Lichaam/natuurkunde
Kenmerken, eigenschappen en functies van spieren
Spierbevestiging
Origo (spieroorsprong) – het begin van een spier. Op deze plek is de spier over het algemeen het
minst bewegelijk.
Insertio (spieraanhechting) – het einde van de spier.
Aan het uiteinde van een spier liggen één of meerdere pezen, peesbladen of bindweefselvezels.
Pezen en peesbladen bestaan uit bindweefsel met collagene vezels.
Spiervormen
Spiervormen kunnen we indelen naar:
- Het aantal spierhoofden
- Het aantal spierbuiken
- Het aantal pezen
- De vorm
Spierhoofden
Er zijn één- en meerhoofdige spieren. Eenhoofdige spieren hebben één oorsprongsplaats
bijvoorbeeld: bovenlipheffer en slanke dijbeenspier.
Meerhoofdige spieren hebben twee of meer oorsprongsplaatsen bijvoorbeeld: trompetspier en de
vierhoofdige dijbeenspier.
Spierbuiken
Een spierbuik is het dikste gedeelte van de spier. Het is een elastisch gedeelte. De oorsprong- en
aanhechtingsplaats van een spier zijn minder elastisch, omdat ze uit vast bindweefsel bestaan
(pezen).
Er zijn éénbuikige en meerbuikige spieren. Éénbuikige spieren hebben één spierbuik bijvoorbeeld
deltaspier en de tweehoofdige armspier. De meeste spieren in het gelaat zijn meerbuikige spieren.
Meerbuikige spieren hebben twee of meer spierbuiken bijvoorbeeld tweebuikige kaakspier en rechte
buikspier.
Aantal pezen
Er zijn eenpezige en meerpezige spieren. Eenpezige spieren hebben één aanhechtingsplaats
bijvoorbeeld grote jukbeenspier en driehoofdige armspier. Meerpezige spieren hebben meerder, van
elkaar gescheiden aanhechtingsplaatsen bijvoorbeeld de halfvliesachtige spier.
Vorm
- Waaiervormige spieren – hebben een grote waaiervormige oorsprongplaats bijvoorbeeld
slaapkauwspier en de deltaspier.
- Kringspieren – liggen kringvormig om een opening en zorgen ervoor dat de opening kan
sluiten en openen door samentrekking en ontspanning bijvoorbeeld oogkringspier en de
anusspieren.
- Platte spieren – hebben een platte spierbuik en een lange oorsprong en aanhechting
bijvoorbeeld de buikspieren en de voorhoofdspier.
,Spierfuncties
Het overbrengen van een prikkel naar een zenuw noemen we innervatie. Dit is een functie van de
spieren.
Isometrische spiercontracties – hierbij spant de spier zich aan, maar de lengte van de spier verandert
niet.
Isotonische spiercontracties – hierbij blijft de spanning van de spier hetzelfde en verandert de lengte
van de spier. Hierdoor kan een gewricht bewegen.
Eigenschappen van spierspanning, -denegratie en -
contractie
Spiertonus
De spiertonus is de basisspanning van de spier in rusttoestand. Deze basisspanning ontstaat doordat
verschillende delen van de spier voortdurend samentrekken. De spiertonus houdt delen van het
skelet in stand. De spiertonus staat onder invloed van onwillekeurige zenuwstelsel.
Hypertonische spier
Een hypertonische spier heeft een te hoge spiertonus. Het kan ontstaan door veel spiergebruik of
nervositeit.
Hypotonische spier
Een hypotonische spier heeft een te lage spiertonus. Het kan ontstaan door onvoldoende gebruik van
de spier, ziekte, ouderdom, slaaptekort of vermoeidheid.
Spieratrofie
Het verschrompelen van de spier.
Innervatie
Het overbrengen van een prikkel naar een spier.
Isometrische spiercontractie
Is het samentrekken van spieren. Bij een isotonische spiercontractie blijft de spanning van de spier
hetzelfde en verandert de lengte van de spier. Hierdoor kan een spier een gewricht laten bewegen.
Deze spiercontractie komt voor bij spieren met een bewegingsbank. Bij een isometrische
spiercontractie spant de spier zich aan maar verandert de lengte van de spier niet. Bij langdurig
stilstaan (van de strekkers van de romp en de benen).
Myogelosen
Myogelosen zijn verhardingen in het spierweefsel. Dit komt door slechte doorbloeding. Dit komt
onder andere door ophoping van melkzuur en bij verkeerd spiergebruik. Ze komen voor op plaatsen
waar de spier slecht doorbloed is.
Eigenschappen van spierwerking en – bewegingen
Spierwerking
- Agonisten – is een buigende spier die beweging veroorzaakt.
- Synergisten – zijn spieren die bij samentrekking elkaars werking ondersteunen. Ze
veroorzaken een beweging in dezelfde richting.
- Antagonisten – is een strekkende spier die tegen de beweging door een agonist inwerkt.
, Spierbewegingen
- Abduceren – van het lichaam afvoeren
- Adduceren – naar het lichaam toe voeren
- Exoroteren – het buitenwaarts draaien van een lichaamsdeel
- Endoroteren – het binnenwaarts draaien van een lichaamsdeel
- Extenseren – het strekken van een lichaamsdeel
- Flexeren – het buigen van een lichaamsdeel
- Proneren de handpalm naar beneden draaien, waarbij de duim naar het lichaam wijst
- Supineren – de handpalm naar boven draaien, waarbij de duim van het lichaam af wijst
Werking van de spierstofwisseling
Aërobe processen
Een proces waarbij energie uit glucose wordt vrijgemaakt, waar zuurstof bij nodig is.
Anaëroob processen
Als er te weinig zuurstof is, kan het vrijmaken van energie uit glucose ook zonder zuurstof
plaatsvinden. Hierbij ontstaat melkzuur, dat als afvalstof via het bloed wordt afgevoerd. \
Het verloop en de werking van de verschillende
schouder – en rugspieren
Monnikskapspier (musculus trapezius)
- Bestaat uit: een hoofd-/halsgedeelte, een schoudergedeelte en een ruggedeelte.
Hoofd-/halsgedeelte
- Oorsprong: aan het achterhoofdsbeen en aan de doornuitsteeksels van de bovenste
halswervels.
- Aanhechting: aan het buitenste uiteinde van het sleutelbeen.
- Werking: het hoofd-/halsgedeelte van de monnikskapspier beweegt de schouderbladen naar
binnen en omhoog.
Schoudergedeelte
- Oorsprong: aan de doornuitsteeksels van de onderste halswervels en de bovenste
borstwervels.
- Aanhechting: aan de schouderbladkam en de schoudertop
- Werking: het schoudergedeelte van de monnikskapspier trekt het schouderblad naar binnen
en omhoog.
Ruggedeelte
- Oorsprong: aan de doornuitsteeksels van de onderste borstwervels.
- Aanhechting: aan de onderkant van de schouderbladkam.
- Werking: het ruggedeelte van de monnikskapspier trekt het schouderblad omlaag.
De brede rugspier (musculus latissimus dorsi)
- Is een oppervlakkige spier en vormt de achterzijde van de oksel.
- Oorsprong: aan de onderste 4 ribben, de doornuitsteeksels van de onderste borstwervels en
aan het lendenpeesblad en de darmbeenkam.
- Aanhechting: aan de kam van de kleine opperarmbeenknobbel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tamaraklaasse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.