Complete, bondige en duidelijke samenvatting van alle literatuur (Risjord en artikelen), hoorcolleges en werkgroepen van het vak wetenschapsfilosofie. Handig voor het tentamen en je paper!
College aantekeningen Wetenschapsfilosofie (WF) Philosophy of Social Science, ISBN: 9780415898256
VOLLEDIGE samenvatting Wetenschapsfilosofie 2021
All for this textbook (7)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Bestuurs- en Organisatiewetenschap
Wetenschapsfilosofie (USG2030)
All documents for this subject (16)
4
reviews
By: lopdam • 8 months ago
By: luisagroen1 • 2 year ago
By: studentel • 2 year ago
By: mirandaekkel • 3 year ago
Seller
Follow
uustudent1
Reviews received
Content preview
Samenvatting Wetenschapsfilosofie
Week 1. Introductie __________________________________________________________________ 2
Risjord: H1 Introduction ______________________________________________________________ 2
Week 2. Naturalisme vs. interpretativisme ________________________________________________ 3
Risjord: H3 Theories, interpretations and concepts _________________________________________ 3
Risjord: H4 Interpretive methodology ___________________________________________________ 6
Risjord: H9.2 Are there social scientific laws? ______________________________________________ 7
Week 3. Redeneren vs. waarnemen ______________________________________________________ 8
Ladyman: H2 The problem of induction and other problems of inductivism (alleen inleiding en 2.1) ___ 8
Ladyman: H3 Falsification _____________________________________________________________ 9
Basso et al.: Hypothetical models in social science _________________________________________ 10
Week 4. Structuur vs. agent ___________________________________________________________ 13
Risjord: H6 Reductionism: structures, agents and evolution _________________________________ 13
Durkheim: H1 What is a social fact? ____________________________________________________ 16
Rosenberg: H8 inleiding + Hegel’s philosophy of history + Marxism and meaning + Foucault and Bourdieu
on the cultural superstructure ________________________________________________________ 16
Week 5. Waardevrijheid vs. normativiteit ________________________________________________ 19
Risjord H2. Objectivity, values, and the possibility of a social science __________________________ 19
Rosenberg H8. Critical theory _________________________________________________________ 22
Week 6. Ethiek van onderzoek - consequentialisme vs. deontologie ____________________________ 23
Rosenberg H13. Research ethics in social inquiry __________________________________________ 23
1
,Week 1. Introductie
Risjord: H1 Introduction
Domeinen in de filosofie van sociale wetenschappen:
- Waarde theorie: Vragen over de bron en rechtvaardiging van waarden, regels en normen.
o Wat maakt bepaald handelen moreel toelaatbaar of een schilderij goed?
- Epistemologie: Kennisleer.
o Wat is kennis? Welke rol speelt kennis? Hoe kom je tot kennis?
o Wat is kennis en hoe wordt kennis gerechtvaardigd?
- Metafysica: Vragen over hoe de werkelijkheid in elkaar zit, waarbij het vooral ingaat op de niet-
zintuiglijke waarnemingen.
o Wat zijn oorzaken? Zijn mensen vrij? Wat betekent rationeel zijn? Hoe kom je tot… etc.
- Ontologie (onderdeel van metafysica): Zijnsleer. Vragen naar de fundamentele kenmerken van de
wereld.
o Is er “iets”? Hoe is “iets”? Hoe zit de werkelijkheid in elkaar?
Wetenschapsfilosofie gaat niet in op de vraag hoe iets feitelijk is, maar juist op hoe iets zou moeten zijn.
Het heeft betrekking op de verschillende aspecten die onderzoek beïnvloeden en onderzoek vormgeven.
2
,Week 2. Naturalisme vs. interpretativisme
Kernvraag: Bestaat er een objectieve sociale werkelijkheid?
- Ontologische vraag: Wat is de aard van de werkelijkheid / het zijn?
Naturalisme:
- Modelleert sociale wetenschap op natuurwetenschap (hetzelfde soort kennis die je wil vergaren,
dezelfde aanpak en benadering).
- Veronderstelt het bestaan van een sociale werkelijkheid los van de waarnemer. Je wil als
onderzoeker de werkelijkheid achterhalen, dus hoe vaak en waarom gebeuren bepaalde gegeven
feiten?
- Kernvraag: Hoe kunnen we de sociale werkelijkheid zo objectief mogelijk kennen? Bijv. hoe kun je
aantonen dat er een bepaald verband in de werkelijkheid ook echt is?
- Ambitie: Het formuleren van (causale) wetmatigheden (objectieve sociale werkelijkheid)
(overeenkomstig met natuurwetenschap).
Interpretativisme:
- Stelt dat sociale wetenschap fundamenteel anders is dan natuurwetenschap.
- Gaat ervan uit dat de sociale werkelijkheid wordt geconstrueerd door mensen. Bepaalde
concepten zijn er alleen omdat er mensen zijn die het zo noemen, dus het is geen objectief
gegeven.
- Kernvraag: Hoe kunnen we de subjectieve betekenis die mensen geven kennen? Bijv. wanneer
geldt iets als een inbraak en wanneer niet?
- Ambitie: Het begrijpen van sociale betekenissen (niet achterhalen van causale verbanden). Hoe
komt het dat bepaalde betekenisconstructies anders zijn dan andere?
Discussie over interpretatie:
- Wat vraagt om interpretatie? Je bent geneigd om dingen die je als vanzelfsprekend ziet niet met
interpretatie te koppelen. Maar misschien zouden we vanzelfsprekendheden ook moeten
onderwerpen aan interpretatie…
- Als je de bedoeling weet, weet je niet altijd de betekenis. Soms is de bedoeling vaag of soms heeft
iets onbedoeld een bepaalde betekenis. Dus interpretatie is nodig.
- Het risico van over-interpretatie houdt in dat je meer betekenis toekent aan iets dan het werkelijk
heeft. Zo wil je alle elementen van een object sluitend maken, maar dan ken je dus betekenis toe
aan elk element. Dat leidt tot over-interpretatie.
- Interpretatie en relativisme: Als je ervan uitgaat dat alles een zinvolle betekenis heeft binnen het
referentiekader van de persoon, ga je betekenissen laten afhangen van het referentiekader van de
andere (relativisme > de standaard voor wat waar is hangt af van je referentiekader). Maar aan de
andere kant kun je ook niet elk standaard accepteren, maar het juist zelf interpreteren
(interpretativisme).
o Bijv. Mensenrechten: Universeel standaard en algemeen geldend (interpretativisme) vs.
relatief aan culturen zoals China tegenover NL (relativisme)
Risjord: H3 Theories, interpretations and concepts
Problems of “construct validity”: Vragen zoals waarom zouden bepaalde antwoordpatronen van
vragenlijsten ergens voor staan? Waarom zou een hogere score X betekenen?
- Realisme: Het doel van wetenschap is het ontdekken van waarheden, inclusief mechanismen en
entiteiten die niet direct te observeren zijn.
o Construct validity bij realisme: Een valide construct is een construct die meet wat het
moet meten. De kenmerken uit de echte wereld moeten overeenkomen met theoretische
concepten of constructen, en valide testen (bijv. enquête) kunnen deze meten.
3
, o Een theorie moet opgaan voor alle observaties én theoretische concepten moeten
overeenkomen met de verborgen eigenschappen en structuren.
▪ Kritiek van instrumentalisme: Alleen observaties kunnen antwoord bieden, dus dit
is onmogelijk.
- Anti-realisme: Het doel van wetenschap is niet het ontdekken van waarheden of theorie-
onafhankelijke feiten, want wetenschap kan de realiteit niet correct weergeven. Ze zijn sceptisch
over de kenbaarheid van de wereld (metafysica).
o Construct validity bij instrumentalisme: Een valide construct is een construct die
observaties vereenvoudigt en systematiseert en die nauwkeurige toekomstvoorspellingen
mogelijk maakt. Het is niet belangrijk dat ze de realiteit correct weergeven, maar wel dat
ze fenomenen kunnen verklaren en voorspellen.
▪ Kritiek van realisme: Je kunt niet iets meten en tegelijkertijd beweren dat het niet
bestaat (bijv. agressie). Daarnaast moet het meetinstrument een causaal verband
hebben met hetgeen gemeten wordt, zodat de meetscore verandert als het ding
verandert. Beide worden door het instrumentalisme geschonden.
Verschillende vormen van anti-realisme:
- Instrumentalisme (naturalistische vorm van anti-realisme):
o Valide onderzoek draait niet om ‘waarheid’ van theorieën of begrippen (of ze juist zijn),
maar wel om het simplificeren en systematiseren van de observaties om accuraat het
verschijnen van bepaalde fenomenen te voorspellen.
▪ Kennis, wetenschap (theorieën en begrippen) en moraal zijn
middelen/instrumenten om ons aan de wereld aan te passen, de wereld te
beheersen en te veranderen.
o Een realist wil weten of een theoretisch construct echt overeenkomt met verborgen
eigenschappen of structuren, terwijl een instrumentalist met modellen (waarin
observaties verwerkt zijn) probeert te voorspellen.
o Bijv. IQ-test, Cronbach’s alfa (worden gebruik omdat bepaalde aspecten van de
werkelijkheid (zoals intelligentie) alleen indirect observeerbaar zijn)
o Kritiek van realisme op instrumentalisme:
▪ Inconsistentie: Een voorwaarde voor het meten van eigenschappen van een
entiteit is het bestaan ervan. Bijv. je kunt niet zeggen dat een instrument agressie
meet en tegelijkertijd zeggen dat agressie niet bestaat.
▪ Een meetinstrument moet causaal gerelateerd zijn aan de dingen die gemeten
worden, zodat veranderingen in het object veranderingen in het instrument
veroorzaken. Instrumentalisme ontkent causaliteit, waardoor verschillen in bijv.
testscores betekent dat er verschillende dingen gemeten zijn, waardoor de meting
irrelevant is in theorie en praktijk.
- Sociaal constructivisme (interpretativistische vorm van anti-realisme):
o De werkelijkheid en wetenschappelijke ‘feiten’ (concepten en theorieën) worden
geconstrueerd door sociale interactie- en onderhandelingsprocessen. Deze zijn doordrenkt
van politieke, morele en economische belangen.
Natural kinds & nominal kinds zetten sociaal constructivisme kracht bij:
- Natural kinds: Natuurlijke objecten, die je herkent aan inherente eigenschappen, oftewel objectief
observeerbare kenmerken. Bijv. goud is goud en bestaat uit bepaalde atomen. Objecten aangeduid
met deze term delen een cluster van eigenschappen.
o Volgens constructivisme: Natural kinds zijn sociale gebeurtenissen (= social kinds), omdat
ze een objectieve waarde krijgen als ze ontstaan. Bijv. revoluties, huwelijken, instituties
(Apple), statussen (getrouwd, politie, werknemer van Microsoft), etniciteit, gender, etc.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller uustudent1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.83. You're not tied to anything after your purchase.