Samenvatting spraak en taalstoornissen H5-10 aanvullende info college 4 (VT-BB)
80 views 6 purchases
Course
Spraak en taalstoornissen (VTBBST)
Institution
Hogeschool Marnix Academie (Marnix Aca)
Book
Logopedie en leerkracht
Uitgebreide samenvatting spraak en taalstoornis. De samenvatting bevat de toetstof voor dit vak: hoofdstuk 5-10 van logopedie en leerkracht. Ook is er aanvullende informatie van college 4 in opgenomen. Dit is na aanleiding van een opdracht tijdens het thuisonderwijs.
Spraak- en taalstoornissen
Hoofdstuk 5
5.1 casus Lyn
5.2 taal en taalverwerving
Als een kind de moedertaal verwerft leert het kind de meerdere regelsystemen van die taal
gebruiken. Verbale regelsystemen bestaan uit; een klanksysteem, woordenschat, grammatica.
In de non-verbale taal zijn intonatie en gezichtsexpressie belangrijk.
Na ongeveer 6 jaar beheerst het kind alle systemen van de moedertaal.
Als kinderen op jonge leeftijd al moeite hebben met een taal dan is VVE (voor- en vroegschoolse
educatie) geschikt.
5.2.1. Taalverwerving en gedrag
Baby’s uiten zich door oogcontact, huilen, bewegen etc. Ouders voorzien baby van levensbehoefte
(voeden) hierbij praten de ouders. De baby leert geluiden en gedrag te koppelen aan gebeurtenissen.
Als de baby ouder wordt maakt hij klanken waar de ouders op reageren, zo ontstaat er beurtgedrag.
Dit is een belangrijke start bij het leren van de moedertaal en speelt zich af in de pre linguale fase.
In de vroeg linguale fase gaat het kind taal gebruiken om zijn wensen te vervullen. Daarnaast gaat
het kind verinnerlijken, hij begeleidt zijn handelingen met taal (ook hardop).
5.2.2. Verwerving van het Nederlands als tweede taal
Meertaligheid zorgt voor taalbewustheid.
Het verwerven van een taal wordt beïnvloed door de taal van het kind zelf en de taal wat thuis
gesproken wordt. Turken en Marokkanen hebben meer moeite met de Nederlandse taal, net als
steeds meer Antillianen.
Een voorwaarde van probleemloze tweede taalverwerving is het een voldoende ondersteunende
omgeving. Als een kind minimaal één van de talen probleemloos beheerst is er geen sprake van een
taal gerelateerde stoornis.
Bij het verwerven van een tweede taal ontstaat er een tussentaal, een deel van het systeem wordt
beheerst maar nog niet helemaal. In de tussentaal worden vaak twee verschillende taalsystemen
toegepast.
5.2.3. Passieve en actieve taal
Passieve taal: het waarnemen & begrijpen van gesproken en geschreven taal.
Actieve taal: het bedenken & uiten van mondelinge en schriftelijke taal.
Taal heeft een wisselwerking, het ontvangen van passieve taal en het zenden van actieve taal.
5.2.4. Non-verbale taal
Er zijn twee vormen van non-verbale taal: zichtbare en hoorbare
Zichtbare non-verbale taal speelt een belangrijke rol in de communicatie. Onze eerste (vaak
emotionele) reactie op een gebeurtenis is meestal non-verbaal.
In het dagelijks leven wordt er veel gebruik gemaakt van non-verbale taal; zoals bijvoorbeeld
verkeersborden. Voor doven en slecht sprekende is non-verbale taal, zoals gebaren taal, van belang
om te kunnen communiceren.
, Met hoorbare non-verbale taal wordt intonatie (zinsmelodie), luidheid, spreektempo, spreekpauzes
en klemtonen bedoeld.
5.3 verbale taalontwikkeling
Kinderen leren altijd de taal eerst passief en daarna actief te gebruiken.
S.M. Goorhuis-Brouwer heeft een overzich van minimum spreekvoorwaarde gemaakt per leeftijd.
1. Veel en gevarieerd brabbelen. De variaties betreffen zowel het aantal verschillende klanken als
de melodie waarop gesproken wordt.
1½ jaar Naast de woordjes ‘papa’ en ‘mama’ nog enkele woordjes.
2. Twee woorden combineren tot korte zinnetjes, Ook nu is de woordopbouw vaak nog onvolledig.
3. Spreken in zinnetjes van drie tot vijf woorden. De opbouw van de zinnetjes wijkt nog sterk af van
die van volwassenen. Ongeveer driekwart van wat het kind op deze leeftijd zeg, is verstaanbaar
voor anderen.
4. Spreken in eenvoudige zinnetjes met al een betere zinsopbouw. Er zijn vaak nog problemen met
het meervoud en de vervoegingen van het werkwoord. Ruim driekwart van wat het kind zegt is
voor anderen verstaanbaar.
5. Spreken in redelijk goed gebouwde zinnen. Soms zijn de zinnen redelijk lang. Het taalgebruik is
vaak nog concreet. Vrijwel alles wat het kind zegt is goed te volgen.
5.3.1.1 Niveaus van verbale ontwikkeling
De volgorde van de ontwikkeling van verbale taal:
1. Fonologie: Klanken onderscheiden.
Als het kind 9 maanden is kan hij klanken van zijn moedertaal produceren. Bij 12 maanden kan
het kind enkele korte woorden spreken zoals papa en mama.
2. Semantiek: Betekenis van taal begrijpen en deze zelf toepassen.
Rond 12 maanden kan het kind woorden en korte zinnen begrijpen en reageren op zijn naam.
3. Syntaxis: De opbouw en structuur van zinnen herkennen en toepassen.
Rond 2 jaar kan het kind zinnen maken van twee of meer woorden. Het kind gebruikt non-
verbale taal om zich uit te drukken. Het kind begrijpt langere zinnen en kan opdrachtjes
uitvoeren.
4. Morfologie: De opbouw en verbuigingsregels van woorden herkennen en toepassen.
Het kind leert de regels van een taal, waarbij het de regels verkeerd toepast. (bijvoorbeeld: Er
staan twee paards in de wei)
5. Pragmatiek: taalgebruik in de interactie.
De niveaus van taalontwikkeling verlopen in deze volgorde maar door elkaar heen. Het is dus niet zo
dat niveau twee pas gebeurd als niveau één helemaal beheerst wordt.
5.3.2 Voorwaarden voor de verbale taalontwikkeling
Voorwaarde voor een optimale taalontwikkeling:
Voor het kind:
o Goed gehoor
o Behoefte aan sociaal contact
o Interesse voor omgeving
o Fysiek gezond
o Goed welbevinden
o Het waarnemen van zintuigelijke prikkels
o De wereld om zich heen steeds beter begrijpen en ordenen.
, In de omgeving is voldoende taalaanbod:
o Mensen in directe omgeving zijn stimulerend (samen praten, voorlezen, rijmpjes
zeggen etc.)
o Correct taal gebruik wat goed te volgen is.
Voldoende opleiding en financiële middelen van ouders helpen mee aan een stimulerende
taalomgeving.
Als voorwaarde niet of nauwelijks aanwezig zijn kunnen er ernstige taalproblemen ontstaan.
5.4 Taalproblemen
Taalproblemen zijn bijvoorbeeld een ernstige taalontwikkelingsstoornis, op latere leeftijd pas gaan
praten of (kinder)afasie. Dat is taalstoornis als gevolgd van hersenletsel. (wordt niet veder
behandeld in het boek). 5 tot 10% van kinderen hebben een spraak- of taalontwikkelingsstoornis.
5.4.1 Herkennen van taalproblemen
De taalstandaard van Slofstra-Bremer e.a. 2005.
Taalgedrag bij Normaal Mogelijk probleem Duidelijk probleem
3,5-4 jaar
Voorwaarden: Mondbeweging zijn Mond/tongbewegingen Mond/tongbewegingen
Gehoor, gericht en hetzelfde. zijn een beetje slap of zijn slap of gespannen.
mondmotoriek, Verstaanbaar. gespannen. Onregelmatige uitspraak,
(taal)stimulering Geen Kind niet altijd goed niet verstaanbaar.
ouders. gehoorproblemen. verstaanbaar. Kind onder controle van
Ouders hebben geen Gehoor niet helemaal KNO of AC
zorgen. goed. Ouders hebben zorgen.
Ouders hebben zorgen.
Taalbegrip
Morfosyntaxis Kind begrijpt zinnen Verkeerd of gedeeltelijk Begrijpt talige info niet of
met minimaal vier begrijpen van deels zonder aanwijzen.
zinsdelen. opdrachten. Veelvoorkomende
Lijkt slechthorend. uitingen lukken soms
Gericht op visuele beter na training.
informatie. Kind herhaalt zonder
betekenis, dat verstoort
de communicatie.
Kind lijkt soms doof of
totaal afwezig.
Semantiek/ Begrijpt gezegde / Tijdsaanduiding niet Te ruime belevingswereld
pragmatiek gevraagde o.h.a. begrepen. Te beperkte
meteen. Geen uitleg bij hoe betekenisgeving.
Begrijpt vragen. Automatisch, zonder
tijdsaanduiding. Reageert niet op taal begrip herhalen van
Begrijpt dingen uit buiten het hier en nu. woorden.
eigen Geen vragen stellen over
belevingswereld. nieuwe/onbekende
Reageert met uitleg bij dingen.
een hoe vraag.
, Taalproductie Normaal Mogelijk probleem Duidelijk probleem
Morfosyntaxis Samengestelde zinnen Zinnen 3+ zinsdelen. Zinnen max 2 zinsdelen.
met 3+ zinsdelen. Geen samengestelde Non-verbaal sterker.
3+ woorden in zinnen. Altijd dezelfde Wilt/kan niet spreken.
woordgroep. zinsconstructie. Woordgroepen van max 2
Gebruik tt, vd, ovd On afgemaakte zinnen. woorden.
(fouten zijn normaal). Woordgroepen van 3+ Vragen incorrect.
Vragen stellen in woorden.
concrete vorm. Weinig vervoegingen van
hoofdwerkwoorden.
Vraagvorm incorrect.
Semantiek Als, dan-constructie. Weinig variatie in inhoud Veel lege woorden.
Volgorde gebruiken en woordgebruik. Onbegrijpelijk.
(toen). Lege woorden (die, dit Te ruime betekenis.
deze etc.) Echolalie (herhalen zonder
begrip)
Non-verbaal Toont behoefte om te Makt gebaar bij bepaald Vlakke expressie.
praten, door praten en woorden, dit lijkt spraak Onbegrijpelijk, kind uit
gebaren op te roepen hierbij frustratie.
Pragmatiek Kind en volwassen Kind staat beurt niet af en Kind is opvallend dominant
hebben gelijk aandeel neemt de beurt niet. of afwachtend.
in een gesprek. Geen opbouw in een Uitingen zijn niet passend
Praten buiten hier en gesprek. en verwarrend.
nu. Weinig toegankelijk voor Klankreeksen die
Zelfverbetering. gesprekken. betekenisloos zijn.
Kind vraagt om Reageert niet op dingen Duidt zichzelf aan met jij
expliciete aandacht. buiten het hier en nu, en de ander met ik, draait
Spreekt verschillende praat uitsluitend in het hier en daar om.
zinnen achter elkaar. hier en nu.
Fonologie
Woord- en Vlot zeggen van meer Ontbreken van Alleen woorden met 1 of 2
syllabestructuu dan drie lettergrepen. lettergrepen. lettergrepen, alle langere
r Klankcombinaties Medeklinkercombinaties woorden ingekort.
komen voor (kl, st, nt) aan het begin van een Medeklinkercombinatie
woord nauwelijks aan het begin van een
aanwezig woord niet aanwezig.
Klankstructuur Vereenvoudigings- Vereenvoudigings- Vereenvoudigings-
processen komen voor, processen fronten en processen overheersen de
zoals: stopping. spraak.
-Fronting Hoorbaar verschil tussen Backing.
-Stopping klanken (plaats, nasaal,
Duidelijk verschil duur, stem)
hoorbaar tussen
klanken.
5.4.2 Problemen met her verwerven van het Nederlands als tweede taal.
Bij NT2-kinderen en volwassen kunnen er op alle taalniveaus problemen ontstaan. De opbouw van
het lexicon (de woordenschat) zorgt voor communicatieve problemen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Renee2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.