Frans, sommige zinnen kunnen dus lastiger te begrijpen zijn. Bedankt voor je begrip.
,de Paradis. Het meisje stond nog op de stoep. Ik gaf haar mijn pluche
beer.
Het was rond dezelfde tijd dat ik mijnheer Ibrahim leerde kennen.
Mijnheer Ibrahim was altijd al oud geweest. In de herinneringen van
iedereen in de blauwe straat en de Rue du Faaubourg-Poisonnière had
men altijd mijnheer Ibrahim in zijn kruidenierszaak gezien van acht uur ’s
ochtens tot middernacht, zittend te praten tussen zijn kassa en de
producten, met één been op de straat en één been onder de dozen. Een
grijze bloes over een wit hemd, ivoorwitte tanden onder een zandkleurige
snor en groenbruine ogen, lichter dan zijn bruine huid, bevlekt door
wijsheid.
Pg.7
Want mijnheer Ibrahim ging volgens ieders mening door voor een wijze
man. Ongetwijfeld omdat hij al minstens veertig jaar Arabier was in een
joodse straat. Ongetwijfeld omdat hij veel lachte en weinig sprak.
Ongetwijfeld omdat hij leek te ontsnappen aan de drukte van de gewone
stervelingen, vooral de parijse stervelingen, noot van zijn plek komend,
net een tak die voortsproot uit de kruk taboeret nooit zijn waren
opruimend voor zover iemand wist en verdwijnend naar niemand weet
waar tussen middernacht en acht uur ’s ochtens. Toch elke dag deed ik
boodschappen voor het eten. Ik kocht alleen blikgroenten. Dat ik ze elke
dag kocht was niet om ze vers te hebben, nee, maar omdat mijn vader me
niet meer geld gaf dan voor één dag, en omdat ze makkelijker klaar te
maken waren. Toen ik begon te stelen van mijn vader om hem te
bestraffen dat hij mij had verdacht, begon ik ook te stelen van mijnheer
Ibrahim. Ik schaamde me een beetje, maar om me te verzetten tegen mijn
schaamte dacht ik op het moment van betalen heel sterk: Het was
tenslotte maar een Arabier. Ik ben geen Arabier, Momo, ik kom van de
gouden maan. Ik verzamelde mijn aankopen en vertrok onthutst uit de
straat. Mijnheer Ibrahim hoorde me denken! Dus, als hij me hoorde
denken wist hij misschien ook dat ik hem belazerde. De volgende dag
verborg ik geen enkel blik maar vroeg ik hem: “Wat is de gouden maan?”
Ik moet bekennen dat ik me de hele nacht mijnheer Ibrahim had
voorgesteld zittend op de punt van een gouden maan en sturend door een
lucht vol sterren. “Dat is een regio die loopt van Anatolië tot aan Perzië,
Momo” De volgende dag voegde ik hem tijdens het sorteren van mijn
portemonnee toe: “Ik heet geen Momo, maar Mozus.”
Pg.8
“Ik weet dat je Mozus heet, daarom noem ik je ook Momo, dat is minder
indrukwekkend.” De volgende dag vroeg ik terwijl ik mijn geld telde: ”Wat
kan dat voor u betekenen? Mozes is joods, niet Arabisch.” “Ik ben geen
Arabier, Momo, ik ben een mazelman.” “Waarom zegt de hele straat dan
dat u Arabisch bent als u dat niet bent?” “Arabisch, Momo, betekend bij
kruideniers: open van 8 uur ’s ochtens tot middernacht en zelfs op
zondag.” Zo verliep het gesprek. één zin per dag. We hadden de tijd. Hij
Let op: vertaling ligt zo dicht mogelijk bij Eric-Emmanuel Schmitts originele manier van schrijven in
het Frans, sommige zinnen kunnen dus lastiger te begrijpen zijn. Bedankt voor je begrip.
,omdat hij oud was, ik omdat ik jong was. En om de andere dag stal ik een
blik groente. Ik denk dat we een jaar of twee over een enkel gesprek
hadden gedaan als we Brigitte Bardot niet hadden ontmoet. Grote drukte
in de blauwe straat. Het verkeer stond stil. De straat afgesloten. Men
draaide een film. Alle sexen in blauw straat. Vlinderstraat en Faaubourg-
Poissonière waren allert. De vrouwen wilden zien of zij zo mooi was als
werd gezegd, de mannen dachten niet, zij spraken een taal die verborgen
zat achter hun gulp. Brigitte Bardot was er, de echt Brigitte Bardot. Ik, ik
ging bij het raam zitten. Ik keek naar haar en ze deed me denken aan de
kat van de buren op de vierde verdieping, een mooie kleine kat die graag
op ’t balkon in de zon zat en niet leek te leven, te ademen, niet met de
ogen knipperde, behalve om bewondering uit te lokken. Bij nadere
overweging ontdekte ik ook dat ze waarlijk leek op de hoeren van de Rue
Paradis, zonder me echt te realiseren dat in feite het die hoeren waren die
zich als Brigitte Bardot vermomden om klanten te trekken. Tenslotte, als
toppunt van ontzetting, ontdekte ik dat mijnheer Ibrahim was verdwenen
van zijn plaats in de deur. Voor het eerst in mijn bestaan tenminste, had
hij zijn krukje verlaten.
Pg.9
Na het kleine dier te hebben bekeken rekte Bardot zich uit voor de
camera’s, terwijl ik dacht aan de mooie blondine die mijn beer had,
besloot ik af te dalen naar mijnheer Ibrahim en te profiteren van zijn
onoplettendheid door enkele blikken groente achterover te drukken.
Ellende! Hij was teruggekeerd achter zijn kassa. Zijn spottende ogen
sloegen Bardot gade vanachter de zeepjes en het keukengoed. Ik had
hem nog nooit zo gezien. “Bent u getrouwd mijnheer Ibrahim?” “Ja,
natuurlijk ben ik getrouwd.” Hij was er nog niet aan gewend dat men hem
vragen stelde. Op dat moment daar had ik durven zweren dat mijnheer
Ibrahim niet zo oud was als iedereen dacht. “Mijnheer Ibrahim, stelt u zich
voor dat u in een boot zit met u vrouw en Brigitte Bardot. U boot zinkt.
Wat doet u?” “Ik denk dat mijn kan zwemmen.” Ik had nog nooit ogen zo
zien lachen, ze lachten bijna hoorbaar die ogen, ze maakten een helse
herrie. Plotseling was er opschudding. Mijnheer Ibrahim werd voorzichtig,
Brigitte Bardot kwam de winkel binnen. “Goedendag mijnheer, heeft u ook
water?” “Natuurlijk mejuffrouw.” En toen gebeurde er iets ongelofelijks
mijnheer Ibrahim zocht zelf een fles water op en bracht die naar haar.
“Bedankt mijnheer, wat ben ik u schuldig?” “Veertien francs mevrouw.”
Brigitte reageerde geschrokken. Ik ook. Een fles water was twee euro
waard in die tijd, geen veertien! “Ik wist niet dat water hier zo zeldzaam
is.” “Het is niet het water dat zeldzaam is mejuffrouw, het zijn de ware
sterren.” Hij zei dit met veel charme, met zo’n onweerstaanbare lach Dat
Brigitte Bardot, lichtblozend, veertien franc betaalde en vertrok. Ze kwam
niet meer terug. “Nou zeg, u hebt lef mijnheer Ibrahim.”
Pg.10
Let op: vertaling ligt zo dicht mogelijk bij Eric-Emmanuel Schmitts originele manier van schrijven in
het Frans, sommige zinnen kunnen dus lastiger te begrijpen zijn. Bedankt voor je begrip.
,“Nou, mijn kleine Momo, ik moet toch al die blikken terugverdienen die jij
van me jat.” Op die dag werden we vrienden. Het is waar dat toen ik daar
vertrok ik al daarvoor mijn blikken had laten verdwijnen, maar mijnheer
Ibrahim liet me zweren: “Momo, als je moet blijven stelen, kom dan bij mij
spelen.” En in de dagen erna leende mijnheer Ibrahim me voldoende trucs
om mijn vader geld te ontfutselen zonder dat hij het merkte. Hem oud
brood van de vorige dag, of de dag daarvoor, voorzetten, steeds meer
namaakkoffie toevoegen aan zijn koffie, theezakjes hergebruiken, zijn
gewoonlijke beaujolais mengen met wijn van drie franc en als klapstuk,
het idee, echt waar, dat wat mijnheer Ibrahim een expert maakte in de
kunt van het bedriegen van de wereld, het verwisselen van eenden paté
door hondenvoer. Dankzij de tussenkomst van mijnheer Ibrahim, was de
wereld van de volwassenen gespleten, hij bood niet dezelfde een vormige
muur waar ik me tegen aanstootte, één hand reikte door een spleet. Ik
had opnieuw tweehonderd francs gespaard, dus kon ik me opnieuw als
man bewijzen. Rue de Paradis, ik liep rechtsaf over de stoep in de richting
waarin zich de nieuwe eigenares van mijn beer bevond. Ik had een schelp
bij me voor haar die ik gekregen had. Een echte schelp die uit de zee
kwam, de echte zee. Het meisje schonk me een glimlach. Op datzelfde
moment dook een man in de straat die er ratachtig uitzag,
achternagezeten door een hoer die riep: “Houd de dief, mijn tas! Houd de
dief.” Zonder een seconde te aarzelen stak ik mijn been uit. De dief ging
een paar meter verder gestrekt. Ik sprong boven op hem. De dief bekeek
me. Hij had gezien dat ik niet meer dan een kind was. Hij lachte, klaar om
me een pak slaag te geven, maar omdat het meisje steeds harder
schreeuwend aan kwam zetten kwam hij overeind en ging ervandoor.
Gelukkig hadden de kreten van de hoer me sterk gemaakt.
Pg.11
Ze naderde wankelend op haar hoge hakken. Ik gaf haar de tas, die ze
snel vastklemde tegen haar weelderige boezem en slaakte een zucht.
“Bedankt kleintje. Wat kan ik voor je doen? Zal ik je een beurt geven?” Ze
was oud. Ruim dertig. Maar mijnheer Ibrahim had me altijd gezegd: “Je
mag nooit een vrouw beledigen.” “O.K.” En we gingen weg. De eigenares
van mijn beer was razend dat haar collega me van haar stal. Toen we haar
passeerden kneep ze me in m’n oor. “Kom morgen. Ik doe het gratis voor
je. Ik wachtte niet tot de volgende dag. Mijnheer Ibrahim en de hoeren
maakten het leven met mijn vader nog moeilijker. Ik was begonnen met
een vreselijke duizelingwekkende truc: vergelijkingen. Ik had het altijd
koud als ik bij mijn vader was. Bij mijnheer Ibrahim en de hoeren was het
warmer, lichter. Ik bekeek de hoogte en diepte van de geërde bibliotheek.
Al haar geachte boeken bevatten het beste van de menselijke geest: een
inventaris van de wet, de subtiliteiten van de filosofie. Ik bekeek ze vanuit
het duister, Mozes, sluit de luiken, het licht verslond de schittering.
Daarna bekeek ik mijn vader, lezend in zijn stoel, alleen in de cirkel
lamplicht die als een geel schijnsel op de pagina’s viel. Hij werd omgeven
door de muren van wetenschap, hij besteedde niet meer aandacht aan mij
Let op: vertaling ligt zo dicht mogelijk bij Eric-Emmanuel Schmitts originele manier van schrijven in
het Frans, sommige zinnen kunnen dus lastiger te begrijpen zijn. Bedankt voor je begrip.
, dan aan een hond. Trouwens, hij haatte honden. Hij probeerde zelfs niet
me het bot van zijn kennis toe te werpen. Misschien als ik een beetje
geluid maakte. “Oh pardon.” “Mozus stil! Ik lees. Ik ben aan het werk.”
Werken, dat was een groot woord, de absolute recht vaardiging. “Sorry
pappa.” “Ah, gelukkig is jouw broer Popol niet zo.” Popol, dat was de
andere naam voor mijn onbeduidendheid. Mijn vader wierp me altijd de
herinneringen aan mijn oudere broer Popol voor de voeten als ik iets fouts
deed.
Pg.12
Popol was er ijverig op school, Popel hield van wiskunde, hij maakte nooit
de badkuip vies, pieste nooit naast de wc. Popel hield zelfs van vaders
boeken. Eigenlijk was het niet slecht dat mijn moeder met Popel was
vertrokken. Vlak na mijn geboorte, want het was al moeilijk genoeg om
tegen de herinnering te vechten, maar leven naast een perfect wezen als
Popol was teveel voor mij geweest. “Papa, denk je dat Popol van mij zou
hebben gehouden?” Mijn vader keek me aan, of beter, probeerde me
verschrikt te ontcijferen. “Wat een vraag!” was mijn antwoord: wat een
vraag! Ik had geleerd de mensen door ogen van mijn vader te bezien. Met
wantrouwen en misprijzen. Praten met Arabische kruidenier, zelfs als hij
niet Arabisch was (Want Arabisch betekende open van acht uur ‘s ochtens
tot middernacht), naar de hoeren gaan, het waren dingen die ik verstopte
ik een verborgen laatje van mijn geest, het maakte officieel geen uit van
mijn leven. “Waarom lach je nooit Momo” vroeg mijnheer Ibrahim aan me.
Dat was een echte stomp in de maag, een gemene streek, waar ik niet op
was voorbereid. “Lachen is iets voor rijke mensen, mijnheer Ibrahim, Ik
kan het niet.” Om me op te jutten begon hij juist te lachen. “Waarom denk
je dat ik rijk ben?” “U hebt altijd geld in de kassa. Ik ken niemand die
zoveel bankbiljetten voor zich ziet elke dag.” “Maar dat geld dient om mijn
handelswaren te betalen en ook de winkel. En aan het eind van de maand
houd ik maar weinig over moet je weten.” En hij lachte nogmaals als om
mij te ergeren. “Mijnheer Ibrahim, als ik zeg dat lachen een rijkeluistruc is
wil ik daarmee zeggen dat het een truc is voor gelukkige mensen.”
Pg.13
“Aha, daar vergis je je. Lachen maakt gelukkig.” “Onzin.” “Probeer het.”
“Onzin zeg ik.” “Je bent toch beleefd Momo?” “Natuurlijk, anders krijg ik
klappen.” “Beleefd is goed. Aardig zijn is beter. Probeer te lachen, snap
je?” Goed, na alles, zo vriendelijk gevraagd door mijnheer Ibrahim, die me
heimelijk een bakje uitstekende zuurkool toestopte, probeerde ik het. De
volgende dag gedroeg ik me alsof ik ’s nachts door een ziekte was
besmet: Ik lachte naar iedereen. “Nee mevrouw, ik heb mijn wiskunde
huiswerk niet begrepen.” Klets: Lachen! “Oke Mozes, ik zal het je nog
eens uitleggen.” Dat had ik nog nooit meegemaakt. Geen gescheld, geen
standje, niks! In de eetzaal… “Mag ik nog een beetje kastanje puree?”
Klets: lachen! “Ja, met witte kaas.” En ik kreeg het! Bij gym, ik beken dat
ik mijn tennisschoenen ben vergeten. Klets: Lachen! “Maar ik was op
Let op: vertaling ligt zo dicht mogelijk bij Eric-Emmanuel Schmitts originele manier van schrijven in
het Frans, sommige zinnen kunnen dus lastiger te begrijpen zijn. Bedankt voor je begrip.