Hoofdstuk 23 Leren lezen en spellen
Inleiding
Geschreven taal bepaalt het dagelijks leven van vrijwel alle mensen op aarde, omdat de
meeste informatie wordt via tekst verspreid, zoals in kranten en boeken, en via reclame.
Goed kunnen lezen en spellen is dus een belangrijke vereiste om succesvol in de westerse
maatschappij te kunnen participeren. Toch is de leesvaardigheid van een groot deel van de
Nederlandse bevolking dermate beperkt dat zij als functioneel analfabeet te boek staan,
ondanks het feit dat zij minimaal zes jaar onderwijs hebben genoten. Functioneel
analfabetisme wil zeggen dat het lees- en schrijfniveau zodanig laag is dat het
maatschappelijk functioneren ernstig in het geding is.
Een geschiedenis van geletterdheid
Vroeger waren lezen en schrijven niet vanzelfsprekend. Aanvankelijk kon alleen de
geestelijkheid lezen en schrijven, maar aan het eind van de middeleeuwen hadden ook de
hogere adel en rijke kooplieden deze vaardigheden verworven. Pas na de uitvinding van de
boekdrukkunst aan het einde van de 15e eeuw, ontstond de mogelijkheid om gedrukte
informatie op grote schaal te verspreiden wat voor een snelle toename van het aantal
geletterden zorgden. In de 17e eeuw kon ongeveer de helft van de mensen lezen en
schrijven. Aan het eind van de 19e eeuw had meer dan 95% van de Nederlandse bevolking
een basale vorm van geletterdheid.
De grote deelname aan het onderwijs ging gepaard met een levendige discussie over de
beste manier om lezen en spellen te onderwijzen. Rond de eeuwwisseling werden de eerste
wetenschappelijke studies naar lezen uitgevoerd. Dit gebeurde in het psychologisch
laboratorium van de Duitser Wilhelm Wundt te Leipzig.
Vanuit een heel andere discipline, namelijk de (oog)geneeskunde, verschenen in die tijd de
eerste rapporten over leesproblemen. Deze studies betroffen aanvankelijk alleen mensen
die als gevolg van een ziekte plotseling niet meer konden lezen. Meestal hadden deze
mensen nog andere taalproblemen, een conditie die afasie wordt genoemd. In 1897
publiceerde de Britse schoolarts Kerr het eerste rapport over een jongen die voldoende
rekenvaardigheid had en ook een goed handschrift, maar niet kon lezen en spellen. Vanaf
dat moment wordt de term woordblindheid gehanteerd voor het verschijnsel van gemiddeld
of bovengemiddeld intelligente kinderen die problemen vertonen met het verwerven van
lees- en spellingvaardigheid.
Lezen en spellen: onderzoek en onderwijs
Cognitieve processen van lezen en spellen
Onderzoek naar lezen en spellen wordt vooral uitgevoerd door cognitief psychologen. Als we
over cognitieve processen spreken, worden meestal de processen bedoeld die
verondersteld worden plaats te hebben in de hersenen en die niet zichtbaar zijn. Alleen het
resultaat van het proces is dus zichtbaar.
Het model dat in de wetenschappelijke literatuur het meest aandacht heeft gekregen is het
zogenaamde twee-routemodel. Dit leesmodel veronderstelt twee manieren om een woord te
lezen. De eerste, de indirecte of fonologische route, lijkt erg op hoe kinderen in Nederland
leren lezen. Elke letter van het woord wordt omgezet in de daarbij behorende klank
(foneem). Deze klankreeks wordt vervolgens aan elkaar geregen en dat levert het
geschreven woord op. De tweede mogelijkheid om een woord te lezen, de directe of lexicale
route, omzeilt het gebruik van fonologische omzetting door een directe match te maken
tussen het geschreven woord en de spelling in het mentale lexicon. Deze route veronderstelt
,dus dat in het mentale lexicon niet alleen de klank, maar ook de spelling van het woord ligt
opgeslagen.
Waarom worden er nu twee manieren van lezen veronderstelt, terwijl een theorie eigenlijk zo
zuinig mogelijk zou moeten zijn? Stel dat woorden alleen via de fonologische route gelezen
zouden worden, dan zouden onregelmatige woorden steevast fout worden gelezen, omdat
de letter-klankomzetter regelgestuurd werkt. Omdat we ‘jus’ echter niet uitspreken zoals het
er staat, maar als ‘sju’, moet er wel een andere route zijn naar het mentale lexicon. Dit is dus
de directe route. Dat de fonologische route wel zeker nodig is, wordt verklaard uit het feit dat
er altijd onbekende woorden gelezen moeten kunnen worden.
Een ander model is het netwerk- of connectionistische model. Dit is geïnspireerd op de
werking van de hersenen. De veronderstelling is dat er
een groep neuronen gespecialiseerd is in het
herkennen van letters, een groep voor klanken en een
voor de betekeniselementen. Deze neurongroepen
zijn allemaal met elkaar verbonden. Tussen letters en
klanken bestaan de sterkste, meest consistente
relaties. De relatie tussen betekenisneuronen
enerzijds en letter- en klankneuronen anderzijds is
minder sterk. Het netwerkmodel, dat vele varianten
kent, biedt een alternatieve visie op het lees- en
spellingsproces.
Lees- en spellingsproblemen
Onderzoek naar cognitieve processen van lezen en spellen ging samen met onderzoek naar
lees- en spellingsproblemen. De vroegere veronderstelling was dat intelligentie en lezen en
spellen samenhangen, maar ook dat lezen en spellen dermate eenvoudig zijn dat iedereen
met een beetje intelligentie dit met gemak moet kunnen leren. Uit onderzoek blijkt dat de
relatie tussen intelligentie en lees- en spellingsproblemen weliswaar bestaat, maar niet erg
groot is. Wat maakt dan wel dat sommige kinderen moeite hebben met leren lezen en
spellen?
De eerste voordehandliggende veronderstelling was dat het een visueel probleem was: ze
kunnen de letters in de woorden niet goed waarnemen. Het werd echter al snel duidelijk dat
de visuele waarneming geen oorzaak van het leesprobleem was. Woordblindheid is
daarmee een inadequate term voor het aanduiden van lees- en spellingsproblemen.
Een andere veronderstelling was dat het mogelijk te maken heeft met het auditieve aspect
van taal. Onderzoek toonde aan dat het vermogen om klanken in gesproken woorden te
herkennen en te manipuleren samenhing met geletterdheid. Er kan echter geen oorzakelijk
verband gelegd worden tussen fonologische vaardigheden en lezen en spellen. De relatie
tussen leesvaardigheid en fonologische vaardigheden blijkt wederkerig te zijn.
Bewustwording van de losse klanken van een woord bevordert het lezen en het lezen op zijn
beurt bevordert kennis over de klankstructuur van woorden.
Hoe kinderen het beste leren lezen en spellen
De belangrijkste voorspeller van lees- en spellingprestaties is de kwaliteit van het onderwijs.
Belangrijke componenten in kwalitatief onderwijs zijn wat en hoe. Het wat betreft de kennis
van de leerkracht en het hoe gaat over de wijze waarop de leerstof het beste aangeboden
kan worden.
Een eerste vereiste is dat de leerkracht kennis heeft over de structuur van de geschreven
taal, dus kennis van de regels van de Nederlandse orthografie. Een tweede aspect betreft
, kennis over het lees- en spellingproces van kinderen. Dit hebben zij nodig om leerlingen te
begeleiden bij het leren van inconsistente klank-letterrelaties.
Wat het ‘hoe’ betreft wijst alles erop dat expliciete directe instructie (EDI) voor alle kinderen
het meest effectief is. Het expliciete van EDI verwijst naar de uitleg van elke stap die
genomen moet worden om tot het doel te komen. Het directe van EDI verwijst naar het
directe instructie model: de leerkracht is het model. Deze bepaalt het doel van de les, doet
aan de leerlingen voor wat er geoefend gaat worden, waarna de leerlingen de leerkracht
nadoen. Klassikale instructie en oefening wordt gevolgd door zelfstandige verwerking.
Lezen en spellen in andere talen en schriftsystemen
In Nederland en de meeste westerse landen is het schriftsysteem alfabetisch, wat betekent
dat met een beperkt aantal letters alle woorden geschreven kunnen worden. Door handige
lettercombinaties zoals ‘eu’ en ‘ui’ kan het aantal letters beperkt blijven.
Niet alle talen hebben een alfabetisch schriftsysteem. Zo kennen Indiase talen een
syllabisch schriftsysteem; voor elke lettergreep is er een schriftteken. Het Chinese schrift
kent voor elk woord een apart teken.
Wat het leren lezen en spellen betreft lijkt het alfabetisch schrift het meest efficiënt te zijn.
Desondanks bestaan er binnen de groep van alfabetische talen ook verschillen in de
snelheid waarmee het technisch lezen verworven wordt. Hoe onregelmatiger het schrift is,
hoe langer het duurt voordat kinderen enige vaardigheid in het decoderen hebben
verworven. Ook het aantal kinderen dat problemen met lezen en spellen ontwikkelt, lijkt
kleiner te zijn naarmate de regelmatigheid van het schriftsysteem groter is.
Leren lezen en spellen in de 21e eeuw
In Nederland is in 2009 besloten dat een leerling die bij de 10% zwakste lezers of de 10%
zwakste spellers en 16% zwakste lezers hoort in aanmerking kan komen voor de diagnose
dyslexie, waarbij uitgesloten moet worden dat het zwakke lezen het gevolg is van
inadequaat onderwijs. Dit laatste is nu precies het probleem. Orthopedagogen en
psychologen hebben heel vaak onvoldoende informatie over de kwaliteit van het geboden
onderwijs, waardoor ze moeten vertrouwen op de verklaringen van de leerkracht en de
school.
Dat het probleem van de kwaliteit van het onderwijs niet triviaal is, blijkt uit het feit dat een
belangrijk deel van de kinderen die extra hulp krijgt, binnen een jaar hun achterstand inhaalt.
Hierbij dient aangetekend te worden dat spelling het gemakkelijkst te remediëren is en de
leessnelheid van losse woorden het moeilijkst. Het is dus niet duidelijk hoeveel kinderen er
een ernstig leesprobleem hebben, zonder te weten of de leerling adequaat onderwijs heeft
gehad.
Hoofdstuk 29 Onderwijspedagogiek in neurocognitief perspectief: de rol van de
neurowetenschappen in onderwijzen en leren
Inleiding
Niemand zal betwisten dat de hersenen van belang zijn om te kunnen leren. Het idee dat
kennis van de hersenen van belang is om inzicht te krijgen in hoe wij leren heeft echter pas
relatief kort geleden aandacht gekregen. De ontwikkeling van technieken waarmee de
structuur en functie van de hersenen in beeld kan worden gebracht in de laatste jaren van
de 20e eeuw, heeft daar enorm aan bijgedragen.
De onderwijsneurowetenschappen combineren kennis en methoden uit de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ahuisman00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.