Zeer uitgebreide stappenplannen mededingingsrecht. Bij het maken is gebruik gemaakt van zowel het boek als de hoorcolleges en de jurisprudentie. Het is geschreven in samenhang met de 'beknopte' stappenplannen, dus ik raad aan om ze voor een compleet overzicht samen te kopen (ze zijn daarom ook besc...
1. SCP-paradigma
In de economische wetenschap wordt mededinging bezien aan de hand van drie grootheden
1.1. Structure: marktstructuur 1.2. Conduct: gedrag 1.3. Performance: prestaties
Aantal en relatieve omvang van vragers Prijzen Prijzen, winsten en aanbod in
en aanbieders verhouding tot de vraag
Toetredingsbarrières Productdifferentiatie Statische efficiëntie
Productie tegen de laagst mogelijke kosten en
precies in de hoeveelheid die de vraag
beantwoordt
Kunnen de ondernemingen elkaars Marketing Dynamische efficiëntie
gedrag volgen en daarop reageren? Innovatie
Overcapaciteit in stand
houden
NB. Veel innovatie kan leiden tot extra productdifferentiatie (prestaties hebben invloed op gedrag)
NB. Een hoge mate van innovatie kan resulteren in een wettelijk monopolie (IE-recht) (prestaties
hebben invloed op de marktstructuur)
NB. Een hoge mate van kosten-effectiviteit kan bijdragen aan het bestaan van een machtspositie
(prestaties hebben invloed op de marktstructuur)
NB. Metro I. Dit arrest ziet op selectieve distributie. Er blijkt dat het hof een brede schadetheorie
hanteert. Het hof kijkt niet alleen naar de consumentenwelvaart maar naar het hele plaatje: SCP. Je
moet niet alleen kijken naar de relatief starre prijsstructuur door die selectieve distributie, maar ook
naar de effecten op kwaliteit.
1.1. Marktstructuur
è Mededingingsrecht kan alleen van toepassing zijn op markten. Geen markt betekent geen
mededinging en dus geen mededingingsrecht.
Marktafbakening
United Brands r.o. 10: overwegende dat om vast te stellen of UBC een machtspositie op de
bananenmarkt bezit, het dienstig is deze markt zowel met betrekking tot het produkt als
geografisch te omschrijven;
- Productmarktafbakening
● Vraagzijde van de markt: bijvoorbeeld aan de hand van de SSNIP-test/hypothetische
monopolisttest: een prijsverhoging van 5-10% gedurende een periode van 1 à 2 jaar
vindt plaats. Geprobeerd wordt met empirische informatie te meten in welke mate deze
prijsverhoging lonend is voor de hypothetische monopolist.
NB. Als reeds hoge prijzen gelden door marktmacht, kunnen de resultaten misleidend
zijn: als er nog hogere prijzen komen kan dit onterechte inwisselbaarheid suggereren.
● Aanbodzijde van de markt: of een producent winstgevend kan overstappen op
productie van hetgeen waarvoor de markt wordt afgebakend (hangt af van benodigde
investeringen/terugverdientijd)
→ Des te moeilijker het is toe te treden, des te meer reden om aan te nemen dat het gaat
om een aparte productmarkt
1
, NB. Er vindt niet alleen concurrentie plaats o.b.v. prijs, maar ook o.b.v. kwaliteit. Dat
wordt bij die puur op prijs gerichte test niet meegenomen. Dat is dus misschien wel
een niet-realistische marktafbakening.
- Geografische marktafbakening
→ Het definiëren van een geografisch gebied waarbinnen de voorwaarden waaronder de
concurrentie plaatsvindt gelijk zijn, terwijl in het gebied daarbuiten de voorwaarden duidelijk
anders zijn: stel een beginpunt vast, maak het gebied groter en analyseer of in het steeds groter
wordende gebied de concurrentiewaarden gelijk blijven of gaan verschillen.
NB. Het hoeft geen aaneengesloten gebied te zijn.
● Elzinga-Hogarty test
- LIFO (Little In From Outside): wordt meer dan 10% van lokaal geconsumeerde goederen ergens
anders geproduceerd?
- LOFI (Little Out From Inside): wordt meer dan 10% van lokaal geproduceerde goederen ergens
anders geconsumeerd?
Op een van de vragen JA geantwoord? → Er is in dat gebied niet ‘Little’ aan goederen dat de grenzen
van het gebied overschrijdt: de markt is groter dan dat gebied. Dus: vergroot het gebied en doe dezelfde
test tot er een gebied is afgebakend waarbij de omvang aan goederenstroom minder dan 10% bedraagt:
dan is de geografische markt afgebakend.
NB. Voorzichtig: overheidsregels kunnen ervoor zorgen dat de scores 9% zijn maar dat producenten
toch worden belemmerd om goederen naar het andere gebied te exporteren.
NB. Markten zijn niet statisch maar veranderen in de tijd. Let daar vooral op bij hoogtechnologische
innovatiemarkten. Het veranderen van markten is van invloed op toetredingsbarrières. Innovatie is
immers duur.
1.2. Gedrag
- Er zijn oneindig veel gedragingen die meer of minder concurrentie kunnen opleveren. Het
vaststellen van gedrag moet meer omvatten dan het vaststellen van prijzen. Belangrijker dan
het gedrag of de parameter zelf is de noodzaak dat het gedrag schadelijk moet zijn.
1.3. Prestaties
- Er zijn meerdere manieren prestaties van markten te meten, bijv. kijken naar consumenten- en
producentenwelvaart. In het mededingingsrecht is consumentenwelvaart de overheersende
standaard. De gemene deler in alle opvattingen is dat deadweight loss moet worden vermeden:
het inefficiënt inzetten van middelen waardoor welvaartsverlies optreedt.
2. De geografische werkingssfeer van het mededingingsrecht
● De territoriale werkingssfeer van art. 101 en 102 VWEU
Uitgangspunt: de te beoordelen gedraging dient van invloed te zijn op de handel tussen lidstaten,
wil het Europese mededingingsrecht van toepassing zijn
- Zodra een kartelgedraging ‘in potentie in staat is’ de tussenstaatse handel te beperken, is het
EU-mededingingsrecht van toepassing. Het effect hoeft niet daadwerkelijk aanwezig te zijn
geweest. ‘in staat zijn’ wordt ruim geïnterpreteerd: ‘met een voldoende mate van
waarschijnlijkheid potentieel in staat zijn’ is al genoeg om eraan te voldoen.
- Het gaat om de invloed van het kartel op de contestability. Ook een kartel dat (deels) één lidstaat
bestrijkt, kan daardoor van invloed zijn op de handel tussen lidstaten → daadwerkelijke
drempelvorming moet aannemelijk worden gemaakt.
- De tussenstaatse handel kan op twee manieren beïnvloed worden door gedragingen die strikt
genomen niet in de EU plaatsvinden. 1. De handel van ondernemingen in de EU met lidstaten
buiten de EU. 2. Effectdoctrine: gedragingen die binnen de EU effect hebben op de interne
markt
- Houtslijp I: voor de effectdoctrine is niet vereist dat bijv. de kartelafspraak feitelijk binnen de
EU is overeengekomen, noch dat ondernemingen hun statutaire zetel binnen de EU hebben.
2
, Ook is niet vereist dat de mededingingsbeperking binnen de EU is uitgevoerd. Wegens het risico
van toepasselijkheid van een veelvoud van regels moeten de gevolgen gekwalificeerd zijn. Ze
moeten onmiddellijk en wezenlijk zijn (gerecht in Intel). Voor gevolgen binnen de EU is
het voldoende dat dat de producten waarop de mededingingsbeperking ziet in de EU worden
verkocht.
- VCH. Een afspraak die vrijwel het gehele grondgebied van een lidstaat bestrijkt is naar zijn
aard van invloed op de handel tussen lidstaten (r.o. 29). Dat bemoeilijkt immers het optreden
of binnendringen van productenen of verkopers van de andere lidstaat op de Nederlandse
markt (r.o. 30).
- Delimitis. Cumulatief- of bundeleffect. Het kan van invloed zijn op de handel tussen lidstaten
als vrijwel alle kroegen aan zo’n exclusieve leveringsovereenkomst gebonden zijn. Dat maakt
markttoetreding voor een buitenlandse speler lastiger.
● De territoriale werkingssfeer van het concentratietoezicht
- Het EU-recht is van toepassing als de concentratie een communautaire dimensie heeft.
→ Twee-derde regel: de concentratie wordt geacht een communautaire dimensie te hebben indien
de wereldwijde omzet van de te fuseren onderneming meer dan 5 miljard bedraagt waarvan er ten
minste 250 miljoen binnen de Unie moet worden behaald, tenzij beide ondernemingen meer dan twee
derde van hun omzet in één lidstaat behalen
→ Als die toets niet slaagt is er nog een andere toets. Als beide toetsen niet slagen is nationaal
mededingingsrecht van toepassing.
Gencor: de concentratie van twee ondernemingen die buiten de EU zijn gevestigd zal (tevens) op grond
van EU mededingingsrecht worden beoordeeld indien de ondernemingen goederen binnen de EU
verkopen en zij de hierboven genoemde omzetdrempels halen
● De territoriale werkingssfeer van de tot lidstaten gerichte
mededingingsregels
- Het VwEU is niet van toepassing indien er geen sprake is van invloed op de handel tussen
de lidstaten.
3. De personele werkingssfeer van het mededingingsrecht
→ Het mededingingsrecht richt zich tot ondernemingen en lidstaten
Onderneming (Höfner en Elser)
→ Elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze
waarop zij wordt gefinancierd
Belangrijke redenering: zodra een entiteit geen onderneming kan worden genoemd, wordt zij niet
geacht in een concurrentieverhouding tot anderen te staan. Dan kan het mededingingsrecht niet van
toepassing zijn.
→ Het kartelverbod is niet van toepassing op de relaties tussen ondernemingen die deel uitmaken van
een economische eenheid (als een moederonderneming de gedragingen van een dochteronderneming
controleert)
Economische activiteit
→ In ieder geval het aanbieden van goederen of diensten op een markt (Pavlov r.o. 75).
Van belang is dat het een activiteit is die in concurrentie kan worden verricht. Waar een markt
mogelijk is, geldt de activiteit als economisch en zijn de mededingingsregels van toepassing. Waar de
aanwezigheid van marktfalen zodanig prominent is dat marktwerking inefficiënt zou zijn, past geen
mededinging en dus geen mededingingsrecht
→ Het gaat daarbij niet om de entiteit, maar om de activiteit: kan de activiteit met dezelfde kwaliteit
worden verricht in een markt?
3
, →Veel van de (on)mogelijkheid van marktwerking is afhankelijk van politieke besluiten. De (nationale)
wetgever is daarmee van invloed op de personele werkingssfeer van de mededingsregels
à De entiteit is niet van belang, het gaat om de activiteit.
à Een entiteit kan zowel economische als niet-economische activiteiten verrichten. Bijv. een gemeente
die grond verkoopt en een gemeente die paspoorten uitgeeft.
à Wouters: advocaten zijn ondernemingen (r.o. 48). Daarmee is een vereniging van advocaten (NOVA)
ook een ondernemersvereniging (r.o. 64), tenzij deze een niet-economische activiteit verricht en tegen
die activiteit bezwaar wordt gemaakt. De Verordende bevoegdheid van de NOVA is daarom
zelfregulering van een economische activiteit.
à CNG (r.o. 44 en 45). Als je een economische activiteit gaat reguleren, is dat regulering van een
economische activiteit en dan is het ook zelf een economische activiteit. De vereniging die reguleert is
een ondernemersvereniging.
→ Overheidsprerogatief
Het Hof sloot Eurocontrol (entiteit die luchtverkeersleiding in de EU verzorgt) en Diego Cali (het
uitvoeren van preventieve milieucontrole) uit van het ondernemingsbegrip omdat zij een typisch
overheidsprerogatief zouden uitoefenen.
• Diego Cali r.o. 16: Voor de eventuele toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag
dient onderscheid te worden gemaakt tussen het geval waarin de staat handelt in de uitoefening
van overheidsgezag, en dat waarin hij economische activiteiten van industriële of commerciële
aard verricht, bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op de markt.
R.o. 18. Om de twee in rechtsoverweging 16 van dit arrest genoemde gevallen te kunnen
onderscheiden, dient de aard van de activiteiten van het openbare bedrijf of het lichaam
waaraan de staat bijzondere of exclusieve rechten heeft verleend, te worden onderzocht.
→ Solidariteitsdiensten (Albany, Pavlov, FENIN)
Solidariteitsdiensten (ziekenhuisfondsen/solidariteitsfondsen) worden soms uitgesloten van het
ondernemingsbegrip omdat bepaalde taken zoveel solidariteit vereisen dat concurrentie onmogelijk is
c.q. een markt niet kan bestaan. Het hof hecht dan waarde aan drie groepen criteria:
● De aan- of afwezigheid van een winstoogmerk c.q. een sociaal doel
● De mate waarin het solidariteitsbeginsel wordt uitgevoerd
Criteria: bestaat er een verplichting tot het aansluiten bij een dergelijk fonds, behandelt het
fonds deelnemers gelijk en heft het gelijke contributie (dus mensen die minder baat hebben
betalen voor mensen die meer baat hebben), is er solidariteit tussen verschillende fondsen en
in welke mate hangen de uitkeringen af van de opbrengsten van het fonds. Wat exact
doorslaggevend is is onbekend, maar waarschijnlijk: naarmate het fonds een hoge mate van
solidariteit vereist en aansluiting bij het fonds verplicht is, is het niet-economische karakter
eerder aanwezig
● Welke mate van overheidstoezicht is er op de activiteit?
AG2R: als een entiteit zonder winstoogmerk die een activiteit verricht met een hoge mate van
solidariteit in onderlinge concurrentie, wordt uitverkoren om de activiteit te gaan uitvoeren,
dan kan deze wel een onderneming zijn. Daarbij moet worden gekeken naar de voorwaarden
waaronder de entiteit de activiteit moet uitvoeren en onderhandelingsmarge die zij heeft bij
haar onderhandelingen met de toezichthouder. Overheidsbemoeienis staat dus op gelijke voet
met de andere criteria. De overheid zal voldoende toezicht moeten houden.
→ Fenin (r.o. 26)(upstream-theorie): Als een activiteit benedenstrooms niet ecoomisch is, is die
bovenstrooms ook niet economisch. Dus indien een entiteit voor een bepaalde activiteit is aangemerkt
als een onderneming, is zij dit ook bij de aankoop van grondstoffen voor die activiteit. De aankoop
daarvan wordt als onderdeel gezien van het aanbieden van het uiteindelijke product op de markt.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kleinganseijm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.10. You're not tied to anything after your purchase.