Het startpunt is artikel 1 Sv: strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet
voorzien. Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel is hierin verwoord. Het moet bij “wet”
gaan om een wet in formele zin. In het Sv heb je ook vormen van delegatie (art. 61a lid 3
Sv, 51b lid 5 Sv). Die aspecten worden dan geregel bij AMvB en dan is de Tweede Kamer
daar in principe niet meer bij betrokken.
Bij het nieuwe WvSv willen ze een erkenning van de toename van regelingen van het
strafprocesrecht in lagere wetgeving zoals AMvB’s. Het uitgangspunt moet zijn dat de
kern van duurzame strafvorderlijke normeringen in het wetboek zit. Daarbuiten dient
AMvB als instrument te gelden.
Opsporing
Artt. 140 e.v. Sv. Hieruit blijkt in ieder geval wie is belast met opsporing. Personen met
de opsporing belast zijn de gewone opsporingsambtenaren (art. 141 Sv). In artikel 142
Sv staan de buitengewone opsporingsambtenaren. Alle personen met opsporing belast
zijn opsporingsambtenaren. Met opsporing zijn belast de gewone
opsporingsambtenaren:
- de officieren van justitie (met name door het geven van bevelen aan overige
opsporingsambtenaren)
- ambtenaren van de politie als bedoeld in de Politiewet
- sommige militairen van de marechaussee
- bijzondere opsporingsdiensten
De taak staat in artikel 3 Politiewet: de politie heeft tot taak om te zorgen voor
daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die dit
behoeven. De politie opereert onder het gezag van de OvJ (art. 132a Sv en 12 Politiewet)
wanneer het gaat om strafrechtelijk optreden. Opereert de politie in het kader van de
openbare orde dan is het de burgemeester die het gezag heeft (art. 11 Politiewet).
Officier van justitie
In de praktijk is de OvJ eigenlijk alleen bij grote en spraakmakende zaken betrokken bij
inhoud en inrichting van het onderzoek. Hij wordt in de meeste zaken vaak alleen
incidenteel ingeschakeld als zijn medewerking nodig is voor de toepassing van bepaalde
dwangmiddelen of opsporingsbevoegdheden.
Ambtenaren van de politie
Het kan om drie categorieën ambtenaren van de politie gaan:
1. Ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (art. 2 onder a
Politiewet)
2. Vrijwillige ambtenaren aangesteld voor de politietaak (art. 2 onder c Politiewet)
3. Ambtenaren van rijksrecherche die zijn aangesteld voor de politietaak (art. 2 onder d
Politiewet)
Laatste zijn belast met onderzoeken binnen de politie en ambtelijk apparaat met
oriënterende onderzoeken.
Marechaussee
Dit zijn opsporingsambtenaren met een beperkte taak. Hun taken staan in art. 4
Politiewet: de uitoefening van de politietaak t.b.v. strijdkrachten en de uitvoering van de
politietaak op Schiphol. Ook bestrijding van mensensmokkel en fraude met reis- of
identiteitsdocumenten is hun taak. Toch is de marechaussee bevoegd tot het opsporen
van alle strafbare feiten, ook al doen ze dit in de praktijk niet. De marechaussee kan
verder ex art. 57 Politiewet optreden voor bijstand (bijv. bij grote demonstratie waarbij
1
,geweld is te verwachten).
Bijzondere opsporingsdienst
Deze ambtenaren hebben een beperkte taak. Ze houden zich bijv. bezig met hygiëne
binnen een restaurant of zo. Ze zijn daarnaast wel opsporingsambtenaren, dus hebben
opsporingsbevoegdheid. In de praktijk houden ze zich met 1 ding bezig maar wettelijk
gezien zouden ze een fietsendiefstal mogen opsporen, net als alle andere strafbare
feiten.
De Politiewet is niet van toepassing op die ambtenaren van bijzondere
opsporingsdiensten. Ze hebben eigen algemene wet (Wet op bijzondere
opsporingsdiensten). Ex art. 3 van die wet kan de OvJ hun taken uitbreiden door de
opsporingsdienst te belasten met de opsporing van andere feiten die niet op het
beleidsterrein van hun minister zijn gewezen. Zonder zo’n bepaling van de OvJ zijn ze in
principe gebonden zich te onthouden van opsporing op andere terreinen dan waarvoor
zij de taak hebben gekregen.
Soorten opsporingsdiensten
Belastingdienst/FIOD
Dit is gekoppeld aan het ministerie van Financiën. Ze zijn bevoegd tot doorzoeking
woning en bedrijfspand en mogen gebruik maken van bevoegdheden wet inzake
Rijksbelastingen. Artikel 80 lid 4 AWR doet afbreuk aan het gezag van de OvJ (tot op
zekere hoogte). De OvJ geeft geen bevelen aan opsporingsambtenaren ex art. 148 lid 2
Sv in zaken waarin het bestuur van de belastingdienst het proces-verbaal van een zaak
niet aan de OvJ heeft gestuurd. Het bestuur heeft hierin namelijk vrijheid (art. 80 lid 2
AWR). Niettemin is de OvJ in de praktijk wel nauw betrokken bij de opsporing van
fiscale delicten.
Inspectie SZW/DO
Directie Opsporing van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Verder: Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en Nederlandse Voedsel en
Warenautoriteit (NVWA)
Dit zijn allemaal 141 Sv algemene opsporingsambtenaren. Ze kunnen elk denkbaar
strafbaar feit opsporen en ze mogen dwangmiddelen en bevoegdheden inzetten.
Buitengewoon opsporingsambtenaar
De buitengewone opsporingsambtenaren zijn de boa’s. Ze zijn niet belast met de
Politietaken vallen niet onder de Politiewet. Ze zijn ook niet in dienst van de BOD
(bijzondere opsporingsdienst). Soms zijn bepaalde delen van de Politiewet wel van
overeenkomstige toepassing verklaard. Boa X werkzaam op terrein Y valt onder de
Politiewet bijvoorbeeld. Hij kan een geweldsbevoegdheid hebben (art. 7 lid 1 Politiewet).
Boa’s kunnen hun opsporingsbevoegdheid ontlenen aan de wet (art. 142 lid 1 sub c Sv)
of aan een akte van opsporing die aan hen is verleend (art. 142 lid 1 sub a Sv). Boa’s zijn
andere ambtenaren dan ambtenaren van de vier bijzondere opsporingsdiensten. Indien
ze hun bevoegdheid ontlenen aan een akte (lid 1 sub c Sv) zijn ze alleen ten aanzien van
de in die akte bedoelde feiten bevoegd tot opsporing. Hun taak is dus beperkter dan die
van een gewone opsporingsambtenaar (hij is bevoegd ten aanzien van alle strafbare
feiten opsporingshandelingen te verrichten). Indien bepaald is dat de taken van de boa
ook andere dan in art. 142 lid 1 sub c Sv bedoelde taken omvatten, hebben ze wel
bredere taken. Het is zelfs mogelijk dat bepaald wordt dat hun taken de opsporing van
alle strafbare feiten omvat (art. 142 lid 3 Sv).
De regelgeving omtrent de boa staat volgens art. 142 lid 4 Sv in AMvB’s.
Een boa is (art. 142 Sv):
2
,- personen aan wie door de minister of college van procureurs-generaal een akte van
opsporingsbevoegdheid is verleend;
- meerderjarige persoon, behorend tot de door de minister van V&J aangewezen
categorieën of eenheden
- personen die bij or krachtens bijzondere wet met de opsporing van de daarin bedoelde
strafbare feiten worden belast, met uitzondering van de opsporingsambtenaren van de
bijzondere opsporingsdiensten.
Door de gemeente aangestelde toezichthoudende ambtenaren kunnen bijv. de kwaliteit
van opsporingsambtenaar bezitten. Een belastingambtenaar kan dit ook (voor zover hij
niet tot de FIOD behoort).
Week 2A
Voorbeelden van methoden die niet geregeld zijn in het Wetboek van Strafvordering:
- Getuigenverhoor politie
- Inzet speurhonden
- Vingerafdrukken ter plaatse delict
- Incidenteel observeren en schaduwen van personen (stelselmatig volgen staat er wel
in)
Incidenteel observeren is bijv. wanneer de politie random op straat loopt en denkt een
gezochte persoon te herkennen, hem volgt en wat kenmerken noteert.
Opvatting wetgever 1926
Uitgangspunt van de wetgever was destijds dat de enkele formele toekenning van
opsporingsbevoegdheden meebrengt dat het feit dat je wordt aangewezen als
opsporingsambtenaar maakt dat hij alle activiteiten mag verrichten die in redelijkheid
als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt voor het doel opsporing. Toekenning van
opsporingsbevoegdheid staat in art. 141/142 Sv.
Toen stond het afnemen van vingerafdrukken op de plaats delict nog niet in het wetboek
van Sv in 1926 en dat is nu ook nog niet het geval. In 1909 werd al voor het eerst
iemand veroordeeld op basis van vingerafdrukken. De wetgever was van mening dat art.
141/142 Sv ontoereikend waren voor bevoegdheden die inbreuk maken op de rechten en
vrijheden van burgers, zoals geregeld bij de grondwet. Inbreuk op die grondrechten mag
indien dit voorzien is bij wet bij formele zin. Sv is daarom in overeenstemming met de
Grondwet: inbreuk op de grondrechten mag, mits zij in Sv of in een andere wet staan.
De wetten uit 1926 kenden nog niet de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Een algemeen grondrecht daarvoor bestond ook nog niet. Dat werd pas in 1983 gedaan.
Na 1926 kwamen ook technologische ontwikkelingen meer in beeld.
Artikel 8 EVRM
Artikel 8 kan ervoor zorgen dat de staat wordt verplicht om bij te dragen aan
beschermen van het privé leven. Ook kan het voorkomen dat de staat zich inmengt in
het privé leven van burgers.
1. Is er sprake van een inbreuk door een overheidsorgaan?
- Is het een inbreuk op de privacy?
3
, - Heeft de overheid die inbreuk gepleegd? (M.M./Nederland)
2. Is de inbreuk toelaatbaar of gerechtvaardigd?
- Is de inbreuk bij de wet voorzien (legaliteit/verbod willekeur)
- In een democratische samenleving noodzakelijk?
- In het belang van de nationale veiligheid/openbare veiligheid/economisch
welzijn/voorkomen wanordelijkheden of strafbare feiten/bescherming gezondheid of
goede zeden?
Schending van nationaal recht is per definitie al schending privacy, ook al is de
nationale wet vele malen strikter en beperkter dan nodig is volgens het EVRM. Het
EVRM zegt dat een inbreuk ‘in accordance to law’ moet zijn en “law” is een ruimer
begrip dan “wet”, zoals het in Nederland vertaald is. Het kan dus eigenlijk een wet n
formele zin zijn, materiële zin, jurisprudentierecht, etc. ‘Wet’ in de zin van de
Nederlandse vertaling van “law” hoeft geen wet in formele zin te zijn. Er dient in ieder
geval een basis te zijn in het nationale recht voor schending van privacy. De basis dient
er niet alleen te zijn, maar ook aan een zekere kwaliteitseis te voldoen.
Denk aan eisen van toegankelijkheid, voorzienbaarheid en voorkomen willekeur.
Gedacht vanuit het EVRM mag het niet zo zijn dat de nationale wet zo vaag en algemeen
is geformuleerd dat de overheid feitelijk mag doen wat hij wil.
Bij eisen van voorzienbaarheid is het niet de bedoeling dat de burger ervan op de hoogte
moet worden gesteld dat hij vanaf een bepaalde datum afgetapt gaat worden. Wel moet
de burger kunnen inschatten wanneer hij mogelijk afgetapt kan worden. Verder moet
duidelijk zijn waar de drempels liggen en wat de rechten van de burger zijn.
M.M./Nederland
Advocaat klaagde bij EHRM in verband met schending van privacy in NL. Advocaat was
in NL vervolgd en veroordeeld voor het plegen van ontucht. Toen een van zijn cliënten in
voorarrest zat, had hij de vrouw van zijn cliënt thuis opgezocht en aangerand. Het
slachtoffer wilde eerst geen aangifte doen. Politie suggereerde dat zij de
telefoongesprekken met die advocaat opnam. Op basis hiervan kon de advocaat worden
veroordeeld. De telefoongesprekken werden niet door de feitenrechters gebruikt. Er was
in dit geval wel sprake van inbreuk op privacy, maar het is niet gepleegd door en
overheidsorgaan, werd er gezegd. De politie was in dit geval slechts behulpzaam in een
zaak waarin het normaliter niet eenvoudig is om bewijs te leveren. Toen de advocaat
binnen kwam heeft de vrouw zelf het apparaat bediend. De overheid maakte daarom niet
inbreuk op de privacy, maar de vrouw. De politie hielp haar alleen maar.
EHRM zei echter dat hier wel degelijk sprake is van een inbreuk op de privacy, omdat
de politie een belangrijke bijdrage had geleverd aan de uitvoering van dat plan om
bewijs aan te dragen. Of dat nu wel of niet als bewijs is gebruikt doet niet toe voor
privacy schending. Indien het Hof hier anders over zou oordelen, zou dit de deuren open
zetten voor het overlaten aan burgers van afluisteren van anderen, om zo toch
telefoongesprekken af te luisteren maar te voorkomen dat de overheid hiermee op de
vingers wordt getikt.
Inbreuk in democratische samenleving noodzakelijk
Hier staat steeds centraal of het strafrechtelijke doel de middelen heiligt. Het begrip
‘noodzakelijkheid’ wordt ingevuld met de vraag of een dringende sociale behoefte heeft
bestaan aan de inbreuk. Verder moet de inbreuk ook proportioneel zijn geweest.
Er moet een nationale rechter zijn die de inbreuk onafhankelijk beoordeelt. Hij moet
kijken of er serieus naar de zaak is gekeken door mensen wat betreft verzoeken door
machtiging en dat er niet gewoon een computer is die de inbreuk heeft goedgekeurd.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samantha2807. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.