Een uitgebreide samenvatting van het vak bedrijfskunde. H1 t/m 5 & 8.
Tentamenstof propedeuse/1e jaar Human Resource Management.
Boek: Toegepaste Organisatiekunde.
Samenvatting bedrijfskunde T1
1.1.1
Organisatie: menselijke samenwerking die doelgericht en blijvend is.
4 kenmerken:
- De menselijke factor/samenwerkingsvorm is belangrijk binnen een organisatie, zonder
mens bestaat de organisatie namelijk niet. De mens is ooit gaan samenwerken met anderen,
omdat de ervaring leerde dat dit sneller werkte dan individueel. Als het totale resultaat van
de samenwerking groter is dan individueel spreek je van een synergie-effect.
- Doelgericht een organisatie heeft altijd een bepaald doel. Organisatiedoelen kunnen
veranderen, maar om de eenheid binnen de organisatie te bewaren, zullen er altijd
gezamenlijke doelen moeten zijn. Belangrijke doelen zijn winstdoelstelling, of
mensenrechten.
- Continuïteit een onderneming blijft investeren om in de toekomst te blijven bestaan. Going-
concerngedachte = mensen gaan bij het nemen van managementbeslissingen uit van
continuïteit van de organisatie.
)
Gemeenschappelijke kenmerken van een organisatie:
De welvaart verhogende ondernemingen blijken een aantal essentiële gemeenschappelijke
kenmerken te hebben:
- Machtsverdeling in lagen
- Geschoold personeel
- Formele communicatie, regelgeving en methoden
- Werkverdeling naar functie
- Omschreven doelstellingen
1.1.2.
Functionele organisatie: effectief op elkaar afstemmen van activiteiten (hoe speel je het)
Institutionele organisatie: organisatie als object (tastbaar)
Instrumentele organisatie: middel waarmee we doelstellingen van de organisatie kunnen
verwezenlijken. (Middelen die je nodig hebt)
1.2
Bedrijf: organisatie die goederen en diensten voortbrengt met als doel deze op de afzetmarkt te
verkopen.
Onderneming: bedrijf dat altijd gericht is op het maken van winst.
Bedrijven zonder winstoogmerk (non-profitinstellingen) streven naar levering van goederen en
diensten voor algemeen nut tegen de laagst mogelijk prijs. Vb. hierbij is een niet geprivatiseerde
waterleidingmaatschappij. Winst is mooi meegenomen maar is geen doel op zichzelf.Bedrijven met
winstoogmerk streven naar winst.
1.3
Er zijn verschillende ondernemingsvormen. Hiermee wordt bedoeld dat men een onderneming
verschillende juridische structuur kan geven. De juridische structuur die wordt gekozen noemt men
in juridische termen rechtsvorm.Een onderneming kan toebehoren aan wat we een natuurlijke
persoon nomen; hierbij wordt een mens van vlees en bloed bedoeld die als rechtssubject wordt
aangemerkt. (dit wil zeggen drager van rechten en plichten). Wanneer een groep of organisatie als
rechtssubject wordt aangemerkt noemen we dit rechtspersoon.
1.3.1 Natuurlijke personen
1 de eenmanszaak...... 2 de maatschap.....3 vof.....4 cv.......
1.3.2 rechtspersonen
1 naamloze vennootschap (NV).............2 besloten vennootschap (BV)...............
3 coöperatie vereniging......................
,1.4.
Met productiviteit (P) van een organisatie duiden we op de verhouding tussen het bereikte/beoogde
resultaat (R). Beoogde resultaat; opbrengst van producten/ diensten.
Bij de offers; kun je denken aan de kosten voor onder andere grondstoffen of arbeid.
Productiviteit = resultaat/offers.
Productiviteit = resultaat
-------------
Offers
Productiviteit: is de verhouding tussen het bereikte resultaat en de daarvoor gebrachte offers.
Rwerkelijk
Effectiviteit= ----------
RNorm
ONorm
Efficiëntie= ----------
OWerkelijk
Hierbij volgt hoe hoger het productiviteits- getal hoe beter. Bij maximale productiviteit wordt vaak
als de norm die men in de praktijk tracht te benaderen.
Het kan aan 2 factoren liggen waardoor het niet gehaald wordt;
- Maximale resultaat is minder dan verwacht
- Gegeven orders zijn niet maximaal goedkoop kan zijn door afkeuringen van producten
Deze 2 oorzaken kan men uitdrukken in verhoudingsgetallen die we 1 effectiviteit en 2 efficiëntie
noemen.
1 effectiviteit = Resultaat werkelijk / Resultaat norm. Dit is vergelijking tussen het werkelijke resultaat
en de norm die men eigenlijk had moeten halen.
2 Efficiëntie = Offers norm / Offers werkelijk. Dit is de verhouding de offers die men eigenlijk had
mogen brengen en werkelijk gebrachte.
Waarom bestuderen
- Leidraad bij beslissingen
- Vormen visie op organisatie
- Maken bewust van omgeving van bedrijf
- Bron van nieuwe ideeën
Hoofdstuk 2 De belangrijkste stromen in de organisatiekunde
Organiseren begon al tijdens de agrarische revolutie.
Hoe zijn organisatiestromingen ontstaan?
- Pc-arbeidsethiek: geld maakt geld, geld verdienen om te investeren in je eigen
organisatie
- Kapitalisme: bijdragen aan de welvaart, mensen gaan zich specialiseren, welvaart
brengen zodat mensen meer tijd hebben voor andere dingen behalve werken
- 2e industriële revolutie: massaproductie
- Productiviteitsprobleem: produceren te veel voor wat je aankan
,2.1.1 De protestantse-christelijke ethiek ten aanzien van arbeid
Luther en Calvijn en steeds meer mensen met hen, hadden een van de middeleeuwse afwijkende
levensfilosofie. Die inhield dat men alleen door de Schepper kon worden uitverkoren voor een beter
leven in het hiernamaals indien men het leven op aarde zinvol invulde. Een sober en hardwerkend
leven was de nieuwe gedachte. Deze ethiek creëerde een nieuw tijdperk van zelfcontrole,
verantwoordelijkheid en individualisme. (1)Dit nieuwe elan leidde tot meer bedrijvigheid en de vraag
naar kennis van optimale organisatievormen.
2.1.2 het kapitalisme en de opdeling van arbeid
De achttiende eeuw was de eeuw van de opkomst van het kapitalisme, dat voor het eerst beschreven
door econoom Adam Smith. Smith omschreef de basiselementen van het kapitalisme als volgt:
1 de meest efficiënte regulering van de stroom van middelen door de maatschappij wordt bepaald
door natuurlijke wetten van vraag en aanbod en vrije concurrentie.
2 ieder individu zou vrij moeten in het vergaren
3 ieder individu zou vrij moeten zijn in het hebben van eigendomsrechten
4 de opdeling van arbeid leidt door specialisatie tot vergroting van de productiviteit
Specialisatie komt neer op opdeling van arbeid in kleinere onderdelen. Het economisch voordeel
vloeit voort uit het feit dat het personeel veel meer ervaring opdoet en daardoor uiteindelijk sneller
en beter te werk gaat. (2)Deze nieuwe aanpak had complexere organisaties tot gevolg, waardoor
men over passende organisatievormen moest gaan denken.
2.1.3 De industriële revolutie
De industriële revolutie speelde een rol bij de geboorte van klassieke organisatiekunde. Door de
uitvinding van James Watt in 1765 werd 12 jaar later massaproductie met behulp van stoomenergie
mogelijk. Hoewel de machines de productiekosten verlagen was de aanschafprijs dermate hoog dat
men in grotere verbanden moest gaan werken. (3)De toenemende werknemers vormde een derde
stimulans voor de schematische studie van optimale organisatiekunde en organisatietechnieken.
2.1.4 Het productiviteitsprobleem
De grote ontwikkelingen in de westerse cultuur, leidden tot een tijdperk van nieuwe technologieën,
een nieuw arbeidsethos en groei van individuele rijkdom. Het was echter geen gemakkelijke weg, in
plaats van geleidelijke veranderingen ontstond er aan het begin van te 20e eeuw een turbulente mix
van verschillende gedachte over technologie, ondernemingsgrootte en werkmethoden waardoor de
productiviteit achterbleef. In de VS werd deze ontwikkeling vaak als nationale chaos of het
productiviteitsprobleem omschreven. Het productiviteitsprobleem had 3 hoofdoorzaken:
1 er was een algemeen gebrek aan managementmethoden en getrainde managers.
2 men had moeite met implicaties van de nieuwe technologieën. Hierbij kunnen we denken aan
introducties van het werken aan de lopende band.
3 men had moeite met het bepalen van de juiste grootte van de nieuwe industriële organisaties om
de juiste schaalvoordelen te bereiken (de (economische) voordelen die ontstond bij het vergroten
van de productie).
De grote veranderingen riepen in de praktijk onzekerheden op. Dit leidde tot een natuurlijke vraag
naar organisatieonderzoek en –oplossingen.
Organisatiedeskundigen hebben op een veelheid van problemen en onderzoekgebieden gericht. Hun
meningen en oplossingen kunnen ingedeeld worden in de verschillende stromingen die we
aantreffen in de rest van dit hoofdstuk.
2.1.5 verschillende stromingen in de organisatiekunde
, Ontwikkelingen van organisatiekunde na de industriële revolutie. De periode waarin ze pas echt tot
bloei kwamen. De beschreven theorieën worden nog steeds toegepast en verder uitgediept.
Managers refereren bijvoorbeeld regelmatig aan klassieke theorieën als die van Taylorisme of het
bureaucratiebegrip. De ontwikkelingen van de organisatietheorie kunnen we indelen in verschillende
stromingen. De theorieën zijn altijd gebaseerd op observaties, onderzoeken en experimenten.
1 klassieke organisatiekunde
2 gedragskundige benadering
3 revisionisme
4 systeembenadering
5 contigentbenadering
6 totale kwaliteitszorg
7 de lerende organisatie
Frederick Taylor: scientific management
Modern times: lopende band
Modern times: eating machine
Frank Gilbreths: scientific management
Henri Fayol: algemene managementtheorie
Max Weber: bureaucratie paarse krokodil
De klassieke aanpak in de organisatiekunde belicht voornamelijk de rol van de manager en de
gezagsverhoudingen binnen een organisatie. Van de klassieke stromingen in de organisatiekunde
worden hier de volgende theorieën behandeld:
1 het scientific management van Taylor
2 het scientific management van de Gilbreths
3 de algemene managementtheorieën van Fayol
4 de algemene managementtheorieën van Weber
2.2.1 het scientific management van Taylor
Aan het einde van de negentiende eeuw vroeg men zich af of goede leidinggeven persoonsgebonden
is of dat men leidinggeven kan leren. Taylor was van mening dat het een kwestie van het toepassen
van wetenschappelijke verantwoorde methoden en technieken. Taylor heeft zich ingezet om
managementmethoden te bedenken:
1 ontwikkel de beste manier van het uitvoeren van een taak door de arbeider.
2 selecteer train, onderwijs en ontwikkel iedere arbeider op wetenschappelijke wijze.
3 werk samen met de arbeider en lever een stimulans (vaak geld) waardoor een arbeider zijn taak
eerder op enig juiste manier uitvoert.
4 verdeel het werk en de verantwoordelijkheden gelijkelijk over het management en de arbeiders.
Kritiek op Taylor
Ten eerste was er kritiek omdat zijn normstellingen niet zo wetenschappelijk en dus niet zo eerlijk
bepaald waren als hij claimde. Ten tweede was er geen aandacht voor de mens, omdat overtollige
arbeiders ontslagen werden. Ook ontstond er verveling door specialisatie.
2.2.2 het scientific management van de Gilbreths
Frank Gilbreth hield zich bezig met arbeidsstudie en werd bij zijn werk geholpen door zijn vrouw
Lilian, een psychologe. Bij zijn tijdsstudie onderzoekt hij gericht op de tijdsbesteding per handeling.
Methodestudie behelst onderzoek naar gebuikte versus optimale werkmethoden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller puckthoonen29. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.